ECLI:NL:TGZRZWO:2021:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 126/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:67
Datum uitspraak: 09-07-2021
Datum publicatie: 09-07-2021
Zaaknummer(s): 126/2020
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen GZ-psycholoog. Aan klager is een tbs-maatregel opgelegd. In de kliniek waar hij in de periode 2015-2017 heeft verbleven, was beklaagde bij de behandeling van klager betrokken. De klacht heeft betrekking op het handelen van beklaagde gedurende en na klagers verblijf in de kliniek. De diverse klachtonderdelen zijn stuk voor stuk zeer summier en niet altijd even helder onderbouwd. Klager heeft weliswaar allerlei schriftelijke stukken aan het college overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de verwijten terecht zijn, maar deze stukken betreffen grotendeels door hem zelf geschreven stukken die veelal niet goed te volgen zijn. Deze stukken kunnen dan ook niet dienen als objectiveerbare feitelijke onderbouwing van zijn klacht. Er kan dan ook geen klachtwaardig handelen door beklaagde worden vastgesteld. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 9 juli 2021 naar aanleiding van de op 10 augustus 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

D , gz-psycholoog, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. R.J. Peet,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- door klager per mail ontvangen aanvullende stukken;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 19 april 2021.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Aan klager is een tbs-maatregel opgelegd. In verband hiermee heeft hij in de periode 2015-2017 in F verbleven. Beklaagde was in die periode bij de behandeling van klager betrokken.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

De klacht heeft betrekking op het handelen van beklaagde gedurende en na klagers verblijf in F.

Klager verwijt beklaagde – samengevat – dat:

- hij in de periode dat klager in F verbleef klager vals heeft beschuldigd van bedreigingen en ongepast contact van klager met werkgevers. Ook zou beklaagde hebben aangegeven dat klager afspraakonbetrouwbaar zou zijn;

- klager ondanks telefonisch bezwaar op 22 mei in de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) werd bezocht en daarna per 27 mei 2019 geplaatst is in E, terwijl bekend was dat dit problemen zou geven;

- hij misbruik heeft gemaakt van oude beschuldigingen en deze heeft overgedragen aan een opvolgend behandelaar en dat beklaagde duidelijk revanche wilde vanwege een eerder mislukte en onrechtmatige longstayaanvraag;

- zowel beklaagde als de opvolgend behandelaar met een longstay dreigden als klager het niet eens zou zijn of niet akkoord zou gaan met de te volgen behandeling.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat uit het klaagschrift niet kan worden opgemaakt wat beklaagde wordt verweten. Subsidiair is beklaagde van mening dat de klacht ongegrond is. Beklaagde herkent zich niet in de gemaakte verwijten en ontkent deze ten stelligste. Hij is van mening dat hij niet tekortgeschoten is in de zorgverlening aan klager en dat er geen sprake is van een zorgverlener die niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwame zorgverlener zou moeten handelen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college is van oordeel dat uit het klaagschrift en uit de toelichting daarop tijdens het vooronderzoek voldoende blijkt wat het verwijt is van klager ten opzichte van beklaagde. Hoewel summier en niet altijd even helder heeft klager deze verwijten ook van feiten en gronden voorzien. Dat betekent dat de klacht ontvankelijk is.

5.2

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Het college stelt vast dat de diverse klachtonderdelen stuk voor stuk zeer summier en niet altijd even helder zijn onderbouwd. Ook in zijn reactie op het verweer van beklaagde, waarin deze onder meer aangeeft zich totaal niet te herkennen in de verwijten, is een inzichtelijke onderbouwing van de verwijten uitgebleven. Klager heeft weliswaar allerlei schriftelijke stukken aan het college overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de verwijten terecht zijn, maar deze stukken betreffen grotendeels door hem zelf geschreven stukken die veelal niet goed te volgen zijn. Deze stukken kunnen dan ook niet dienen als objectiveerbare feitelijke onderbouwing van zijn klacht.

Dit leidt tot de conclusie dat er geen klachtwaardig handelen door beklaagde kan worden vastgesteld.

5.4

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, M. Mostert, lid-jurist, S.M. Pol,

R. van der Ree en Th.A.M. Deenen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

M.D. Moeke, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.