ECLI:NL:TGZRZWO:2021:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 199/2020
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2021:75 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-08-2021 |
Datum publicatie: | 04-08-2021 |
Zaaknummer(s): | 199/2020 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen tandarts. Verwijt dat beklaagde de diagnose amelogenesis imperfecta bij minderjarige patiënte heeft gemist, terwijl daarvoor wel aanwijzingen waren, zoals verkleuringen op de melktanden. Het college overweegt dat klaagster ervan uitgaat dat beklaagde had kunnen voorzien dat haar dochter aan amelogenesis imperfecta zou (gaan) lijden. Het college kan echter niet vaststellen dat beklaagde op het moment waarop hij patiënte zag al (voldoende) objectieve aanwijzingen had dat hij met deze mogelijkheid rekening had moeten houden en daar in de behandeling op had moeten anticiperen. Klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 4 augustus 2021 naar aanleiding van de op 2 november 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
G, tandarts, (destijds) werkzaam te D,
gemachtigde: mr. R. Matthijssen,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2021, waar beklaagde is verschenen.
Naast deze klacht zijn drie met deze klacht verband houdende klachten ingediend tegen collega’s van beklaagde. Deze klachten zijn bekend onder de nummers 196, 197 en 198/2020. In deze zaken wordt eveneens vandaag uitspraak gedaan.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het tandheelkundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
De klacht betreft de minderjarige dochter van klaagster, geboren in 2013, hierna te noemen patiënte. Zij ging vanaf haar peutertijd elk halfjaar met haar vader mee voor controle naar tandartsenpraktijk D. Vanaf juni 2016 tot januari 2020 was zij zelf als patiënte ingeschreven in deze praktijk en werd behandeld door verschillende tandartsen die daar werkzaam waren.
Het dossier van patiënte laat zien dat zij van 13 juni 2016 tot januari 2020 voor halfjaarlijkse controle naar de praktijk is geweest. Van 13 juni 2016 tot 20 juni 2018 werden er geen bijzonderheden in het dossier genoteerd.
Tandarts F was werkzaam als waarnemend tandarts en heeft patiënte drie keer gezien tijdens de periodieke controle. Tijdens het consult van 19 december 2019 heeft hij een periodieke controle uitgevoerd en preventieve voorlichting gegeven. Hij noteerde in het dossier dat element 85 in de gaten gehouden moest worden.
Op 10 april 2019 heeft tandarts F tijdens de controle een éénvlaksvulling in het element 85 aangebracht vanwege cariës. Verder heeft hij het gebit van patiënte gereinigd, gefluorideerd en preventieve voorlichting gegeven.
Op 10 juli 2019 zag tandarts F patiënte voor de periodieke controle. Het gebit van patiënte werd gereinigd en gefluorideerd en opnieuw werd preventieve voorlichting gegeven. In het dossier werden geen bijzonderheden genoteerd.
Op 8 januari 2020 is patiënte voor een periodieke controle gezien door beklaagde.
Hij heeft de elementen 16, 26 36 en 46 geseald.
Op 8 juli 2020 was patiënte voor de periodieke controle afwezig zonder bericht.
Klaagster is in 2020 overgestapt naar een andere tandarts. Deze verwees patiënte op
2 september 2020 door naar een specialistische praktijk voor kindertandheelkunde in verband met amelogenesis imperfecta in de elementen 16, 26 en 46.
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij:
- nagelaten heeft de verkleuringen in het melkgebit, het vroegtijdig ontstane gaatje tussen de voortanden, de verkleuring op de volwassen voortand en de status van de volwassen kiezen nader te onderzoeken;
- nagelaten heeft om naar aanleiding van de informatie die klaagster heeft gegeven met betrekking tot het tweemaal per dag poetsen en het niet drinken van zoete drankjes andere oorzaken na te gaan die de verkleuringen en het vroegtijdig ontstaan van cariës zouden kunnen verklaren;
- de diagnose amelogenesis imperfecta heeft gemist terwijl er aanwijzingen waren die een vermoeden hadden moeten doen rijzen;
- geen actief behandelplan heeft opgesteld om de schade aan het melkgebit en volwassen gebit te beperken;
- geen zorgvuldige dossiervoering heeft verricht.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat de diagnose amelogenesis imperfecta moeilijk is vast te stellen. Verkleuringen in het melkgebit kunnen diverse oorzaken hebben. De toekomstige ontwikkeling van het blijvende gebit van patiënte zou meer informatie hebben gegeven. Met alleen twee voortanden en vier blijvende molaren was het niet mogelijk om de diagnose amelogenesis imperfecta vast te stellen. Hij heeft tijdens de controle-afspraak vier elementen geseald en een vervolgafspraak gemaakt om de gaatjes te behandelen en de ontwikkeling van de gesealde elementen te vervolgen, met het voornemen dit bij de volgende afspraak met de ouders te bespreken. Hij heeft gezien de leeftijd van patiënte geen foto’s gemaakt of uitgebreide verslaglegging gemaakt in het dossier en was van plan bij een volgende controle eerst met de ouders in gesprek te gaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college overweegt dat klaagster ervan uitgaat dat beklaagde had kunnen en moeten voorzien dat haar dochter aan amelogenesis imperfecta zou (gaan) lijden. Het college kan echter niet vaststellen dat beklaagde op het moment waarop hij patiënte zag al (voldoende) objectieve aanwijzingen had dat hij met deze mogelijkheid rekening had moeten houden en daar in de behandeling verder op had moeten anticiperen dan hij heeft gedaan. Verkleuringen van de tanden komen regelmatig voor en kunnen velerlei oorzaak hebben, ook bij jonge kinderen. Deze duiden niet noodzakelijk op een ernstige, nader te onderzoeken (mogelijke) aandoening. Met röntgenfoto’s is deze aandoening vaak niet te constateren Dit maakt het nemen van röntgenfoto’s in dit geval dan ook niet zinvol. Ook het bestaan van cariës op element 85 hoefde voor beklaagde geen aanleiding te zijn te vermoeden dat er met patiënte meer aan de hand was. Ondanks goed poetsen en een bescheiden gebruik van suiker kan immers cariës ontstaan. Dat de elementen er zodanig uitzagen dat hij op dat moment al de diagnose amelogenesis imperfecta had kunnen en moeten stellen, kan het college niet vaststellen. Van onzorgvuldige dossiervorming is het college niet gebleken. Beklaagde heeft zijn waarnemingen en handelingen weliswaar summier in het dossier genoteerd, maar niet zodanig dat daardoor de continuïteit van zorg in het gedrang kon komen.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.L. Smit, lid-jurist, M.E. Geertman,
J. Dam en R. Rowel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van G.E. Bart, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b.
Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.