ECLI:NL:TGZRZWO:2021:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 075/2020

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2021:23
Datum uitspraak: 12-02-2021
Datum publicatie: 12-02-2021
Zaaknummer(s): 075/2020
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Beklaagde mocht uitgaan van de diagnose urinesteenlijden. Geen aanleiding voor nader onderzoek en/of doorverwijzing. Geen onzorgvuldige overdracht.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 februari 2021 naar aanleiding van de op 20 mei 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. drs. S.C. de Leede, advocaat te Utrecht,       

k l a g e r

-tegen-

E , huisarts,  (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. S.T. Könning, advocaat te Utrecht,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-      het klaagschrift met de bijlagen en de dvd;

-      het verweerschrift met de bijlagen;

-      het proces-verbaal van het op 3 november 2020 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek met daaraan gehecht de reactie van beklaagde d.d. 23 november 2020.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 12 januari 2021, waar klager en beklaagde zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De zaak is gevoegd behandeld met zaaknummer 074/2020.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 18 januari 2016 omstreeks 23:40 uur heeft klager zich gemeld bij de Huisartsenpost “F” te D. In het medisch dossier is het volgende genoteerd:

Subjectief DA               Klacht/beloop: Pt binnenkomen lopen, heftig pijnlijk in de lies (…) te druk voor volledige triage

HA:                              Tijdens lesgeven in G vanavond om 21.00 uur pijn in de linker lies gekregen. Zelf nog met de auto naar D gereden. Hyperventilerend uit de wachtkamer. Pijn vnl. in de linker lies met uitstraling naar de buik en linker testikel. Om 23.45 uur tabletje oxazepam + pijnstilling (diclofenac im 75 mg) om 00.15 uur wegens de heftige pijn. Pijn lijkt nu af te zakken, maar komt in aanvallen terug.

Objectief                      Lag te schudden en hyperventileren op tafel. temp : 37,1 rr: 120/80 pols; 95 sat : 99% later 92% abd: actief spierverzet met normale peristaltiek. Slagpijn nierloge Li++ urine: 1 ery..

Evaluatie                      Urolithiasis (alle vormen/lokalisaties)

ICPC (E-regel)              U95 – Urolithiasis (alle vormen/lokalisaties)

Plan                             Eerst 1 tabl Oxa, later inj Diclo im. Wil zekere diagnose, anders blijft hij hier. Mi 99% zeker. Veel opgeknapt, maar P niet helemaal weg. Nog 1 inj Morf im. Is uiteindelijk in slaap gevallen op de onderzoekstafel. Heeft hier bijna 3 uur gelegen.

Klager is in eerste instantie onderzocht door beklaagde. Nadat beklaagde eerst een tablet paracetamol en – vanwege de onrust – een tablet oxazepam aan klager had gegeven, heeft hij de “werkdiagnose” urolithiasis (niersteenkoliek) gesteld en op basis daarvan aan klager pijnstilling (diclofenac im 75 mg) toegediend.

In verband met een spoedvisite heeft beklaagde de behandeling van klager omstreeks 00:50 uur overgedragen aan collega C, tegen wie klager ook een tuchtklacht heeft ingediend (no. 074/2020). Vanwege het verwarrende klachtenbeeld en omdat de door beklaagde toegediende diclofenac geen effect sorteerde heeft C besloten om 10 mg morfine i.m. toe te dienen, waarna klager in slaap is gevallen. Nadat klager weer wakker was geworden, heeft hij de huisartsenpost verlaten.

Op 21 januari 2016 heeft de eigen huisarts klager doorverwezen naar de uroloog, waarna uit een echo is gebleken dat er sprake is van een torsio testis . De conclusie van het echo-verslag van 21 januari 2016 luidt als volgt:

- Beeld passend bij een langer bestaande torsio testis met een gezwollen, inhomogeen aspect en mogelijk ook necrose.

- Aan de nieren gb, geen aanwijzingen voor nefrolithiasis.

Sinds maart 2016 is beklaagde gepensioneerd. Vanaf mei 2016 staat hij niet meer in het BIG-register geregistreerd.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat hij (1) onvoldoende en/of onjuist onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van klager op 18 en 19 januari 2016, (2) de behandeling van klager onzorgvuldig heeft overgedragen, (3) de verkeerde diagnose heeft gesteld, (4) klager inadequaat heeft behandeld, (5) klager, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe, niet nader heeft onderzocht en (6) klager niet heeft doorverwezen voor nader onderzoek.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij de anamnese heeft uitgevraagd, lichamelijk onderzoek heeft verricht waarbij aandacht is geweest voor het abdomen, de liezen en de externe genitaliën, de vitale parameters heeft gecontroleerd en urineonderzoek heeft ingezet. Gelet op de klacht van abdominale pijn met uitstraling naar het bekken en de flank acht hij dit onderzoek passend. Omdat er ten tijde van het consult geen verdenking bestond op genitale pathologie, was nader onderzoek naar het testikel volgens hem niet aangewezen. Voorts is van een onzorgvuldige overdracht geen sprake geweest. Beklaagde wijst erop dat hij enkel een werkdiagnose heeft gesteld die in voldoende mate werd ondersteund door de bevindingen bij het onderzoek. Verder meent beklaagde dat hij op basis van de “waarschijnlijkheidsdiagnose” urolithiasis met het toedienen van diclofenac conform de NHG-Standaard 'Urinesteenlijden' heeft gehandeld en dat er gedurende de periode dat hij betrokken was bij de behandeling van klager geen aanleiding bestond voor nadere aanvullende diagnostiek en/of doorverwijzing. Beklaagde betoogt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat beklaagde op basis van de presentatie van de klachten van klager, zoals deze zijn genoteerd in het medisch dossier, ten tijde van het consult mocht uitgaan van de diagnose niersteenkoliek/urinesteenlijden (urolithiasis) en dat hij op basis daarvan – overeenkomstig de NHG-Standaard Urinesteenlijden – beleid heeft kunnen bepalen door als aanvangsbehandeling pijnstilling toe te dienen (diclofenac 75 mg intramusculair). Daartoe overweegt het college dat uit het medisch dossier blijkt dat klager acute hevige pijn had in de linkerflank, aan de zijkant van de buik en/of in de onderbuik, van wisselende intensiteit, met bewegingsdrang in combinatie met hematurie (uit urineonderzoek bleek van aanwezigheid van erytrocyten). Dit zijn kenmerkende symptomen van een urinesteen-aanval.

5.3

De stelling van klager dat hij tijdens het consult meerdere keren expliciet heeft geklaagd over extreme pijn in zijn linker testikel, in het bijzonder bij aanraking, en dat er daarom alle reden was voor (doorverwijzing voor) nader onderzoek, vindt geen steun in het medisch dossier en is bovendien door beklaagde betwist. Beklaagde heeft ter zitting herhaald dat hij, nadat de anamnese was afgenomen, bij het lichamelijk onderzoek de testikels van klager wel heeft beoordeeld maar niet heeft aangeraakt, omdat de externe genitaliën geen afwijkingen vertoonden (bijvoorbeeld een zwelling) en er daarom voor palpatie geen aanleiding was. Het college heeft geen redenen hieraan te twijfelen, zodat – in het licht van de omstandigheden van dit geval – geen aanleiding bestond voor de door klager bepleite uitbreiding van de anamnese/het lichamelijk onderzoek, gericht op andere oorzaken van de pijn. Dat de uroloog een paar dagen later wel een zwelling van de linker testikel heeft geconstateerd, doet daar niet aan af. Bepalend is immers de medische situatie van klager ten tijde van het handelen door beklaagde.

5.4

Bij deze stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat beklaagde is getreden buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Dit betekent dat de klachtonderdelen (1), (3) en (4) niet slagen. Ditzelfde lot treft de klachtonderdelen (5) en (6), nu niet beklaagde maar C als opvolgend behandelaar daarbij betrokken is geweest.

5.5

Anders dan klager betoogt, is het college niet gebleken van een onzorgvuldige (mondelinge) overdracht van de behandeling van klager door beklaagde aan C. Klager heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de overdracht onzorgvuldig is geweest. Uit het medisch dossier en de audit trail volgt dat beklaagde om 00:51 uur de bevindingen van de anamnese en het lichamelijk onderzoek heeft genoteerd, waarna hij de behandeling van klager in verband met een spoedvisite aan C heeft overgedragen. Voorts blijkt daaruit dat C het medisch dossier om 01:04 uur heeft ingezien en dat hij op basis van de notities van beklaagde de behandeling van klager heeft voortgezet. Klachtonderdeel (2) treft daarom ook geen doel.

5.6

Het voorgaande leidt het college tot de volgende beslissing.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door H.L. Wattel, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, M. van Bergeijk,

R.J. Wolters en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

P. van der Stroom, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.