ECLI:NL:TGZRZWO:2021:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 196/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:72
Datum uitspraak: 04-08-2021
Datum publicatie: 04-08-2021
Zaaknummer(s): 196/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Verwijt dat de diagnose amelogenesis imperfecta bij minderjarige patiënte is gemist. Het college overweegt dat beklaagde niet persoonlijk betrokken was bij de behandeling van patiënte. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 4 augustus 2021 naar aanleiding van de op 2 november 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , tandarts,

(destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: mr. F.H. Kappelhof,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 18 mei 2021.

Gelijktijdig met deze klacht heeft klaagster samenhangende klachten ingediend tegen drie andere tandartsen. Deze klachten zijn bekend onder de nummers 197, 198 en 199/2020. In deze klachten wordt vandaag eveneens uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het tandheelkundig dossier van klaagsters dochter) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

De klacht betreft de minderjarige dochter van klaagster, geboren in 2013, hierna te noemen patiënte. Zij ging vanaf haar peutertijd elk half jaar met haar vader mee voor controle naar tandartsenpraktijk D. Vanaf juni 2016 tot januari 2020 was zij zelf als patiënte ingeschreven in deze praktijk en werd behandeld door verschillende tandartsen die daar werkzaam waren. Beklaagde was tot 1 juli 2019 praktijkeigenaar en zelf ook als tandarts in de praktijk werkzaam. Hierna heeft beklaagde de praktijk overgedragen.

Het dossier van patiënte laat zien dat zij van 13 juni 2016 tot januari 2020 voor halfjaarlijkse controle naar de praktijk is geweest. Van 13 juni 2016 tot 20 juni 2018 werden er geen bijzonderheden in het dossier genoteerd.

Klaagster is in 2020 overgestapt naar een andere tandarts. Deze verwees patiënte op

2 september 2020 door naar een specialistische praktijk voor kindertandheelkunde in verband met amelogenesis imperfecta in de elementen 16, 26 en 46.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij:

- nagelaten heeft de verkleuringen in het melkgebit, het vroegtijdig ontstane gaatje tussen de voortanden, de verkleuring op de volwassen voortand en de status van de volwassen kiezen nader te onderzoeken;

- nagelaten heeft om naar aanleiding van de informatie die klaagster heeft gegeven met betrekking tot het tweemaal per dag poetsen en het niet drinken van zoete drankjes andere oorzaken na te gaan die de verkleuringen en het vroegtijdig ontstaan van cariës zouden kunnen verklaren;

- de diagnose amelogenesis imperfecta heeft gemist terwijl er aanwijzingen waren die een vermoeden hadden moeten doen rijzen;

- geen actief behandelplan heeft opgesteld om de schade aan het melkgebit en volwassen gebit te beperken;

- geen zorgvuldige dossiervoering heeft verricht.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij voert aan dat hij niet betrokken is geweest bij de behandeling van patiënt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Tijdens het mondelinge vooronderzoek heeft klaagster niet betwist dat beklaagde niet betrokken was bij de behandeling van haar dochter. Wel heeft zij erop gewezen dat beklaagdes initialen herhaaldelijk in het dossier voorkomen. Beklaagde heeft daarvoor als verklaring gegeven dat sommige behandelingen, met name door de preventie-assistente, zoals een fluoridebehandeling of het geven van preventievoorlichting, om administratieve redenen op zijn naam worden geboekt. Klaagster heeft aangevoerd dit verwarrend te vinden. Het college kan klaagster volgen dat dit verwarrend kan zijn en dat dit beter zou moeten. Het punt is echter in deze casus van onvoldoende gewicht om beklaagde hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Naar het oordeel van het college blijkt uit het dossier voorts niet dat beklaagde betrokken is geweest bij het handelen dat klaagster hem heeft verweten.

5.2

Klaagster houdt beklaagde voorts als praktijkeigenaar verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken in de praktijk. Het college merkt daarover op dat het tuchtrecht het persoonlijk handelen van een zorgverlener centraal stelt. Beklaagde kan tuchtrechtelijk niet in zijn algemeenheid verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van de zorgverleners die in zijn praktijk werkzaam zijn. Evenmin is gesteld of gebleken dat eventuele onvolkomenheden in de behandeling van patiënte zijn te wijten aan onvolkomenheden in de organisatie van de praktijk waarvoor beklaagde verantwoordelijk zou kunnen worden gehouden.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M.E. Geertman en R. Rowel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van G.E. Bart, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.