ECLI:NL:TGZRZWO:2021:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0021

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:59
Datum uitspraak: 11-06-2021
Datum publicatie: 11-06-2021
Zaaknummer(s): Z2021/0021
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verloskundige. Bij het eerste consult heeft de verloskundige een echo gemaakt en het beeld dat zij zag paste niet bij de anamnestische duur van de zwangerschap. De verloskundige heeft dit aan klaagster verteld, haar zorgen geuit over de zwangerschap en haar verwezen voor verder onderzoek. De zwangerschap bleek toch intact en klaagster is bevallen van een gezonde dochter. Klaagster verwijt de verloskundige dat zij haar respectloos heeft behandeld door na het onderzoek tegen haar te zeggen: “reken er maar niet op dat het wat wordt, het wordt eerder een miskraam.”  Beklaagde stelt zich op het standpunt dat het haar taak is om klaagster duidelijk en volledig te informeren. Zij meent dat op een zorgvuldige wijze te hebben gedaan. Het college acht het juist dat de verloskundige, gelet op haar bevindingen, haar twijfels heeft geuit. Dat zij dat op respectloze wijze heeft gedaan, heeft het college niet kunnen vaststellen. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 11 juni 2021 naar aanleiding van de op 26 januari 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door: C,

k l a a g s t e r

-tegen-

D , verloskundige, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door: mr. A.C.I.J. Hiddinga,

d e  v e r l o s k u n d i g e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-      het klaagschrift met de bijlagen;

-      het verweerschrift met de bijlagen;

-      het proces-verbaal van het op 19 april 2021 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het verloskundig dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is op 19 december 2018 bij de verloskundige geweest voor een eerste verloskundig consult. Tijdens dat consult heeft zij op de vragen van de verloskundige verklaard dat zij PCOS heeft en een onregelmatige cyclus met maximaal negen dagen verschil. Ook heeft zij verklaard dat de eerste dag van haar laatste menstruatie

18 oktober 2018 was. Op basis van deze informatie zou ten tijde van het consult sprake moeten zijn van een zwangerschapsduur van acht weken en zes dagen dan wel, na correctie in verband met de onregelmatige cyclus, zeven weken en vier dagen. De verloskundige heeft een uitwendige en inwendige echo verricht. Hierbij nam zij een vrucht waar ter grootte van 0,13 cm, passend bij een zwangerschapsduur van vijf weken en twee dagen. De verloskundige zag geen dooierzak.

Klaagster is op 29 juli 2019 bevallen van een gezonde dochter.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt de verloskundige – samengevat – dat deze haar respectloos heeft behandeld door na het onderzoek op 19 december 2018 tegen haar te zeggen: “Reken er maar niet op dat het wat wordt, het wordt eerder een miskraam.” Daarnaast heeft zij om het ziekenfondspasje gevraagd voor declaratie.

4.    HET STANDPUNT VAN DE VERLOSKUNDIGE

Volgens de verloskundige heeft zij, op basis van de verwachte zwangerschapsduur en de echobeelden, tegen klaagster gezegd dat het vruchtje nog erg klein was en mogelijk gestopt was met groeien. Het is haar taak als verloskundige om klaagster duidelijk en volledig te informeren en dit heeft zij dan ook gedaan.

De verloskundige kan zich haar precieze bewoordingen niet meer herinneren, maar heeft niet gezegd dat het niets zou worden. Dit was volgens haar op dat moment nog niet vast te stellen. Het strookt ook niet met het feit dat ze klaagster heeft doorverwezen. Wel heeft zij haar twijfels geuit.

Het vragen van gegevens ten behoeve van de verzekering is volgens de verloskundige gebruikelijk. De declaratie is niet door de verloskundige persoonlijk gedaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Zoals de verloskundige terecht stelt, is het de taak van een verloskundige om duidelijke en volledige informatie te geven. Dat de verloskundige haar twijfels over de (duur van de) zwangerschap heeft geuit, is- gelet op haar bevindingen zoals hierboven beschreven - juist.

De verloskundige betwist dat zij klaagster respectloos heeft behandeld; volgens haar heeft zij tijdens het consult op 19 december 2018 haar bevindingen van het echoscopisch onderzoek met klaagster besproken en heeft zij haar uitgelegd dat de grootte van de vrucht niet paste bij de verwachte zwangerschapsduur. Volgens de verloskundige heeft ze daarbij echter niet gezegd dat het “niets zou worden”.

In zoverre hebben klaagster en de verloskundige dus een andere lezing van de feiten. Het college heeft geen aanknopingspunten om aan de lezing van klaagster meer geloof te hechten dan aan die van de verloskundige. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat klaagster door de verloskundige respectloos is behandeld. Daarmee is evenmin komen vast te staan dat de verloskundige heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten.

Het declareren van zorghandelingen is gebruikelijk en niet klachtwaardig.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond. Dit betekent dat klaagster geen gelijk krijgt en dat als volgt moet worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gedaan in raadkamer door P.A.H. Lemaire, voorzitter, B.A.E. Bruijns en

J.M. Betlem, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

   secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.