ECLI:NL:TGZRZWO:2021:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 211/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:55
Datum uitspraak: 21-05-2021
Datum publicatie: 21-05-2021
Zaaknummer(s): 211/2020
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Inzage medisch dossier zonder toestemming klaagster. Geen schending beroepsgeheim, wel schending privacy.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 21 mei 2021 naar aanleiding van de op 19 november 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

B , huisarts, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. C.N. Felter, verbonden aan ARAG-rechtsbijstand te Leusden,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de nadere stukken van klaagster, ingekomen op 23 februari 2021;

- het proces-verbaal van het op 1 maart 2021 gehouden gehoor in het kader van het  

  vooronderzoek met de bijlagen;

- de e-mail van klaagster d.d. 22 maart 2021.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 23 april 2021, waar zijn verschenen klaagster en beklaagde, de laatste bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Na afronding van zijn opleiding tot huisarts is beklaagde vanaf maart 2009 tot op heden werkzaam bij D. Vanaf 2014 tot 31 maart 2020 werkte beklaagde – met korte onderbrekingen – als waarnemend huisarts bij E te B waar klaagster als patiënt staat ingeschreven.

Op 24 maart 2020 heeft klaagster – vanwege de coronapandemie – een telefonisch consult met beklaagde als waarnemend huisarts gehad. Na dit consult heeft klaagster beklaagde een verkeerde diagnose en een onheuse bejegening verweten. Om hierop te kunnen reageren heeft beklaagde verzocht om toezending van de notities van het telefonisch consult, waarna in overleg met de praktijkmanager van het gezondheidscentrum is besloten om deze notities op locatie te komen inzien. Nadat beklaagde op 21 juli 2020 door de praktijkmanager toegang was verschaft tot het medisch dossier van klaagster, heeft hij de volgende dag via e-mail richting de praktijkmanager op de klacht van klaagster gereageerd.

Op 31 juli 2020 heeft klaagster een formele klacht ingediend bij de klachtencommissie van D.

Op 23 augustus 2020 heeft klaagster een machtigingsformulier ondertekend waarbij zij toestemming verleende:

1.    aan de leden en de secretaris van de klachtencommissie van D om alle medische, verpleegkundige en/of andere relevante (dossier) bescheiden betreffende ondergetekende op te vragen, te kopiëren en in te zien. De toestemming geldt alleen voor bescheiden die in het belang zijn voor het onderzoek in het kader van de ingediende klacht.

2.    aan allen aan wie – in het kader van de klachtbehandeling – informatie of inzage wordt gevraagd, tot het geven van de gevraagde inlichtingen en het verstrekken van inzage aan de leden en/of secretaris van de klachtencommissie.

3.    aan de klachtencommissie om in het kader van de klachtbehandeling relevante stukken te overleggen en advies te vragen aan een externe deskundige, indien dat voor de behandeling van de klacht nodig blijkt te zijn.

Bij brief van 9 november 2020 heeft beklaagde zijn verweerschrift bij de klachtencommissie ingediend. Bij dit verweerschrift heeft beklaagde vijf bijlagen gevoegd.

Bij e-mail van 12 november 2020 is via het secretariaat van de klachtencommissie beklaagde verzocht om te verifiëren of de bijlagen binnen de reikwijdte van de machtiging van klaagster vallen.

In reactie hierop heeft beklaagde bij brief van 13 november 2020, voor zover hier van belang, het volgende aan de klachtencommissie meegedeeld:

“In mijn eerdere reactie heb ik verwezen naar toegevoegde bijlagen. Deze bijlagen had ik toegevoegd bij mijn reactie op de klacht.

Van de klachtenbureau heb ik begrepen dat de bijlagen binnen de reikwijdte van mandaat van de machtiging van de klaagster dienen te vallen.

Het zou mijn eigen verantwoordelijkheid zijn als huisarts om mijn geheimhoudingsplicht niet te schenden.

Ik heb gekozen om geen bijlagen mee te sturen. Ik kan me niet permitteren mijn beroepsgeheim willens en wetens te schenden. Deze gegevens zijn niet in het belang van de klaagster om te delen. Ik schat de kans realistisch dat ik hierop weer aangeklaagd kan worden.

Ik heb met die bijlagen mijn reactie goed willen onderbouwen. Tevens heb ik willen illustreren dat er weinig nodig is voor een klacht en dat er meerdere conflicten of voortijdige verbrekingen van contacten waren met zorgverleners.

Mijn inziens relevant voor deze casus zijn de contacten op 22-23-24 maart 2020.

16 april 2020, 18 en 25 en 27 mei 2020 en 10 en 16 en 22 juni 2020 en 6 en 29 juli 2020 omdat ze rechtstreeks verband hebben met haar klacht. Op 29 juli was vermelding dat ze nog steeds ernstige klachten had. De volgens haar juiste diagnose was reeds medio mei gesteld en behandeld.

Na 29 juli 2020 heb ik geen inzage meer gekregen over het beloop van haar klacht.

Buiten de periode van deze klacht vond ik relevant 26 en 30 augustus 2019 omdat er toen ook een klacht was en 4-7-2018 ivm illustratie hoe het contact kan gaan. In dit kader heb ik ook 22 juni en 6 juli eerder vermeld.

Het is aan de klachtencommissie of die deze gegevens verder wilt inzien.”

Op 10 maart 2021 heeft de hoorzitting bij de klachtencommissie plaatsgevonden, waarna besloten is de behandeling van de klacht aan te houden totdat op de onderhavige tuchtklacht is beslist.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij zijn beroepsgeheim en haar privacy heeft geschonden doordat hij zonder haar toestemming haar medisch dossier heeft ingezien en gebruik heeft gemaakt van de daarin opgenomen informatie en documentatie.  

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat het nodig was om het medisch dossier van klaagster in te zien teneinde op de klacht van klaagster inhoudelijk te kunnen reageren. Volgens beklaagde heeft klaagster door indiening van de klacht daarvoor impliciete toestemming gegeven. Voorts wijst beklaagde erop dat hij tot tweemaal toe van de klachtencommissie via versleutelde e-mails een afschrift van een machtiging en informatie uit het medisch dossier van klaagster heeft ontvangen waardoor hij mocht aannemen dat klaagster daarmee had ingestemd. Ook heeft beklaagde erop gewezen dat hij bij zijn reactie op de klacht geen enkele passage uit het medisch dossier heeft gevoegd. Beklaagde betoogt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht van klaagster dat beklaagde zijn medisch beroepsgeheim heeft geschonden, is ongegrond. Daartoe overweegt het college als volgt.

5.3

Het beroepsgeheim is uitgewerkt in de KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens”. In deze richtlijn is in hoofdstuk 3 (Gegevensverstrekking in juridische procedures) het volgende bepaald:

3.1 De arts als verweerder in klachtzaken, tuchtzaken en civiele zaken

In het kader van zijn verdediging kan een arts in (gerechtelijke) procedures medische gegevens nodig hebben. Dit kan gaan om klachtzaken, tuchtzaken of civiele zaken.

Gebruik van gegevens in klachtzaken

Zolang een klacht door een klachtenfunctionaris wordt behandeld, worden de medische gegevens van een patiënt op grond van diens veronderstelde toestemming door de klachtenfunctionaris gebruikt. Wordt de klacht aan een klachtencommissie voorgelegd, dan is expliciete toestemming van de patiënt nodig voor het gebruik van zijn gegevens. Dat geldt ook voor de gegevens die door de arts worden gebruikt in het kader van zijn verweer. Geeft de patiënt geen toestemming voor het gebruik van zijn gegevens, dan dient dat te leiden tot ongegrondheid van de klacht.

5.4

Het college overweegt dat ten tijde van de inzage van het medisch dossier van klaagster door beklaagde op 21 juli 2020 tussen partijen geen sprake was van een behandelrelatie uit hoofde waarvan op beklaagde ingevolge artikel 7:457 lid 1 BW een geheimhoudingsplicht rustte. Beklaagde kon op dat moment ook niet gezien worden als een rechtstreeks betrokkene bij de behandeling of vervanger in de zin van artikel 7:457 lid 2 BW. Beklaagde heeft immers zijn werkzaamheden als waarnemend huisarts van E na 31 maart 2020 beëindigd en was daarna niet meer betrokken bij de behandeling van klaagster. Dat klaagster beklaagde een verkeerde diagnose en een onheuse bejegening verweet, had niet tot gevolg dat de betrokkenheid van beklaagde bij de behandeling van klaagster herleefde. Dit betekent dat beklaagde op 21 juli 2020 toegang heeft gehad tot het medisch dossier van klaagster, zonder dat sprake was van een behandelrelatie tussen klaagster en beklaagde. De geheimhoudingsplicht strekt zich niet uit over de gegevens die een arts ter ore komen zonder dat sprake is van een arts-patiëntrelatie (vgl. RTG Amsterdam 18 juni 2013, ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG3015). Van een schending door beklaagde van zijn geheimhoudingsplicht kan daarom strikt genomen niet gesproken worden.

5.5

Dit laat evenwel onverlet dat door de inzage van het medisch dossier van klaagster en gebruikmaking van gegevens daaruit door beklaagde ten behoeve van zijn verweer wel sprake kan zijn van schending van de privacy van klaagster. Het college overweegt hierover als volgt.

5.6

Het college stelt vast dat de klachtencommissie bij (versleutelde) e-mail van

16 september 2020 de ontvangst van de klacht van klaagster, met daarbij gevoegd een afschrift van de klachtbrief en het door klaagster ondertekende machtigingsformulier, aan beklaagde heeft bevestigd met het verzoek om een schriftelijke toelichting/reactie. Naar aanleiding van het daarop volgende verzoek van beklaagde om nadere informatie heeft de klachtencommissie bij (versleutelde) e-mail van 23 september 2020 de bijlagen bij de klachtbrief aan beklaagde toegezonden. Bij (versleutelde) e-mail van 6 oktober 2020 heeft de klachtencommissie de door beklaagde gevraagde gegevens (volgens beklaagde zien deze op journaalgegevens en een brief van de specialist) – met uitzondering van de journaalgegevens uit 2019 – aan beklaagde verstrekt. Beklaagde heeft de door hem ontvangen medische gegevens van klaagster thuis uitgeprint. Voorts stelt het college vast dat beklaagde – zoals hij ter zitting heeft verklaard – tijdens de inzage van het dossier op 21 juli 2020 schriftelijke aantekeningen heeft gemaakt die hij bij het opstellen van het verweerschrift ten behoeve van de klachtencommissie heeft gebruikt.

5.7

Ter zitting heeft klaagster toegelicht dat zij in overleg met haar eigen huisarts (F) toestemming heeft verleend tot het verstrekken van haar medische gegevens over de periode van 22 maart t/m 29 juli 2020 aan de klachtencommissie en beklaagde als verweerder.

5.8

In het verweerschrift van 9 november 2020 is beklaagde onder meer ingegaan op de klachten die klaagster over hem heeft geuit, te weten een verkeerde diagnose en onheuse bejegening. In dat verband heeft beklaagde twee eerdere klachten benoemd en toegelicht die klaagster in juli 2018 en augustus 2019 tegen andere zorgverleners had ingediend. Daarmee heeft beklaagde willen illustreren hoe klaagster omgaat met hulpverleners en dat er voor haar weinig nodig is om een klacht in te dienen. De pijn bij klaagster zit hem vooral in het gebruik van deze gegevens. Vast staat dat klaagster voor het gebruik van deze gegevens geen (expliciete) toestemming heeft gegeven in de door haar ondertekende machtiging. Voor een inhoudelijke beoordeling van de hiervoor bedoelde klachten – verkeerde diagnose en onheuse bejegening – was gebruik van deze gegevens bovendien ook niet noodzakelijk. Daar komt bij dat beklaagde deze gegevens had verkregen door het medisch dossier van klaagster op 21 juli 2020 in te zien, terwijl hij, zoals onder 5.4 overwogen, niet langer een behandelrelatie met klaagster had en toestemming van klaagster voor de inzage ontbrak. Hoewel het begrijpelijk is dat beklaagde zich toetsbaar wilde opstellen, leidt het voorgaande ertoe dat beklaagde daarmee de privacy van klaagster heeft geschonden. Beklaagde heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is in zoverre gegrond.

5.9

Het college staat voor de vraag of een maatregel moet worden opgelegd en, zo ja, welke maatregel passend is. Gelet op de aard en ernst van de gedraging en de houding van beklaagde, die zich open en transparant heeft opgesteld, ziet het college aanleiding om te volstaan met een waarschuwing.

5.10

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6.    DE BESLISSING

Het college:

- verklaart de klacht gegrond, voor zover deze betrekking heeft op de schending van de privacy van klaagster;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt beklaagde de maatregel van waarschuwing op;

- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften 'Tijdschrift voor Gezondheidsrecht', 'Gezondheidszorg Jurisprudentie' en 'Medisch Contact'.

Aldus gegeven door W.J.B. Cornelissen, voorzitter, M. Mostert, lid-jurist, R.J. Wolters en A.H.M. van den Nieuwenhof en M. van Bergeijk, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van P. van der Stroom, secretaris                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.