ECLI:NL:TGZRZWO:2021:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0060

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:87
Datum uitspraak: 17-09-2021
Datum publicatie: 17-09-2021
Zaaknummer(s): Z2021/0060
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Moeder klaagt over behandeling van dochter door GZ-psycholoog. De dochter was ten tijde van het aangaan van de behandelingsovereenkomst 17 jaar en ten tijde van het indienen van de klacht meerderjarig. Dochter tekent de klacht aanvankelijk mee. Later laat zij weten niet achter de klacht te staan. Het tuchtcollege oordeelt moeder kennelijk niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 17 september 2021 naar aanleiding van de op 25 februari 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , GZ-psycholoog, (destijds) werkzaam te D,

b e k l a a g d e      

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- de brief, d.d. 2 maart 2021, van de secretaris aan klaagster;

- het aanvullend klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek.

2.  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Allereerst volgt hier het formele toetsingskader. Op grond van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in samenhang met artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG (Tuchtrechtbesluit) moet het klaagschrift voldoen aan de in dat besluit genoemde eisen. Op grond van artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit wordt een klager in de gelegenheid gesteld eventuele gebreken in het klaagschrift te herstellen. Indien de gebreken in het klaagschrift niet of onvoldoende worden hersteld, wordt een klager op grond van artikel 66 lid 4 Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.

In deze zaak is het volgende gebeurd. Klaagster heeft op 25 februari 2021 een klacht ingediend betrekking hebbend op de behandeling van haar – ten tijde van het indienen van de klacht – meerderjarige dochter door beklaagde. Het inleidend klaagschrift voldeed echter niet aan de daaraan te stellen eisen. Het klaagschrift was niet ondertekend door degene namens wie werd geklaagd, te weten de dochter van klaagster. Bij brief van

2 maart 2021 heeft de secretaris van het college – gelet op het feit dat de dochter van klaagster ten tijde van het indienen van de klacht meerderjarig was – klaagster verzocht zich te laten machtigen door haar dochter middels het ondertekenen van het klaagschrift. Op 9 maart 2021 heeft het college het zowel door klaagster als haar dochter ondertekende aanvullend klaagschrift ontvangen.

Op 12 april 2021 heeft het college het verweerschrift inclusief de bijlage van beklaagde ontvangen. De bijlage betreft een door de dochter van klaagster ondertekende verklaring waarin zij afziet van de medeondertekening van het klaagschrift van 9 maart 2021 en waarin zij eveneens verklaart de behandeling bij beklaagde te willen voortzetten. De dochter van klaagster meldt in haar verklaring dat zij het klaagschrift alleen maar heeft medeondertekend, omdat haar moeder dreigde haar uit huis te plaatsen als zij dat niet deed.

De secretaris van het college heeft vervolgens klaagster verzocht te repliceren op het verweerschrift. Klaagster heeft in haar repliek niet aannemelijk gemaakt dat haar dochter haar wél heeft willen machtigen namens haar een klacht in te dienen. Evenmin heeft klaagster aannemelijk gemaakt dat de door haar dochter ondertekende verklaring – zoals ingediend door beklaagde – op onwaarheden zou berusten. Hierbij verdient opgemerkt te worden dat de inhoud van voornoemde verklaring niet door klaagster is betwist. Uit hetgeen klaagster in de repliek heeft aangevoerd volgen geen feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk bevoegd is de onderhavige klachtprocedure namens haar dochter te voeren. Dat betekent dat zij zelf als klaagster dient te gelden en niet als gemachtigde van haar dochter. Dat de dochter tijdens een deel van de behandeling zeventien jaar oud was, maakt dat niet anders. Artikel 7:447 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, bekwaam is tot het aangaan van een behandelingsovereenkomst en dienaangaande ook bekwaam is in rechte op te treden (zie ook de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg van 1 oktober 2013: ECLI:NL:TGZCTG:2013:114).

Nu klaagster niet zelfstandig een klacht kan indienen over de wijze waarop haar dochter is behandeld door een zorgverlener, dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht.

3.    DE BESLISSING

Het college verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, N.J. Kroon en S.L.M. Jorna, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.