ECLI:NL:TGZRZWO:2021:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 162/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:68
Datum uitspraak: 09-07-2021
Datum publicatie: 09-07-2021
Zaaknummer(s): 162/2020
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster heeft een verkeersongeval gehad, waarbij zij als bestuurster van een stilstaande auto van achteren is aangereden. Beklaagde heeft klaagster onderzocht in het kader van een letselschadeprocedure, in aanvulling op onderzoek door een andere verzekeringsarts. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een adviesrapport. Klaagster verwijt beklaagde dat hij niet het volledige medische dossier bij zijn beoordeling heeft betrokken en/of tot zijn beschikking heeft gehad. Naar het oordeel van het tuchtcollege voldoet het adviesrapport aan de eisen die daaraan in de rechtspraak worden gesteld. Het college ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van beklaagde dat hij het gehele dossier heeft bestudeerd, ondanks dat hij niet alle bestudeerde stukken expliciet in zijn rapport heeft benoemd. Klacht kennelijk ongegrond.

 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 9 juli 2021 naar aanleiding van de op 7 oktober 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door C te D,

k l a a g s t e r

-tegen-

E , verzekeringsarts, (destijds) werkzaam te F,

bijgestaan door mr. S.J. Muntinga te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- de mail van 21 oktober 2020 met aanvullende bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de brief van beklaagde van 3 februari 2021 met bijlagen;

- de repliek met bijlagen;

- de dupliek met bijlagen.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster heeft op 26 mei 2016 een verkeersongeval gehad, waarbij zij als bestuurder van een op dat moment stilstaande auto van achteren is aangereden. Hierop is een letselschadeclaim gevolgd, in welk kader door aansprakelijkheidsverzekeraar G medisch advies is gevraagd.

Door medisch adviseur H zijn op respectievelijk 26 september 2016, 29 januari 2018 en 3 december 2018 medische adviezen uitgebracht. Vervolgens heeft beklaagde geadviseerd; zijn advies dateert van 22 juni 2020. Op 11 november 2020 heeft hij een aanvullend advies uitgebracht.

3.    HET STANDPUNT KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde – samengevat – dat hij:

-      niet onafhankelijk en niet objectief heeft gehandeld bij het uitbrengen van het medisch advies van 22 juni 2020, gelet op zijn selectieve keuze uit het medische dossier;

-      zeer onzorgvuldig heeft gehandeld door, na lezing van het advies van H, niet na te gaan of het medisch dossier dat beklaagde had ingezien wel volledig was;

-      heeft verzaakt in zijn medische zorgplicht, omdat een arts een gedegen onderzoek moet verrichten alvorens met een diagnose en/of conclusie te komen die niet op alle voorhanden medische stukken is gebaseerd.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Volgens beklaagde heeft hij zorgvuldig en objectief gehandeld en is hij bij zijn handelen gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.  

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1.   

De vraag die beantwoord moet worden is of beklaagde binnen de grenzen van een redelijkebekwame beroepsuitoefening is gebleven. Anders gezegd, of hij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld met de kennis die hij op dat moment had of behoorde te hebben.

5.2    

In alle klachtonderdelen komt het verwijt naar voren dat beklaagde bij het opstellen van zijn adviesrapport van 22 juni 2020 niet het volledige medische dossier heeft betrokken en/of tot zijn beschikking heeft gehad. 

Een rapport zoals dat van 22 juni 2020 moet volgens vaste rechtspraak voldoen aan de volgende eisen:

-         het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

-         het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

-         in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

-         het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

-         de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college onderzoekt ten volle of het onderzoek door beklaagde uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of beklaagde in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste is een marginale beoordeling.

5.3

Het college is van oordeel dat het rapport van beklaagde aan deze eisen voldoet, in welk verband het volgende wordt overwogen.

Beklaagde heeft in zijn rapport van 22 juni 2020 verklaard dat hij het gehele dossier heeft bestudeerd, mede aan de hand van de adviezen van H en dat bestudering van de onderliggende stukken geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd. Het college ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Zo is beklaagde in zijn rapport wel degelijk ingegaan op de – volgens klaagster niet betrokken – informatie van de huisarts. Weliswaar heeft hij het journaal van de huisarts daarbij niet expliciet genoemd, maar uit zijn overwegingen blijkt wel dat hij van deze informatie kennis heeft genomen. Beklaagde benoemt – in antwoord op de vraag welke aanvullende informatie nodig is voor een integrale beoordeling – in zijn advies dat het dossier redelijk compleet is en geeft aan wat zijns inziens nog ontbreekt. Daar komt bij dat het rapport van beklaagde een vervolg betreft op de eerdere rapporten van H. Gelet hierop heeft beklaagde, onder verwijzing naar die eerdere rapporten, wat betreft het weergeven van de geraadpleegde informatie kunnen volstaan met het samenvatten van de stukken die zijn ontvangen ná de rapporten van H. Daarnaast heeft beklaagde op 3 februari 2021 aan het college de medische informatie opgestuurd die aan de adviezen van H ten grondslag hebben gelegen en die door hem waren ontvangen van G. Deze informatie komt overeen met de medische informatie die klaagster heeft ingebracht als betrekking hebbende op de letselschadezaak.

Het standpunt van klaagster dat beklaagde een selectieve keuze van de medische gegevens zou hebben gemaakt dan wel dat hij niet het volledige medische dossier tot zijn beschikking zou hebben gehad bij de beoordeling, wordt door het college dan ook niet gevolgd. Klaagster laat ook na concreet te specificeren op grond van welke – door beklaagde volgens klaagster blijkbaar gemiste – informatie uit het medisch dossier de redenering die beklaagde in zijn rapportage heeft gevolgd, niet zou opgaan. Gelet hierop ziet het college geen aanleiding voor het oordeel dat beklaagde niet onafhankelijk en niet objectief zou hebben gehandeld bij het uitbrengen van zijn advies. Ook van onzorgvuldig onderzoek is het college niet gebleken.

Beklaagde heeft navolgbaar uiteengezet waarom de beschikbare informatie heeft geleid tot zijn conclusie dat de dominerende klachten aan de rechterschouder niet kunnen worden toegerekend aan het ongeval. Deze conclusie volgt naar het oordeel van het college op inzichtelijke en consistente wijze uit de in het rapport opgenomen bevindingen. Dat klaagster zich niet in deze conclusie kan vinden, maakt niet dat beklaagde hiertoe niet in redelijkheid heeft kunnen komen.

5.4

In de conclusie van repliek heeft klaagster aangevoerd dat beklaagde in strijd met de waarheid zou hebben gesteld dat hij medische adviezen had ontvangen via de belangenbehartigers van klaagster. Ook zou beklaagde het volgens klaagster niet zo nauw nemen met de waarheid ten aanzien van de wijze waarop hij het dossier had ontvangen. Beklaagde is op deze beide punten in zijn conclusie van dupliek gemotiveerd ingegaan en heeft hierover naar het oordeel van het college een duidelijke uitleg gegeven. Beklaagde heeft onder meer verduidelijkt dat hij het medisch dossier van de verzekeraar heeft ontvangen. Het college ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze uitleg en deelt dan ook het standpunt van beklaagde dat deze stellingen van klaagster geen stand kunnen houden. 

Klaagster heeft daarnaast verwezen naar uitspraken in andere zaken waarin beklaagde betrokken is geweest als adviseur en waarin zijn advies niet is gevolgd. Hieruit kan volgens haar worden afgeleid dat beklaagde stelselmatig de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening overtreedt. Het college volgt klaagster hierin niet. De enkele omstandigheid dat een advies niet wordt gevolgd, maakt niet dat van klachtwaardig handelen sprake is. Daar komt bij dat deze uitspraken niets zeggen over het handelen van beklaagde waarop de klacht van klaagster betrekking heeft.

5.5

Dit betekent dat de klacht niet slaagt.

5.6

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, J. Buitenhuis, H.A.M. Veneman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.