ECLI:NL:TGZRSGR:2021:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2021-009a

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:81
Datum uitspraak: 22-06-2021
Datum publicatie: 22-06-2021
Zaaknummer(s): 2021-009a
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts is alleen betrokken bij de behandeling van patiënt doordat zij de supervisor is van de haio die het spreekuurcontact met patiënt heeft gehad. Het enkele feit dat patiënt dacht dat ‘er iets in zijn bloed zat’ was geen aanleiding voor ander onderzoek of andere behandeling. Beklaagde hoefde als supervisor geen aanleiding te zien de diagnose en beslissingen van de haio anders te beoordelen dan zij heeft gedaan. Klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 22 juni 2021

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C , huisarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: M.J.J. de Ridder, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift , ontvangen op 25 januari 2021;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          de e-mails van klaagster, gedateerd 18 april 2021 met bijgevoegde stukken.

1.2       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 12 mei 2021. De partijen, beklaagde bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.3              De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Die zaak is bekend onder dossiernummer 2020-009b .

2.                  De feiten

2.1              Klaagster is de moeder van D, geboren in 1976 (hierna te noemen ‘patiënt’). Patiënt is op 16 december 2020 overleden. Beklaagde was de huisarts van patiënt.

2.2              Patiënt heeft op 9 december 2020 het spreekuur bezocht. Bij zijn bezoek heeft hij als reden klachten over zijn stoelgang en gewichtsverlies genoemd. Patiënt is behandeld door een huisarts in opleiding (hierna ‘de haio’), die onder supervisie van beklaagde werkzaam was.

2.3              Tijdens het spreekuur heeft patiënt zijn darmklachten en gewichtsverlies toegelicht. De haio heeft patiënt na onderzoek doorverwezen naar een MDL-arts vanwege alarmsignalen. Verder heeft de haio vanwege klachten van impetigo (krentenbaard) op de rug Fucidin voorgeschreven. Patiënt vertelde verder tijdens het spreekuur dat hij dacht ‘dat er iets in zijn bloed zat’ en dat hij bang was voor een bloedvergiftiging.

2.4              In het medisch dossier is op 9 december 2010 het volgende opgenomen:

S Komt met begeleiding; Heeft sinds paar maanden S last van verminderde eetlust, misselijk, soms

S braken. Tevens ontlasting die anders is, poept

S vaak slijm en loze aandrang. Ontlasting is wel

S soepel, niet hard of potlooddun. Geen bloed bij

S def. Wel gewichtsverlies 5-6 kilo in 6 mnd. Vader

S op jonge leeftijd rond 54 jr overleden aan

S darmkanker. S

S Krijgt nieuwe begeleiding/contactpersoon:

S E:  

S F:

O abdomen: np, wt, geen drukpijn, soepele buik

O RT: geen hemorroiden, geen palpabele zwelling

O inwendig

E klachten ontlastingspatroon

P Verwijzing MDL gezien alarmsignalen

P Via ZorgDomein verwezen naar Maag-darm-

P leverziekten G, B

S Heeft sinds paar dagen rode plekjes op gelaat, arm

S en rug. Ook gele korstjes en soms vocht. Geen

S koorts. Heeft een kat verschoont vaak de bak.

S Denkt dat hij een bloedvergiftiging heeft.

O erosieve papels op arm, rug en gelaat met gele

O korsten

E impetigo

P Uitleg, fucidin, bak contact voor oraal ab.

P Algemene hygienische adviezen, zie infotekst

P R/15 g fusidiniezuur cr 20 mg/g (3. AB)

2.5              Beklaagde heeft het verloop van het spreekuurcontact met de haio op 9 december 2010

besproken.

2.6              Op 13 december 2020 is er op verzoek van klaagster telefonisch contact geweest

tussen de huisartsenpost en patiënt, omdat patiënt verzwakte. Hij had onder meer moeite met lopen. Van dat contact zijn geen gegevens in het medisch dossier opgenomen.

2.7              In de ochtend van 14 december 2020 heeft een medewerkster van H, die patiënt

begeleidde, de praktijk gebeld en met de assistente gesproken. Zij vertelde dat patiënt niet meer kon lopen. De assistente heeft contact opgenomen met I, waarnemend huisarts in de praktijk van beklaagde (beklaagde in de zaak 2020-009b). Deze heeft zijn spreekuur onderbroken en is naar patiënt toegegaan. In de woning waren twee medewerksters van H aanwezig. Klaagster was gedurende het consult niet in de woning aanwezig.

2.8              I heeft patiënt onderzocht en vastgesteld dat patiënt niet meer kon lopen.

Verder constateerde I op de armen en het gezicht van patiënt huidafwijkingen, passend bij impetigo. Ook constateerde I roodheid in de rechter elleboog, passend bij een bursitis olecrani (slijmbeurontsteking).

2.9              I heeft contact opgenomen met de dienstdoende MDL-arts. In overleg met

deze arts is besloten om patiënt via de SEH te laten opnemen. I heeft vervolgens de ambulancedienst gebeld en heeft daarna het consult beëindigd.

2.10          In het medisch dossier is over dit consult het volgende opgenomen:

S H belt; meneer kan niet de

S deur opendoen omdat hij zo verzwakt is. Zij zijn

S naar binnen gekomen omdat zij de sleutel hebben.

S Meneer kan al een aantal dagen niet lopen vanwege

S zwakte. Afgelopen woensdag nog op de praktijk

S geweest maar nu snel achteruit gegaan. Poept in S een plastic zak op de bank. De ontlasting is

S afwijkend en zit vol met slijm. Verder heeft

S meneer last van ontstekingen op zijn huid. Is al

S door de andere huisarts verwezen naar de MDL.

O T37,9 AH18/min Sa02 99% HR128/min

O Op de bank ligt een verzwakte magere man,

O verspreid op de huid impetigo

O Brusitis olecrani rechts

E Veranderd ontlastingspatroon en zeer verzwakte man

P Besproken met pt opname MDL is akkoord. P Overleg DD MDL arts klinische analyse MDL

P Via ZorgDomein verwezen naar Maag-darm-

P leverziekten G, B

2.11          Patiënt is op 14 december 2020 opgenomen in het G. Na kweken

werd op 15 december 2020 een sepsis vastgesteld. Patiënt verslechterde snel en werd op de IC opgenomen. Daar is hij op 16 december 2020 aan multiorgaan falen overleden. Diezelfde dag heeft beklaagde klaagster gebeld en gecondoleerd. Zij heeft voorts de eigen huisarts van klaagster van het overlijden van haar zoon in kennis gesteld.

3.                  De klacht

Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat zij de klacht van patiënt dat ‘er iets in zijn bloed zat’ niet serieus heeft genomen, niet is ingegaan op de hulpvraag van patiënt en door een opeenstapeling van nalatigheden is tekortgeschoten in de behandeling van patiënt.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College stelt voorop dat het verdrietig is dat patiënt op relatief jonge leeftijd is overleden. Dat neemt niet weg dat het College moet beoordelen of beklaagde is tekortgeschoten bij de behandeling van patiënt. Het College is van oordeel dat dit niet het geval is. Hieronder legt het College uit waarom het tot deze beslissing is gekomen.

5.2              Vooropgesteld moet worden dat beklaagde, voor zover voor deze tuchtklacht van belang, alleen betrokken is geweest bij behandeling van patiënt doordat zij de supervisor is van de haio, die het spreekuurcontact op 9 december 2019 met patiënt heeft gehad. Beklaagde heeft het spreekuurcontact met de haio besproken en heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de haio.

5.3              Uit het medisch dossier blijkt dat patiënt darmklachten en gewichtsverlies als belangrijkste reden voor zijn bezoek aan het spreekuur heeft aangegeven. Daarvoor heeft de haio hem naar de MDL-arts verwezen. Verder heeft de haio impetigo geconstateerd en daarvoor een zalf voorgeschreven.

5.4              Patiënt heeft tijdens het spreekuur ook aangegeven dat hij bang was dat hij een bloedvergiftiging had. Uit het lichamelijk onderzoek zoals dat door de haio is verricht kwamen geen aanwijzingen naar voren die daar op konden wijzen. Het College is daarom van oordeel dat het enkele feit dat patiënt heeft aangegeven dat hij dacht dat ‘er iets in zijn bloed zat’ geen aanleiding hoefde te zijn voor nader onderzoek of een andere behandeling. Dat betekent dat beklaagde als supervisor geen aanleiding hoefde te zien de diagnose en beslissingen van de haio anders te beoordelen dan zij heeft gedaan.

5.5              Voor zover klaagster bestrijdt dat het door de haio voorgeschreven recept naar de apotheek is doorgestuurd, merkt het College op dat uit het dossier blijkt dat het recept naar de apotheek waar patiënt stond ingeschreven is gestuurd. De moeilijkheden die volgens klaagster hebben bestaan om de zalf te kunnen krijgen, hebben mogelijk te maken dat klaagster heeft geprobeerd de zalf bij een andere apotheek dan waar patiënt stond ingeschreven uitgereikt te krijgen. Dat kan beklaagde niet worden verweten.

5.6       De conclusie is dat beklaagde niet kan worden verweten dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van patiënt behoorde te betrachten. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter, E.F. Brinkman, lid-jurist, H.C. Baak, G.J. Dogterom en A.C.M. Kleinsman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2021.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.