ECLI:NL:TGZRSGR:2021:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-140b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:73 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-05-2021 |
Datum publicatie: | 25-05-2021 |
Zaaknummer(s): | 2020-140b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Het College is van oordeel dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld en een goed onderbouwde behandeling voor de dochter van klager heeft voorgesteld. Zoals beklaagde terecht heeft aangegeven dient er bij een diagnose anorexia nervosa naar de huidige wetenschappelijke inzichten over het ontstaan en voortbestaan van eetstoornissen altijd eerst gewerkt te worden aan gewichtstoename. Anders gezegd: de dochter van klager moest eerst op gewicht en op krachten komen, voordat zij in staat zou zijn om een (intensief) onderzoek naar onderliggende oorzaken te ondergaan en daar (waar nodig) aan te gaan werken. Belangrijk is in (de beginfase van) de behandeling daarnaast, dat individuele begeleiding wordt geboden aan beide ouders in de omgang met de stoornis. Het behandelplan zoals dat door beklaagde is toegelicht aan klager is in lijn met deze wetenschappelijke inzichten en getuigt (daarmee) van een zorgvuldige aanpak. Ten slotte is onduidelijk is welke informatie klager verder van beklaagde had willen ontvangen en wat klager in de communicatie met beklaagde heeft gemist. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, gz-psycholoog,
werkzaam te D,
beklaagde.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 9 september 2020;
- het verweerschrift;
- de brief van klager van 2 oktober 2020, ingekomen op 6 oktober 2020;
- de brief van klager van 5 oktober 2020, ingekomen op 7 oktober 2020;
- de brief van klager van 13 oktober 2020, ingekomen op 14 oktober 2020;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 13 januari 2021.
1.2 Het College heeft de klacht op 13 april 2021 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Beklaagde is werkzaam als directeur bij E.
2.2 Klager heeft een dochter, geboren op in 2008 (verder te noemen: de dochter).
De dochter is gediagnosticeerd met anorexia nervosa en op 18 juni 2020 met spoed naar de E verwezen door de kinderarts.
2.3 Klager en de moeder van de dochter (hierna: de moeder) zijn gescheiden. Zij hebben
samen het gezag over de dochter. Op 22 juni 2020 is de dochter voor een intake bij de E gezien door een collega van beklaagde, bij de moeder thuis. Bij deze intake was ook klager aanwezig.
2.4 Op 26 juni 2020, 1 juli 2020 en 2 juli 2020 zijn er door een collega van beklaagde
(advies)gesprekken gevoerd met klager en de moeder, via beeldbellen. In deze gesprekken
is het door de E aangeboden behandelplan besproken. Klager was het met dit behandelplan
niet eens en heeft geen toestemming gegeven voor de behandeling.
2.5 Op 3 juli 2020 heeft klager een klacht ingediend bij E. Deze klacht is op 10 juli 2020 binnengekomen bij de klachtenfunctionaris van de E. Na een verzoek om extra informatie bij klager, heeft de klachtenfunctionaris de klacht doorgestuurd naar het directiesecretariaat van de E.
2.6 Op 15 juli 2020 heeft klager een e-mail naar het directiesecretariaat gestuurd met het verzoek aan de directie om met spoed in te grijpen en passende maatregelen te nemen. Vanwege afwezigheid door vakantie van beklaagde heeft het directiesecretariaat, op verzoek van beklaagde, een e-mail naar klager gestuurd met daarin een uitnodiging voor een afspraak op 21 juli 2020 met twee collega’s van beklaagde. Klager heeft deze uitnodiging afgeslagen.
2.7 Bij terugkomst van vakantie heeft beklaagde een gesprek met klager laten inplannen op 15 augustus 2020. Deze afspraak is, vanwege vakantie van klager, verzet naar 28 augustus 2020. Op 28 augustus 2020 hebben klager en beklaagde elkaar gesproken. Bij dit gesprek was ook de vertrouwenspersoon van klager, F, aanwezig.
2.8 Beklaagde heeft vervolgens zowel klager als de moeder en de dochter nog uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2020. Dit gesprek is afgezegd door de moeder, omdat de dochter ondertussen was aangemeld bij het G en er daar een intake zou plaatsvinden.
3.
De klacht
Klager verwijt beklaagde – samengevat – dat hij:
a. geen juiste en passende behandeling aan de dochter heeft aangeboden, waardoor het onderliggende probleem van de eetstoornis van de dochter niet wordt opgelost;
b. geen dan wel te weinig informatie en voorlichting heeft gegeven.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College is van oordeel dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij heeft
gehandeld in strijd met de zorg die hij klager behoorde te geven en zal de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaren. Het College zal dit oordeel hieronder toelichten.
Klachtonderdeel a
5.2 De kern van de klacht is dat beklaagde de dochter van klager niet goed zou hebben
geholpen, omdat hij niet zou hebben willen kijken naar haar achterliggende problematiek en heeft nagelaten een ‘integraal medisch diagnostisch onderzoek’ aan te bieden. Volgens klager heeft beklaagde geweigerd het onderliggende probleem van de dochter te behandelen, of zelfs maar te bespreken. Klager is het niet eens met de focus die in de E wordt gelegd op de regulering van het eetgedrag en op (activiteiten gericht op) gewichtstoename en herstel. Klager is van mening dat eerst, of in elk geval gelijktijdig, de onderliggende problemen in beeld gebracht en behandeld moeten worden. Het College deelt dit standpunt niet. Het College is van oordeel dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld en (namens de E) een goed onderbouwde behandeling heeft voorgesteld.
5.3 Zoals beklaagde terecht heeft aangegeven tijdens het gesprek met klager op 28
augustus 2020, in zijn verweerschrift en tijdens het mondeling vooronderzoek, dient er bij een diagnose anorexia nervosa naar de huidige wetenschappelijke inzichten over het ontstaan en voortbestaan van eetstoornissen altijd eerst gewerkt te worden aan gewichtstoename. Anders gezegd: de dochter van klager moest eerst op gewicht en op krachten komen, voordat zij in staat zou zijn om een (intensief) onderzoek naar onderliggende oorzaken te ondergaan en daar (waar nodig) aan te gaan werken. Belangrijk is in (de beginfase van) de behandeling daarnaast, dat individuele begeleiding wordt geboden aan beide ouders in de omgang met de stoornis. Het behandelplan zoals dat door beklaagde is toegelicht aan klager is in lijn met deze wetenschappelijke inzichten en getuigt (daarmee) van een zorgvuldige aanpak. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
5.4 Het College begrijpt de zorgen die klager heeft om zijn dochter, maar wil
benadrukken dat uit de stukken naar voren komt dat het belangrijk is dat er geen tijd (meer) verloren gaat en dat er gestart wordt met een behandeling van de dochter zoals door beklaagde (of de nadien betrokken specialisten) geadviseerd, zodat de eerste stappen richting herstel gezet kunnen worden.
Klachtonderdeel b
5.5 Klager stelt dat beklaagde weigert informatie over en inzage in de werkwijze
van de E te geven. Beklaagde weerspreekt dit. Naar aanleiding van de klacht van klager heeft beklaagde direct na terugkomst van zijn vakantie contact opgenomen met klager en uiteindelijk op 28 augustus 2020 met klager gesproken en het behandeladvies toegelicht. Daarna heeft beklaagde klager en de moeder nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op 10 september 2020. Dit gesprek is door de moeder afgezegd omdat de dochter ondertussen was aangemeld bij het G. Ook klager stelde kennelijk geen prijs op een tweede gesprek. Klager heeft andere wensen over de behandeling van zijn dochter dan waaraan de E kan voldoen, maar beklaagde is meermalen bereid geweest hierover het gesprek aan te gaan en een toelichting op het behandeladvies te geven. Onduidelijk is welke informatie klager verder van beklaagde had willen ontvangen en wat klager in de communicatie met beklaagde heeft gemist. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
5.6 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat de klacht in al haar
onderdelen kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
de klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 mei 2021 door J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, R. van der Ree en S.M. Pol, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.