ECLI:NL:TGZRZWO:2021:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 198/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:74
Datum uitspraak: 04-08-2021
Datum publicatie: 04-08-2021
Zaaknummer(s): 198/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Verwijt dat beklaagde de diagnose amelogenesis imperfecta bij minderjarige patiënte heeft gemist, terwijl daarvoor wel aanwijzingen waren, zoals verkleuringen op de melktanden. Het college overweegt dat klaagster ervan uitgaat dat beklaagde had kunnen voorzien dat haar dochter aan amelogenesis imperfecta zou (gaan) lijden. Het college kan echter niet vaststellen dat beklaagde op het moment waarop hij patiënte zag al (voldoende) objectieve aanwijzingen had dat hij met deze mogelijkheid rekening had moeten houden en daar in de behandeling op had moeten anticiperen. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 augustus 2021 naar aanleiding van de op 2 november 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

F , tandarts, (destijds) werkzaam te D,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2021, waar geen van partijen is verschenen.

Naast deze klacht zijn drie met deze klacht verband houdende klachten ingediend tegen collega’s van beklaagde. Deze klachten zijn bekend onder de nummers 196, 197 en 199/2020. In deze zaken wordt eveneens vandaag uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht betreft de minderjarige dochter van klaagster, geboren in 2013, hierna te noemen patiënte. Zij ging vanaf haar peutertijd elk half jaar met haar vader mee voor controle naar tandartsenpraktijk D. Vanaf juni 2016 tot januari 2020 was zij zelf als patiënte ingeschreven in deze praktijk en werd behandeld door verschillende tandartsen die daar werkzaam waren.

Het dossier van patiënte laat zien dat zij van 13 juni 2016 tot januari 2020 voor halfjaarlijkse controle naar de praktijk is geweest. Van 13 juni 2016 tot 20 juni 2018 werden er geen bijzonderheden in het dossier genoteerd.

Beklaagde was werkzaam als waarnemend tandarts en heeft patiënte drie keer gezien tijdens de periodieke controle, te weten op 19 december 2018, 10 april 2019 en 10 juli 2019. Tijdens het consult van 19 december 2018 heeft hij een periodieke controle uitgevoerd en preventieve voorlichting gegeven. Hij noteerde in het dossier dat element 85 in de gaten gehouden moest worden.

Op 10 april 2019 heeft beklaagde tijdens de controle een éénvlaksvulling in element 85 geplaatst vanwege cariës. Verder heeft hij het gebit van patiënte gereinigd, gefluorideerd en preventieve voorlichting gegeven.

Op 10 juli 2019 zag beklaagde patiënte voor de periodieke controle. Het gebit van patiënte werd gereinigd en gefluorideerd en opnieuw werd preventieve voorlichting gegeven. In het dossier werden geen bijzonderheden genoteerd.

Beklaagde is na 10 juli 2019 niet meer werkzaam geweest in de tandartsenpraktijk.

Op 8 januari 2020 is patiënte voor een periodieke controle gezien door tandarts G.

Hij heeft de elementen 16, 26 36 en 46 geseald.

Op 8 juli 2020 was patiënte voor de periodieke controle afwezig zonder bericht.

Klaagster is in 2020 overgestapt naar een andere tandarts. Deze verwees patiënte op

2 september 2020 door naar een specialistische praktijk voor kindertandheelkunde in verband met amelogenesis imperfecta in de elementen 16, 26 en 46.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij:

- nagelaten heeft de verkleuringen in het melkgebit, het vroegtijdig ontstane gaatje tussen de voortanden, de verkleuring op de volwassen voortand en de status van de volwassen kiezen nader te onderzoeken;

- nagelaten heeft om naar aanleiding van de informatie die klaagster heeft gegeven met betrekking tot het tweemaal per dag poetsen en het niet drinken van zoete drankjes andere oorzaken na te gaan die de verkleuringen en het vroegtijdig ontstaan van cariës zouden kunnen verklaren;

- de diagnose amelogenesis imperfecta heeft gemist terwijl er aanwijzingen waren die een vermoeden hadden moeten doen rijzen;

- geen actief behandelplan heeft opgesteld om de schade aan het melkgebit en volwassen gebit te beperken;

- geen zorgvuldige dossiervoering heeft verricht.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat de klachten ongegrond zijn. In het klaagschrift zijn geen feiten en omstandigheden genoemd die specifiek betrekking hebben op de drie consulten die hij heeft uitgevoerd. Hij heeft patiënte op 10 juli 2019 voor het laatst gezien. Bij geen van de door hem uitgevoerde controles waren er aanwijzingen voor amelogenesis imperfecta. Een hierop toegespitst behandelplan heeft hij dan ook niet gemaakt. De elementen 16, 26, 36 en 46 waren tijdens de controles zeer waarschijnlijk nog niet doorgebroken. Op alle drie de controlemomenten had patiënte een nagenoeg cariësvrij gebit. Er was geen reden om röntgenfoto’s te maken, wat paste bij het zogenoemde ALARA-principe (beperking van straling). Beklaagde heeft zijn bevindingen zorgvuldig in het dossier genoteerd en kan de klacht over een onzorgvuldige dossiervorming niet plaatsen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college overweegt dat klaagster ervan uit gaat dat beklaagde had kunnen en moeten voorzien dat haar dochter aan amelogenesis imperfecta zou (gaan) lijden. Het college is het echter eens met beklaagde dat er op de momenten waarop beklaagde patiënte zag er nog geen objectieve aanwijzingen bestonden dat met deze mogelijkheid rekening had moeten worden gehouden en dat daarop in de behandeling geanticipeerd had kunnen en moeten worden. Verkleuringen van de tanden komen regelmatig voor en kunnen velerlei oorzaak hebben, ook bij jonge kinderen. Deze duiden niet noodzakelijk op een ernstige, nader te onderzoeken (dreigende) aandoening. Gelet op de leeftijd van patiënte is eveneens aannemelijk dat de desbetreffende elementen bij patiënte zeer waarschijnlijk nog niet waren doorgebroken op het moment van behandeling door beklaagde. Beklaagde heeft deze elementen dus niet kunnen waarnemen. Met röntgenfoto’s is deze aandoening vaak niet te constateren Dit maakt het nemen van röntgenfoto’s in dit geval dan ook niet zinvol. Het enkele ontstaan van cariës op element 85 hoefde voor beklaagde evenmin aanleiding te zijn te vermoeden dat er met patiënte meer aan de hand was. Ondanks goed poetsen en een bescheiden gebruik van suiker kan immers cariës ontstaan. Dit duidt niet op mogelijke andere problematiek die tot het doen van nader onderzoek verplicht. Van onzorgvuldige dossiervorming is het college niet gebleken. Beklaagde heeft zijn waarnemingen en handelingen in het dossier genoteerd. Niet gebleken is dat hij meer of anders had moeten noteren.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.L. Smit, lid-jurist, M.E. Geertman,

J. Dam en R. Rowel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van G.E. Bart, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.