ECLI:NL:TNORAMS:2021:16 Kamer voor het notariaat Amsterdam 695247 / NT 20-56 en 695248 / NT 20-57

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2021:16
Datum uitspraak: 25-05-2021
Datum publicatie: 08-07-2021
Zaaknummer(s): 695247 / NT 20-56 en 695248 / NT 20-57
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De notaris heeft in zijn verweer betoogd dat de onderhavige klacht een wederklacht is van klager, omdat de notaris een klacht aangaande klager heeft ingediend bij de deken, zulks na voorafgaande consultering van een oud-deken. De notaris heeft daarbij aangevoerd dat het tuchtrecht als hoofddoelstelling het bewaken van de integriteit van de beroepsgroep heeft, waarbij – naast het belang van de beroepsgroep – ook een algemeen belang een rol speelt: het goed functioneren van het publieke vertrouwen in het notariaat, maar dat het tuchtrecht niet is bedoeld is voor een klacht als de onderhavige.  De kamer overweegt in dit verband allereerst dat klager niet als (ex-) vertegenwoordiger van [F] zijn klacht heeft ingediend maar in zijn hoedanigheid van advocaat pro se, die door de notarissen schriftelijk en telefonisch is benaderd en daarbij – naar hij meent – op onoorbare en onnodig grievende wijze op zijn handelen is aangesproken. Nu de notarissen klager uit eigener beweging hebben benaderd over een door hem opgestelde overeenkomst in een zaak waarin zij betrokken notaris zijn, hem daarbij telefonisch en schriftelijk hebben geadresseerd over zijn handelen, heeft klager een ‘eigen belang’ om het handelen van de notarissen aan de kamer voor te kunnen leggen. Tegen de achtergrond dat blijkens de parlementaire geschiedenis een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure is beoogd, wordt klager in zijn klacht ontvangen. Dat  klager zijn klacht volgens de notaris als ‘wederklacht’ heeft ingediend - wat daar ook van zij - doet daar niet aan af.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 25 mei 2021 in de klacht met nummers 695247 / NT 20-56 en 695248 / NT 20-57 van:

[Klager],

wonende te [woonplaats],

hierna: klager ,

tegen:

[Notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris ,

en

[Kandidaat-notaris] ,

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna: de kandidaat-notaris ,

hierna tezamen: de notarissen .

1.          Het verloop van de procedure

1.1.       Bij e-mailbericht van 24 december 2020 heeft klager bij de kamer een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2.       Bij e-mailbericht van 28 januari 2021 heeft de notaris een verweerschrift met bijlage ingediend.

1.3.       Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 13 april 2021 zijn klager en de notarissen verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.       Op 30 januari 2019 is [erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden. Zij was op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [C]. In eerste echt was zij gehuwd met [A] en in tweede echt met [B]. Beide huwelijken zijn door echtscheiding ontbonden. Als afstammelingen heeft erflaatster achtergelaten [D] (hierna: [D]) en [E] (door erflaatster geadopteerd: hierna: [E]). Het vermogen van [E] is onder bewind gesteld.

2.2.       Bij testament van 8 juli 2008, verleden door notaris mr. R.A.H.J. van Loon, heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt.

Uit de verklaring van erfrecht van 5 april 2019, verleden door de notaris, blijkt dat erflaatster haar echtgenoot [C], [D] en [E] als haar enige erfgenamen heeft achtergelaten. In het testament is de volgende uitsluitingsclausule opgenomen:

"Ik bepaal dat hetgeen uit mijn nalatenschap wordt verkregen, vorderingen wegens onderbedeling daaronder begrepen, hetgeen voor een en ander in de

plaats treedt, alsmede de vruchten en inkomsten daarvan niet zullen vallen in enige gemeenschap van goederen waarin de verkrijger gehuwd mocht zijn of

mocht huwen en niet in aanmerking mogen worden genomen bij de toepassing van enig verrekenbeding, en evenmin mogen worden betrokken in enig

deelgenootschap. Het bepaalde in de vorige zin is tevens van toepassing bij een geregistreerd partnerschap of duurzaam samenwonen .”

De echtgenoot van erflaatster en [D] hebben de nalatenschap van erflaatster zuiver aanvaard. De bewindvoerder van [E] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.3.       Op 16 september 2020 is de laatste echtgenoot van erflaatster, [C] (hierna: erflater), overleden. Erflater had twee biologische kinderen, [F] (hierna: [F]) en [G]  (hierna: [G]). Ook het vermogen van [G] staat onder bewind. Erflater heeft [F] en [G] bij testament onterfd.

2.4.       Erflater heeft [D] tot executeur benoemd. [D] heeft die benoeming aanvaard en de kandidaat-notaris en notarieel medewerker [H] (hierna: [H]) aan zich toegevoegd.

2.5.       Klager is de advocaat van [F]. Klager heeft op diens verzoek een verdelingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) opgesteld, waarin [D], [E], [F] en [G] onder meer het volgende overeenkomen ‘in weerwil van deze uiterste wil en de wettelijke opvolgingsregels’: 

·       Zij ([D] en [E]) geven de notaris opdracht om het vermogen van beide erflaters te verdelen onder hun vieren, voor 1/4e breukdeel;

·       Door het tekenen van de overeenkomst verklaren [E] en [G], die onder bewind staan, de inhoud ervan met hun bewindvoerders te hebben gedeeld en hun instemming daartoe te hebben. Indien nodig zullen zij bij de notaris verschijnen ter uitvoering van de overeenkomst;

·       Mocht de notaris niet gelijk uitkeren conform de overeengekomen verdeling, dan zullen [D] en [E] de ontvangen gelden en goederen conform de overeengekomen verdeling uitkeren aan [F] en [G];

·       Deze overeenkomst treedt in de plaats van de testamenten en wettelijke opvolgingsregels en alle comparanten zijn hoofdelijk verantwoordelijk voor de nakoming van alle bepalingen uit deze overeenkomst.    

2.6.       Op 27 oktober 2020 heeft de kandidaat-notaris aan klager geschreven dat de erfgenamen niet bevoegd zijn om een verdelingsovereenkomst te tekenen zonder medewerking van de executeurs. Aangezien [F] en [G] geen erfgenamen zijn, kunnen zij ook geen verdelingsovereenkomst tekenen: zij zijn geen deelgenoot en kunnen dus ook niet verdelen. De verdelingsovereenkomst is niet medeondertekend door de bewindvoerder(s). Dus ook op dat punt is de overeenkomst volgens de kandidaat-notaris niet geldig. De kandidaat-notaris heeft daarom de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigd. Aan het slot van de brief heeft de kandidaat-notaris aan klager geschreven: “Hierbij komt dat wij twijfels hebben bij de wijze waarop deze overeenkomst tot stand is gekomen en of partijen een juiste voorstelling van zaken hebben gehad. Althans deskundig advies heeft evident ontbroken.”

2.7.       Op 28 oktober 2020 heeft de kandidaat-notaris aan klager geschreven:

“Door simpel op te schrijven wat uw cliënt wenst en het aan onkundige derden ter ondertekening voorleggen, zonder de reeds betrokken rechtshulpverleners en rechtsbeschermers daarin te betrekken, is onbetamelijk en in strijd met uw beroepsregels.

De onkundige derden voelen een hoge mate van druk en dwang; reden dat onze(rechts)hulp werd ingeschakeld. De overeenkomst zelve is op vele onderdelen geheel in strijd met de Nederlandse wetgeving. U dient dit te weten en partijen te behoeden voor een overeenkomst welke niet verbind. Evenmin heeft u in acht genomen (noch gewezen op) dat er ernstige fiscale consequenties zijn bij de overeenkomst.

De schade is er inmiddels ook; wij hebben als executeurs nu niet de rechtshulp en rechtsbescherming kunnen verlenen waarvoor wij juist zijn aangesteld. Wij hebben

inmiddels geen andere optie gehad dan de overeenkomst buitengerechtelijk te vernietigen. De eerste reacties daarop zijn reeds bij ons binnen gekomen; het maakt niet

uit wat wij nog doen. want er is immers een overeenkomst. U bent van de vernietiging direct door ons op de hoogte gesteld, middels eerder schrijven.

U heeft met uw acties de uitkomst nu gedetermineerd. Diverse partijen hebben thans de vaste overtuiging dat er een sluitende en bindende overeenkomst is opgesteld en

gesloten. Dat maakt de mogelijkheden om voor alle partijen tot een bevredigende en wettelijk verbindende overeenkomst met daarbij inachtneming van het testament, de

rechtsgeldige posities en fiscale consequenties te geraken, inmiddels onmogelijk.

Reden dat ik van u eis en vorder dat u in woord en geschrift nu direct afstand gaat nemen van uw overeenkomst bij alle partijen.

U dient slechts te schrijven:

-        dat u de notaris heeft gesproken en dat deze u heeft gewezen op de fouten in de overeenkomst;

-         dat u de overeenkomst op deze wijze niet had mogen laten tekenen en dat de overeenkomst waardeloos is, niet bestaat en terecht werd vernietigd.

  De ernst zit vooral in het feit dat u stellig bent in de mening dat dit nu eenmaal wél de overeenkomst is die alle partijen wensen. U ziet dus niet in wat u verkeerd doet.

Ten slotte is het van onze zijde correct om u te berichten dat inmiddels een tuchtklacht wordt voorbereid door de notaris. Immers is de notaris de eindverantwoordelijke en de

beroepsaansprakelijke opdrachtnemer aan onze zijde. Hij zal daarom deze brief ook medeondertekenen.

Ik hoop echt dat u deze praktijken niet vaker toepast.”

2.8.       Bij e-mail van 3 november 2020 (met cc aan [H]) heeft de bewindvoerder van [G] aan klager geschreven:

Wij hebben tot op heden geen enkel contact gehad met de notaris. Wij hebben vía mevrouw [G] vernomen, dat de notaris het heeft afgewezen.

Wat betreft het kindsdeel: dit is wettelijk bepaald dat men hier ten aller tijde recht op blijft houden. Het zou een advocaat sieren om zijn vermoedens níet te delen.

U geeft aan dat ik met mevrouw [G] tot een vergelijk moet komen. Wíj hebben als bewindvoerder aangegeven niet akkoord te gaan met een regeling die buíten het testament om geregeld wordt. Hier heeft mevrouw [G] zich in te schikken want zij is níet in staat haar vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Wíj zijn als bewindvoerder de wettelíjke vertegenwoordiger zoals u weet. U kunt de notaris berichten over het standpunt van de familie, echter blíjft mevrouw [G] dan buiten beschouwing.”

2.9.       Bij e-mail van 5 november 2020 heeft [G] aan [H] bericht dat alle vier de familieleden de overeenkomst hebben ondertekend en dat toestemming is gegeven dat de nalatenschappen in vieren wordt gedeeld.

2.10.     Vervolgens heeft de notaris een klacht tegen klager bij de deken van de Orde van advocaten onderzocht.

2.11.     In een e-mail van 27 november 2020 heeft klager aan de notaris geschreven:

Met enige verbazing heb ik moeten vernemen dat u mijn optreden inzake de kwestie [C] heeft gemeld bij de Deken van de Orde van Advocaten Noord-Holland. U heeft persoonlijk mij niet eerst gesproken over deze kwestie.

Om ons meningsverschil aangaande een door mij opgestelde concept overeenkomst niet te laten escaleren in een geschil, heb ik vooralsnog niet gereageerd op de brieven van u en [de kandidaat-notaris] d.d. 27 en 28 oktober 2020. Ook heb ik om escalatie te voorkomen uw optreden in dezen niet aan de kaak gesteld; dit dossier was immers gesloten en het was mijn energie niet waard om een discussie met u aan te gaan. Door mijn goede naam nu voor de derde keer te beschadigen door met onjuiste informatie een melding te doen bij de Deken, heeft u duidelijk kenbaar gemaakt dat u er een andere visie op na houdt.

Het gevolg daarvan is dat ik binnenkort uitgebreid uw optreden en de inhoud van de brieven die door en namens u zijn opgesteld, schriftelijk aan de kaak zal stellen. Naar de Deken heb ik al gereageerd; u verneemt binnenkort van mij.

Ik reserveer op voorhand mijn recht om een klacht tegen u in te dienen bij de Kamer voor het Notariaat. Ik verzoek u om daar nota van te nemen .”

2.12.     Daarop heeft de notaris dezelfde dag per e-mail geantwoord:

Uw onderstaand bericht waarmee u probeert de feiten in een ander daglicht te stellen (ja, ik weet wat ik hier schrijf!) en bovendien de rollen probeert om te draaien, geeft eens te meer aan dat ik terecht een klacht heb ingediend.

Overigens heb ik het voornemen van het indienen van de klacht respectvol aan u medegedeeld. Overigens heb ik vervolgens ook kennis mogen nemen van uw berichten aan de wettelijk vertegenwoordiger, waarin u suggereert over de notaris en daarna 66k door die bewindvoerder (nota bene!) wordt gecorrigeerd.

Potsierlijk.

Pot verwijt de ketel....

Uw klacht(en) zie ik met vertrouwen tegemoet. Mijn dossier bevat alles.”

3.          De klacht

3.1.       Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij een aantal hem grievende en onzorgvuldige uitlatingen heeft gedaan in haar brief van 27 oktober 2020.

Haar uitlating “ Althans deskundig advies heeft evident ontbroken” vindt klager onnodig grievend. De kandidaat-notaris is immers niet op de hoogte van het door klager aan zijn cliënt gegeven advies, voorafgaand aan de overeenkomst.

Voorts is de inhoud van die brief hoogst onzorgvuldig:

-       De kandidaat-notaris licht niet toe waarom zij bevoegd zou zijn de overeenkomst te vernietigen;

-       [D] is de enige echte executeur, dus waar haalt de kandidaat-notaris het recht vandaan de overeenkomst te vernietigen (en heeft [D] daartoe toestemming verleend?)

-       De kandidaat-notaris gaat niet in op haar toezegging dat zij met de wensen van de familie rekening zou houden of de passage, vermeld in artikel 5 van de overeenkomst.

De inhoud van de brief van 28 oktober 2020 van de kandidaat-notaris is volgens klager nog grievender. Daarmee heeft de kandidaat-notaris de goede naam en reputatie van klager beschadigd. De brief gaat uit van onjuiste aannames en bevat valse beschuldigingen aan het adres van klager.

3.2.       Ook de notaris heeft de goede naam en reputatie van klager beschadigd door zijn e-mail van 27 november 2020. Met die e-mail gooit de notaris olie op het vuur.

3.3.       De notaris en de kandidaat-notaris miskennen de positie van de advocaat als partijdige belangenbehartiger, die zich laat leiden door de wensen van zijn cliënt.

Het stond klager vrij om een conceptovereenkomst op te stellen. Klager heeft geen overeenkomst laten tekenen.

4.          Het verweer

4.1.       De notaris heeft primair verweer gevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht en daarnaast de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5.          De beoordeling

5.1.       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.       De notaris heeft in zijn verweer betoogd dat de onderhavige klacht een wederklacht is van klager, omdat de notaris een klacht aangaande klager heeft ingediend bij de deken, zulks na voorafgaande consultering van een oud-deken.

De notaris heeft daarbij aangevoerd dat het tuchtrecht als hoofddoelstelling het bewaken van de integriteit van de beroepsgroep heeft, waarbij – naast het belang van de beroepsgroep – ook een algemeen belang een rol speelt: het goed functioneren van het publieke vertrouwen in het notariaat, maar dat het tuchtrecht niet is bedoeld is voor een klacht als de onderhavige. 

De kamer overweegt in dit verband allereerst dat klager niet als (ex-) vertegenwoordiger van [F] zijn klacht heeft ingediend maar in zijn hoedanigheid van advocaat pro se, die door de notarissen schriftelijk en telefonisch is benaderd en daarbij – naar hij meent – op onoorbare en onnodig grievende wijze op zijn handelen is aangesproken.

Nu de notarissen klager uit eigener beweging hebben benaderd over een door hem opgestelde overeenkomst in een zaak waarin zij betrokken notaris zijn, hem daarbij telefonisch en schriftelijk hebben geadresseerd over zijn handelen, heeft klager een ‘eigen belang’ om het handelen van de notarissen aan de kamer voor te kunnen leggen. Tegen de achtergrond dat blijkens de parlementaire geschiedenis een ruime toegang tot de tuchtrechtelijke klachtprocedure is beoogd, wordt klager in zijn klacht ontvangen. Dat  klager zijn klacht volgens de notaris als ‘wederklacht’ heeft ingediend - wat daar ook van zij - doet daar niet aan af. 

5.3.       De kamer oordeelt de klacht echter ongegrond.

Dat de notarissen zich in hun uitoefening van hun functie op enige wijze en met name in de overgelegde correspondentie van 27, 28 oktober en 27 november 2020 onnodig grievend hebben uitgelaten jegens klager, is de kamer niet gebleken.  

Klager heeft aangevoerd dat hij de in opdracht van [F] opgestelde overeenkomst om - kort gezegd - de beide nalatenschappen gelijkelijk over de vier familieleden te verdelen, bewust in zogenoemd word-format had aangeleverd zodat deze door [F]  zelf nog kon worden aangepast. Uit de stukken van het dossier alsook uit het verhandelde ter zitting is de kamer echter gebleken dat klager de overeenkomst noch aan de notarissen die tot (mede-)executeur waren benoemd, noch aan de bewindvoerders van de beide onder bewind gestelde familieleden of aan [D] in concept heeft voorgelegd, maar in plaats daarvan de overeenkomst uitsluitend aan [F] heeft toegezonden met het doel - hetgeen klager ter zitting heeft bevestigd - dat [F]  de overige familieleden zou benaderen teneinde hen deze definitieve versie te laten ondertekenen.

Aldus heeft klager een situatie gecreëerd waarbij twee van de vier familieleden die onder bewind staan en uit dien hoofde dus niet voldoende in staat zijn om hun vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, de overeenkomst hebben ondertekend  zonder overleg met hun bewindvoerders en waarbij klager tevens heeft nagelaten de notarissen, waarvan hij wist dat ze betrokken waren bij de afwikkeling van de nalatenschappen in kwestie, bij het opstellen van de overeenkomst te betrekken.

Klager heeft als advocaat en rechtshulpverlener een eigen verantwoordelijkheid voor de rechtsgeldigheid en rechtmatigheid van een overeenkomst van zijn hand en kan zich niet achter een (beperkte) opdracht verschuilen. Dat klager zich heeft verdiept in de materie en consequenties, is niet gebleken. Dat zijn handelwijze bij de notarissen in het verkeerde keelgat is geschoten, acht de kamer dan ook volstrekt begrijpelijk. Dat zij hem daar op hebben aangesproken, evenzeer.

5.4.       In haar brief van 27 oktober 2020 heeft de kandidaat-notaris klager geschreven dat niet alleen de beide erfgenamen niet bevoegd zijn om de door klager voorgestelde overeenkomst te sluiten, maar dat ook de cliënt van klager, [F], en zijn zuster [G] als onterfde erfgenamen daartoe niet bevoegd zijn. De kandidaat-notaris heeft verder uitgelegd dat het vermogen van zowel [E] als [G] onder bewind is gesteld zodat zij uit dien hoofde bij gebreke van medewerking van de bewindvoerder evenmin bevoegd zijn tot de door klager voorgestelde verdeling. Dat de kandidaat-notaris dan concludeert dat aan de getekende verdelingsovereenkomst een aantal ernstige gebreken kleven acht de kamer dan ook terecht.  

In haar tweede brief van 28 oktober 2020 heeft de kandidaat-notaris klager vervolgens bericht dat zij de door partijen ondertekende overeenkomst heeft gezien en hem nogmaals met klem erop heeft gewezen dat de overeenkomst geheel in strijd is met de Nederlandse wetgeving en dat deze op terechte gronden buitengerechtelijk is vernietigd. Beide brieven acht de kamer tegen deze achtergrond niet onoorbaar of onnodig grievend van toon.

Het enkele feit dat de kandidaat-notaris aan klager heeft geschreven dat het evident aan deskundig advies heeft ontbroken, is ook in het licht van de ter zitting afgelegde verklaring van klager dat hij als contractenrecht-advocaat zich op onbekend terrein begaf door te adviseren in een erfrechtelijke kwestie met mogelijk grote fiscaalrechtelijke consequenties, onvoldoende om van een aantasting van eer of goede naam te spreken. Ook de e-mail van de notaris van 27 november 2020 acht de kamer gelet op het voorgaande niet onoorbaar of onnodig grievend.

Van enig ander klachtwaardig handelen is de kamer evenmin gebleken.

5.5.       Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, A.H. Schotman, en A.C. Stroeve, leden, uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).