ECLI:NL:TNORAMS:2021:27 Kamer voor het notariaat Amsterdam 700352 / NT 21-25

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2021:27
Datum uitspraak: 04-11-2021
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): 700352 / NT 21-25
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie: De notaris heeft de eerste drie klachtonderdelen in zijn verweerschrift en ter zitting erkend. Ter zitting heeft de notaris ter toelichting verklaard dat hij in juni 2020 te maken had met ernstige persoonlijke omstandigheden, hij als gevolg van de COVID-19 crisis onder zeer grote druk stond en hij in die tijd ook door enkele klanten onder druk is gezet, uitgescholden en bedreigd.De notaris heeft klaagster een uitvoerige excuusbrief gestuurd en bij herhaling de bereidheid uitgesproken zijn excuses richting klaagster te herhalen tijdens een persoonlijk gesprek. Daarvan heeft klaagster geen gebruik gemaakt.Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat de excuses van de notaris een weinig oprechte indruk maken nu deze bijna een jaar na het gebeuren en pas nadat klaagster een klacht tegen de notaris had ingediend, zijn gemaakt. Verder heeft klaagster er op gewezen dat uitlatingen van de notaris zeer serieus worden genomen juist omdat hij notaris is. Naar aanleiding van de klacht van de notaris werd klaagster, die toen nog advocaat-stagiaire was, meteen bij de deken op het matje geroepen. Zij heeft veel tijd moeten steken in het maken van haar verweer en het “zuiveren van haar goede naam”. De notaris heeft vervolgens zonder enige toelichting richting de deken zijn klacht ingetrokken.De kamer is van oordeel dat de notaris niet alleen klaagster op ongepaste wijze heeft bejegend maar ook dat hij onjuiste informatie doelbewust heeft gedeeld met derden, waaronder kantoorgenoten van klaagster. Daarnaast heeft de notaris zich grievend uitgelaten jegens klaagster in persoon en heeft hij zich grievend uitgelaten over de persoon van klaagster tegen derden. Uit de e-mails van 24 en 25 juni 2020 blijkt dat de notaris meerdere malen op krenkende en beledigende wijze klaagster heeft benaderd en dat hij daarbij zijn eigen emoties niet in bedwang kon houden. Daarbij heeft hij ook de hele advocatuur beledigd. Een dergelijke manier van communiceren past niet bij een professionele beroepsbeoefenaar zoals een notaris. Daarvan mag een andere manier van bejegening worden verwacht; in het geval dat de notaris meende dat klaagster een onvolledige volmacht had toegezonden, had hij dat op een rustige  en zakelijke wijze duidelijk moeten en kunnen maken. De kamer acht de klachtonderdelen 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 derhalve gegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 4 november 2021 in de klacht met nummer 700352 / NT 21-25 van:

[Klaagster],

advocaat, gevestigd te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. D.G. Peters,

hierna: klaagster,

tegen:

mr. [notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

raadsman: mr. F.A. Chorus,

hierna: de notaris.

1.         Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 30 maart 2021, ingekomen op 6 april 2021;

- verweerschrift met bijlagen van 1 juni 2021, ingekomen op 3 juni 2021;

- e-mail met bijlagen (tevens per gewone post) van de raadsman van klaagster van 12 september 2021.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 23 september 2021 zijn partijen en hun raadslieden verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.      Klaagster is als advocaat verbonden aan het kantoor [naam] Advocaten te [vestigingsplaats]. Zij was op 25 juni 2020 werkzaam als advocaat-stagiaire (met als patroon haar huidige raadsman mr. Peters).

2.2.      In die periode trad klaagster op voor één van haar cliënten in een echtscheidingszaak (hierna: de man) en behartigde zijn belangen terzake de verdeling van de voormalig echtelijke woning. Deze woning diende te worden toegedeeld aan de ex-partner van de man, de cliënte van de notaris (hierna: de vrouw). De termijn van de bijbehorende financiering voor de vrouw zou op 29 juni 2020 aflopen.

2.3.      Op maandag 22 juni 2020 is overleg gevoerd tussen klaagster, de vrouw en de dochter van de man en de notaris.

2.4.      Op dinsdag 23 juni 2020 bleek de man als gevolg van zijn detentie niet in staat te zijn om op het kantoor van de notaris de akte van levering te ondertekenen. Na telefonisch contact heeft klaagster met de notaris afgesproken dat zij de volmacht in de penitentiaire inrichting (PI) zou laten ondertekenen door de man en tevens een kopie legitimatiebewijs van hem zou verkrijgen. Nadien heeft klaagster de door de man ondertekende volmacht per e-mail aan de notaris toegezonden.

2.5.      Bij e-mail van 24 juni 2020 (08:51 uur) heeft de notaris aan klaagster en onder meer ook aan het algemene e-mailadres van haar kantoor, geschreven: “Met verbazing nam ik kennis van onderstaande e-mail. U had beloofd dat de handtekening van [de man … kvn] zou worden gelegaliseerd; zou dat niet, vanwege de detentie van [de man …kvn], op de wettelijk voorgeschreven weg zijn (legalisatie bij notaris) zegde u toe ervoor te zorgen dat er een handtekening van de Rechter Commissaris met stempel ter legalisatie op zou worden geplaatst èn u zou ervoor zorgen dat er een kopie van een geldig legimitatiebewijs van [de man …kvn] mee zou worden gezonden. U bent niets van deze toezeggingen nagekomen. Zelfs een simpele paraaf op de eerste bladzijde ontbreekt.
Gezien de onderstaande correspondentie, lijkt het er zelfs op, dat u het laten ondertekenen uit handen hebt gegeven.
Het moge duidelijk zijn: aan deze (door wie?) getekende volmacht heb ik niets. De zaak kan bij mij op kantoor niet verder.
Ik aanvaard geen enkele aansprakelijkheid die mogelijk uit de vertraging, al dan niet veroorzaakt door het niet juist laten tekenen van de volmacht, volgt nog zal volgen. U dient zich te realiseren dat deze onvoldoende performance ook financiële schade kan opleveren bij de ex-echtgenote. Zij behoeft niet te berusten in de schade die uw handelwijze oplevert.
Behoudens uw tegenbericht ga ik er van uit dat u thans wel per ommegaande uw toezeggingen nakomt.”

2.6.      Bij e-mail van diezelfde dag (16:23 uur) heeft klaagster daarop geantwoord en de notaris uitgelegd wat er volgens haar precies is voorgevallen.

2.7.      Bij e-mail van 25 juni 2020 (08:06 uur) heeft de notaris geschreven: “(..)
Het heeft er alle schijn van dat met het schrijven van uw onderstaande tekstje, meer tijd is gaan zitten, dan met de enigszins zorgvuldige omgang met de belangen van uw cliënt in de afwikkeling van de scheiding, ten deze in het bijzonder, de verdeling van de gemeenschappelijke woning, welke handelingen slechts waren terug te voeren op een heel simpele werkzaamheid, namelijk het deugdelijk laten paraferen en ondertekenen van een volmacht. Niets meer en niets minder. U hebt aangeboden de volmacht te doen ondertekenen en dat hebt u werkelijk ontzettend slecht en ondermaats afgehandeld. Hoe moeilijk kan het zijn?
Ik weet dat advocaten het allemaal niet zo nauw behoeven te nemen met de waarheid; dit in tegenstelling tot notarissen. U kunt dan ook – in tegenstelling tot notarissen – simpelweg geheel vrij van waarheden en feiten, schrijven wat u het beste uitkomt. En daar hebt u in uw onderstaand tekstje dan ook gretig gebruik van gemaakt. Ik heb nooit, maar dan ook werkelijk nooit gezegd dat een, door, wie weet, gemaakte kopie van een legitimatiebewijs, aanvaardbaar zou zijn. Ik zal die frase van u dan ook maar afdoen als een emotionele oprisping van u.
Dat u stelt dat cliënt de handtekening in uw aanwezigheid heeft gezet, wordt op geen enkele wijze onderbouwd. (..) Waarom zo’n ondermaats optreden en dito communicatie? (..)
Verder is uw suggestie dat de zaken hier lang hebben geduurd of traag zijn behandeld (de 22 en 23 juni frasen van u) abject en eigenlijk een beetje zielig. En dan verwijzen naar mijn medewerkster(s) is infaam en abject. (..) Ik hoef geen excuus van iemand die op grond van regelgeving niet-waarheden mag debiteren en dus eigenlijk doet wat haar is toegestaan. Maar kennelijk had u het nodig deze niet-waarheid (anderen zouden het wellicht een tendentieuze leugen noemen) te debiteren. Ook als een emotionele oprisping kwalificeren dan maar? (..)
Met deze quote laadt u de verdenking op u, dat u, in de wetenschap dat de ex van cliënt toch al voor alles opdraait, opzettelijk en expres ondermaats presteerde. Een infame en abjecte opstelling. Maar het zal u als advocaat niet deren; u mag immers alles.
Gevolg gevend aan het plaatsen van de verantwoordelijkheid voor het onvoldoende (doen) onderteken, waar die hoort (namelijk bij u) ligt het dan ook op uw weg, de door uzelf veroorzaakte omissies recht te zetten en dat op tijd. Het kan niet zo zijn dat u, anderen voor uw eigen foutenkarretje spant. De deadline is op 29 juni aanstaande (ondertekenen op mijn kantoor) omdat dan de financieringsofferte van mevrouw verloopt (..). En als de termijn door uw dralen en ondermaatse prestaties verloopt, en mevrouw schade oploopt, lijkt me dat een probleem tussen cliënt en mevrouw. Mogelijk dat een advocaat van mevrouw niet alleen uw cliënt maar ook u aansprakelijk stelt. Desgevraagd zal ik die advocaat daar dan zeker op attenderen. (..)

Van feiten is geen sprake, anders dan uw ondermaats en onkundig optreden dat u dat (u suggereert het hardop zelf) ook nog eens mogelijk expres hebt gedaan in de wetenschap dat cliënt geen enkel verhaal biedt. U geeft overtuigend inhoudt aan het adagium: “Na mij de zondvloed.”
Nu u aangeeft dat cliënt geen enkel verhaal biedt, ben ik niet bereid onbezoldigd naar de PI te gaan. Mogelijk wilt u, (..), mijn honorarium en kilometervergoeding betalen? Ik ben dan immers uw omissies aan het herstellen? (..)
Want waar het namelijk “in the end” op neerkomt, is dat u, afgestudeerd in het Nederlandse recht, met een meesterstitel, met een volmacht (die u niet eens zelf heeft hoeven opstellen) naar meneer bent toegegaan (althans naar eigen zeggen) hem naar uw eigen zeggen persoonlijk hebt ontmoet/gezien en met de bekendheid dat u een autoriteit (u suggereerde de RC; ik noemde nog als optie een directeur; we wisten in ieder geval beiden van het belang) een aantekening op het stuk zou moeten zetten en dat er een kopie legitimatiebewijs mee terug zou moeten komen (..) en dat u, met al die bagage, met helemaal niets bent teruggekomen, anders dan een scan van een alleen op een tweede pagina geplaatste krabbel; onbekend van wie. (..)”

2.8.      Bij e-mail van 25 juni 2020 (11:39 uur) heeft klaagster de notaris geantwoord: “(..)
Met betrekking tot uw e-mail die u om 8:06 uur naar mij heeft verzonden deel ik u mede dat ik daar later op terug kom. (..)
Ik wil graag het volgende weten:
-de afdelingshoofd van PI Schiphol heeft aangegeven dat hij de handtekening (door middel van een zinsnede voor gezien en getekend door [de man …kvn] in het bijzijn van dhr. [A] – afdelingshoofd, met een stempel erop) van cliënt wil legaliseren. Is dit voldoende
De voltallige directie is vandaag afwezig in verband met een heidag.
- een kopie van het id-bewijs zal worden bijgevoegd en er wordt een zin opgenomen in de volmacht dat de afdelingshoofd het id-bewijs heeft gecontroleerd en geverifieerd.
- op iedere pagina komt een paraaf van cliënt.
Mochten er nog essentiële zaken ontbreken, dan verneem ik dat graag van u.
Kunt u mij per omgaande laten weten of dit voldoende is?”

2.9.      Daarop heeft de notaris diezelfde dag om 11:45 uur per e-mail geantwoord dat de door klaagster voorgestelde handelwijze akkoord is.

Vervolgens is klaagster met een door de man ondertekende volmacht naar het kantoor van de notaris gegaan en heeft zij na afgifte van de volmacht om een ontvangstbevestiging verzocht. De notaris weigerde aan het verzoek van klaagster te voldoen en sommeerde haar om te vertrekken. Toen klaagster niet wilde weggaan zonder ontvangstbewijs, zei de notaris tegen klaagster: “Je bent een sujet”, en belde hij de politie. Klaagster heeft buiten het kantoor van de notaris de komst van de politie afgewacht en haar verhaal gedaan.
             

2.10.    Vervolgens heeft de notaris, bij e-mail van diezelfde dag (17:03 uur), klaagster geschreven dat de ondertekende volmacht van de cliënt van klaagster op zijn kantoor in goede orde was ontvangen en dat inmiddels een pro forma afspraak was gemaakt om de akte van verdeling de volgende dag te ondertekenen.

2.11.    Bij e-mail van 18:34 uur heeft mr. Peters een e-mail aan de notaris gezonden waarin is vermeld: “Zojuist spraken wij over mijn collega [klaagster] die bij u op kantoor een volmacht langs bracht voor een cliënt die thans gedetineerd zit. U wilde een van de vennoten van ons kantoor spreken om uw beklag te doen over haar en gaf een beschrijving van de wat er de afgelopen dagen gebeurd zou zijn. De beschrijving kwam echter geenszins overeen met de mailwisseling die u steeds naar de informatiebox van ons kantoor zond zodat deze door meerdere personen gelezen wordt en ik zodoende ook reeds op de hoogte was van de inhoud daarvan.
De inhoud van die mails daar lusten de honden geen brood van. (..)
Toen ik u vertelde dat ik reeds op de hoogte was van de mail wisseling en dat die geenszins overeen kwam met uw beschrijving van de feiten kondigde u aan een klacht tegen [klaagster] in te dienen. Omdat u haar een sujet beleef noemen, heb ik de verbinding verbroken.”

2.12.    De notaris heeft vervolgens diezelfde dag een klacht bij de Amsterdamse Orde van Advocaten ingediend. In de klacht is het volgende vermeld: “(..) [klaagster] heeft, zelfs niet na veelvuldig verzoek, mijn kantoor niet willen verlaten. –[Klaagster] heeft mij gevraagd notariële verklaringen af te leggen die ik niet wil afleggen en die bovendien geen recht doen aan de zaak waar [klaagster] de verklaringen voor vroeg. – [Klaagster] bleef, nadat ze mijn kantoor verliet, nog een tijd op mijn parkeerterrein staan bellen terwijl ik haar vroeg of ze ook mijn parkeerterrein wilde verlaten. Ze weigerde. – Cliënten op weg naar mijn kantoor hebben haar misnoegen meegekregen. – Ik heb de politie moeten bellen om haar van mijn terrein te krijgen. – [Klaagster] heeft haar geheimhouding geschonden door het gebeurde met mijn cliënte telefonisch zowel binnen mijn kantoor als op het parkeerterrein, behorende bij mijn kantoor te bespreken. Cliënte heeft mij dat inmiddels bevestigd. – [Klaagster] heeft beide cliënten (het betreft de afwikkeling van een scheiding) tendentieus informatie gegeven over de status van de volmacht (zie hierna), meer in het bijzonder, dat die niet bruikbaar zou zijn. – Ik verwijt [klaagster] onvoldoende vervulling van de door haarzelf aangeboden diensten, schending van haar geheimhouding, onjuiste informatievoorziening naar niet alleen haar eigen cliënt maar ook aan iemand die niet haar cliënte is als ook tendentieus gedrag op/nabij mijn kantoor. – Ik verwijt haar bovendien dat ze op schrift (email) liegt en mij beticht van zaken die ik niet heb gedaan. – Ik verwijt haar insubordinatie en kantoorvredebreuk. Als ik zeg als notaris, dat zijn mijn kantoor moet verlaten, dan dient zij die te verlaten. Ze weigerde meermaals. Daarom belde ik de politie. (..)”   

2.13.    Klaagster heeft in haar e-mail van 3 juli 2020 (onder andere) aan de deken de gang van zaken toegelicht: “(..)
* Cliënt was op een speciale corona afdeling, waarop de heer [A] mij heeft gevraagd of ik aanwezig wilde zijn bij het laten ondertekenen van de volmacht. Ik heb bevestigd dat ik dat wilde en heb door het glas gezien dat cliënt de volmacht heeft getekend, waarna de heer [A] voor legalisatie zijn handtekening op de volmacht heeft geplaatst. De tekst van de legalisatie van de handtekening en verificatie van het id-bewijs had ik zelf op de volmacht geschreven. (..)
* De medewerkster nam de volmacht weer mee. Enige tijd later kwam [de notaris] de wachtkamer binnen stormen en ging op een hele intimiderende wijze naast de tafel staan waar ik zat. Het eerste wat hij zei is dat ik ongewenst was, dat ik moest wegwezen en dat hij de politie zou bellen. Dat deed hij met veel boosheid. (..) Ik heb hem nogmaals gevraagd waarom hij zo deed en dat ik alleen maar een ontvangstbewijs wilde, waarop hij antwoordde: ‘Ik heb een schurfthekel aan advocaten’ en ‘je bent een sujet’ waarop hij in de deuropening van de wachtkamer ging staan en zei: “Ik twijfel ernstig aan je kennis’, en herhaalde dat ik moest wegwezen, en dat hij de politie zou bellen.(..)
* Omdat het enige tijd duurde en ik niet de indruk wilde wekken dat ik iets te verbergen had, heb ik om 16:42 uur contact opgenomen met het algemeen nummer van de politie (..) zag ik intussen dat de politie de straat kwam inrijden. (..) De agenten deelde mij mede dat dit een civielrechtelijke kwestie was. (..)
Verder wil ik u mededelen dat ik stevig in mijn schoenen sta en niets te verbergen heb, maar nu ik dit alles zo heb opgeschreven, zal ik dit verslag wel degelijk als klacht indienen bij het Koninklijke Notariële Broederschap en ik denk nog steeds na over het doen van een aangifte bij de politie wegens smaad en belediging.”

 

2.14.    Het kantoor van klaagster maakt gebruik van een externe telefoondienst, Telecount. In een e-mail van 6 juli 2020 heeft de medewerkster van Telecount verslag gedaan van een tweetal gesprekken met de notaris. Zij heeft daarover verklaard:

“(..) Hierbij informeer ik u (voor zover ik het mij kan herinneren) over de gesprekken die ik op 25 juni jl. had met [de notaris] van [naam] Notarissen.

25-6 16.52 uur: [De notaris] van [naam] Notarissen is boos omdat [klaagster] zich bij hen op de parkeerplaats zou misdragen. Hij had de politie reeds gebeld. (..)

25-6 17.00 uur: [De notaris] belt nogmaals. Hij vindt het een blamage voor advocatenkantoor [naam] en vindt dat Notariskantoor [naam] hiermee in diskrediet gebracht wordt. Hij is nog steeds erg boos. [Klaagster] zou hem ervan beschuldigd hebben dat hij haar aangeraakt zou hebben. Hij gaf aan dat hij dat nooit zou doen omdat ze daar veel te lelijk voor is. Ik heb hem gevraagd het een beetje beschaafd te houden. Hij gaf aan dat [klaagster] zich ook niet beschaafd had gedragen. (..)”

2.15.    Naar aanleiding van de door de notaris ingediende klacht is klaagster door de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten, mr. E.J. Henrichs, voor een gesprek uitgenodigd. Dit gesprek heeft op 8 juli 2020 plaatsgevonden, waarna een verslag van het gesprek is opgesteld.

2.16.    Bij brief van 5 mei 2021 heeft de notaris de tegen klaagster ingediende klacht ingetrokken.

2.17.    Bij brief van 10 mei 2021 heeft de notaris klaagster zijn excuses gemaakt voor zijn gedrag en uitlatingen jegens haar voor het gebeurde sinds 22 juni 2020.

3.          De klacht

3.1.      De klacht ziet op het handelen en nalaten van de notaris, meer in het bijzonder de grievende uitlatingen en de bejegening van klaagster door de notaris, waardoor hij zich niet heeft gedragen zoals dat van een professionele notaris mag worden verwacht, ex artikel 103 jo. artikel 99 jo artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna).

Klaagster verwijt de notaris:

  1. ongepaste bejegening van klaagster per e-mail en het doelbewust delen van onjuiste informatie met derden;
  2. het doen van grievende uitlatingen aan klaagster in persoon;
  3. het doen van grievende uitlatingen over de persoon van klaagster tegenover derden en het delen van onjuiste informatie met derden;
  4. misbruik van klachtrecht;
  5. ongepaste handelwijze tegenover een stafmedewerker van de deken.

3.2.      Ter onderbouwing van de eerste klacht verwijst klaagster naar het e-mailverkeer zoals dat hierboven is geciteerd. Voor de tweede klacht wijst klaagster op haar bezoek aan het kantoor van de notaris op 25 juni 2020 en hetgeen toen is voorgevallen. Voor de derde klacht verwijst klaagster naar het verslag van de medewerkster van Telecount zoals dat hierboven is geciteerd. Ter onderbouwing van haar vierde klacht voert klaagster aan dat de notaris telefonisch aan het bureau van de deken had laten weten dat hij zijn klacht zou doorzetten omdat klaagster tegen hem ook een klacht wilde indienen. Verder wijst klaagster op een verzoek van de voormalig raadsman van de notaris om de zaak af te doen door over en weer excuses aan te bieden waarna de klachten tegen elkaar konden worden ingetrokken. Voor de vijfde klacht wijst klaagster op uitlatingen van de stafmedewerker van de deken die evenals klaagster op onheuse wijze door de notaris was bejegend.

4.          Het verweer

De notaris heeft de klacht wat betreft de klachtonderdelen 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 erkend. Klachtonderdeel 3.1.4 heeft de notaris gemotiveerd betwist en voor wat betreft klachtonderdeel 3.1.5 heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat klaagster hierin niet-ontvankelijk is. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      De kamer zal de klachtonderdelen 3.1.4 en 3.1.5 als eerste behandelen.

In klachtonderdeel 3.1.4 verwijt klaagster de notaris misbruik van het klachtrecht.

Door aan intrekking van zijn klacht bij de deken de voorwaarde te verbinden dat klaagster haar klacht bij de notariskamer zou intrekken, heeft de notaris het klachtrecht gebruikt als onderhandelingsinstrument, wat hem niet is toegestaan.

In zijn verweer heeft de notaris aangevoerd dat het hem vrijstond een klacht tegen klaagster bij de deken in te dienen. Volgens de notaris heeft hij de klacht niet  ingediend om klaagster in haar eigen klachtrecht te beperken, of om van een klacht tegen hem ‘af te komen’.

De kamer overweegt dat – hoewel het de notaris in zijn algemeenheid vrijstaat een dergelijke klacht in te dienen – met het indienen van de onderhavige klacht en hetgeen daarna is voorgevallen, in ieder geval de schijn heeft gewekt dat hij die klacht gebruikte om te bewerkstelligen dat klaagster geen klacht tegen hem zou indienen althans de tegen hem ingediende klacht zou intrekken. Daarmee heeft de notaris het klachtrecht gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, namelijk het aan de kaak stellen van mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen van - in casu – een advocaat. Daarnaast heeft hij getracht te voorkomen dat zijn eigen handelen tuchtrechtelijk beoordeeld zou worden. Daardoor wordt één van de doelen van het tuchtrecht, te weten het bewaken van de kwaliteit van het notariaat, gefrustreerd. De omstandigheid dat de notaris uiteindelijk zijn klacht bij de deken (onvoorwaardelijk) heeft ingetrokken doet aan het voorgaande niet af.

De kamer acht dit klachtonderdeel daarom gegrond.

5.3.      In klachtonderdeel 3.1.5 verwijt klaagster de notaris dat een stafmedewerker van de deken op soortgelijke ongepaste wijze door de notaris is bejegend.

De notaris heeft aangevoerd dat klaagster in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is  nu zij immers geen belanghebbende is, en evenmin is gebleken dat klaagster  de betreffende stafmedewerker en/of de Orde van Advocaten vertegenwoordigt.

Dit verweer slaagt. Met de notaris is de kamer van oordeel dat indien een stafmedewerker van het Bureau van de Orde van Advocaten een klacht tegen de notaris wil indienen, zij dit zelf (al dan niet met behulp van een gemachtigde) moet en kan doen. De kamer acht dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

5.4.      Ten aanzien van de eerste drie klachtonderdelen overweegt de kamer het volgende.

De notaris heeft de eerste drie klachtonderdelen in zijn verweerschrift en ter zitting erkend. Ter zitting heeft de notaris ter toelichting verklaard dat hij in juni 2020 te maken had met ernstige persoonlijke omstandigheden, hij als gevolg van de COVID-19 crisis onder zeer grote druk stond en hij in die tijd ook door enkele klanten onder druk is gezet, uitgescholden en bedreigd.

De notaris heeft klaagster een uitvoerige excuusbrief gestuurd en bij herhaling de bereidheid uitgesproken zijn excuses richting klaagster te herhalen tijdens een persoonlijk gesprek. Daarvan heeft klaagster geen gebruik gemaakt.

Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat de excuses van de notaris een weinig oprechte indruk maken nu deze bijna een jaar na het gebeuren en pas nadat klaagster een klacht tegen de notaris had ingediend, zijn gemaakt. Verder heeft klaagster er op gewezen dat uitlatingen van de notaris zeer serieus worden genomen juist omdat hij notaris is. Naar aanleiding van de klacht van de notaris werd klaagster, die toen nog advocaat-stagiaire was, meteen bij de deken op het matje geroepen. Zij heeft veel tijd moeten steken in het maken van haar verweer en het “zuiveren van haar goede naam”. De notaris heeft vervolgens zonder enige toelichting richting de deken zijn klacht ingetrokken.

De kamer is van oordeel dat de notaris niet alleen klaagster op ongepaste wijze heeft bejegend maar ook dat hij onjuiste informatie doelbewust heeft gedeeld met derden, waaronder kantoorgenoten van klaagster. Daarnaast heeft de notaris zich grievend uitgelaten jegens klaagster in persoon en heeft hij zich grievend uitgelaten over de persoon van klaagster tegen derden. Uit de e-mails van 24 en 25 juni 2020 blijkt dat de notaris meerdere malen op krenkende en beledigende wijze klaagster heeft benaderd en dat hij daarbij zijn eigen emoties niet in bedwang kon houden. Daarbij heeft hij ook de hele advocatuur beledigd. Een dergelijke manier van communiceren past niet bij een professionele beroepsbeoefenaar zoals een notaris. Daarvan mag een andere manier van bejegening worden verwacht; in het geval dat de notaris meende dat klaagster een onvolledige volmacht had toegezonden, had hij dat op een rustige  en zakelijke wijze duidelijk moeten en kunnen maken. De kamer acht de klachtonderdelen 3.1.1, 3.1.2 en 3.1.3 derhalve gegrond.

Maatregel

5.5.      De kamer vindt de verweten gedragingen ernstig. De inhoud en toonzetting van de e-mails van de notaris aan klaagster van 24 en 25 juni 2020, de wijze waarop hij klaagster heeft gesproken op zijn kantoor, het ook aan het kantoor van klaagster toezenden van genoemde e-mails zonder enige noodzaak en met het kennelijke doel daarmee klaagster persoonlijk te treffen en het indienen van de klacht bij de deken waar dat niet geëigend was, zijn uitermate grievend voor klaagster geweest en daarnaast beledigend voor een advocaat. Een dergelijke handelwijze past een notaris in het geheel niet.

Daar komt nog het volgende bij. In de periode van 2009 tot 2014 zijn aan de notaris achtereenvolgens de maatregelen van waarschuwing, berisping en waarschuwing opgelegd door de kamer. In 2014 heeft de kamer aan de notaris twee maal de maatregel van berisping opgelegd voor gedragingen, vergelijkbaar met de gedragingen waarover thans een oordeel aan de kamer wordt gevraagd.

Bij de laatste beslissing van de kamer van 27 november 2014 heeft de kamer het volgende overwogen:

“In de uitspraak van de kamer d.d. 22 mei 2014 heeft de kamer aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd voor het feit dat de notaris klager in die zaak, nadat deze diverse keren om opheldering had verzocht, schriftelijk heeft gedreigd met het in rekening brengen van zijn uurtarief. Deze gedraging van de notaris acht de kamer vergelijkbaar met de gedragingen waarover thans een oordeel aan de kamer wordt gevraagd. Uitsluitend omdat de kamer thans een oordeel moet geven over klachten die een periode betreffen die is gelegen vóór deze uitspraak van 22 mei 2014, zal de kamer de notaris in onderhavige zaak nogmaals de maatregel van berisping opleggen. In het geval dat opnieuw een klacht tegen de notaris wordt ingediend en de kamer zou blijken dat de notaris gedragingen, vergelijkbaar met de gedragingen waarover thans wederom een oordeel aan de kamer worden gevraagd, voortzet na de datum van onderhavige beslissing, zal bij gegrondverklaring een ernstiger maatregel geïndiceerd zijn.”

De voorzitter heeft ter zitting deze uitspraak aan de notaris voorgehouden en hij heeft daarop gereageerd. Ter zitting heeft de raadsman van de notaris als subsidiair verweer verzocht om, indien de kamer zou beslissen de klacht gegrond te verklaren en een maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt op te leggen, deze maatregel een voorwaardelijk karakter te geven. De kamer overweegt dat de wet daartoe geen voorziening biedt en wijst het verzoek daarom af.

De kamer overweegt dat de kamer telkenmale waarschuwingen (in de vorm van waarschuwingen en berispingen) heeft afgegeven aan de notaris. De notaris heeft deze waarschuwingen onvoldoende opgepakt. Cliënten, derden en maatschappij mogen van een notaris een zorgvuldig, beheerst en professioneel handelen verwachten.

Gelet op genoemd tuchtrechtelijke verleden van de notaris en zijn daarna onveranderde houding ziet de kamer reden voor het opleggen van de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt. De eerder aan de notaris opgelegde maatregelen, waaronder twee keer de maatregel van berisping, hebben kennelijk (nog steeds) niet blijvend geleid een serieuze gedragsverandering.

Gelet op het feit dat de laatste uitspraak van de kamer dateert van ongeveer zeven jaar geleden, op de excuses die de notaris (uiteindelijk) aan klaagster heeft gemaakt en de geschetste persoonlijke omstandigheden van de notaris, alsmede de omstandigheid dat de notaris blijkens de inhoud van zijn excuusbrief aan klaagster en zijn houding op de zitting de onjuistheid van zijn handelen inziet, ziet de kamer aanleiding om de duur van de schorsing in de uitoefening van het ambt te beperken tot vier weken.

5.6.      Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

Vergoeding griffierecht aan klaagster

5.7.      Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster te vergoeden.

Kostenveroordeling

5.8.      Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de volgende kosten:

a. € 50,- kosten van klaagster;

b. € 1.000,- kosten van klaagster bestaande uit door derde aan klaagster beroepsmatig verleende bijstand;

c. € 2.000,- kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.9.      De notaris dient de kosten van klaagster en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te voldoen. Klaagster dient daartoe tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.10.    De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.11.    Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart klaagster in het klachtonderdeel 3.1.5 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de klachtonderdelen 3.1.1., 3.1.2, 3.1.3 en 3.1.4 gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van vier weken op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van klaagster van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.9 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van de raadsman van klaagster van € 1.000,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.9 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.10 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.J. Dijk, voorzitter, E.F. van Bolhuis en A.J.H.M. Janssen, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2021 door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).