ECLI:NL:TGZRSGR:2021:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-187

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:72
Datum uitspraak: 25-05-2021
Datum publicatie: 25-05-2021
Zaaknummer(s): 2020-187
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een (destijds) gz-psycholoog . Vast staat dat beklaagde niet een arts-patiënt relatie met klager heeft gehad, in die zin dat hij klager niet als patiënt heeft behandeld. De klacht kan daarom niet worden getoetst aan de eerste tuchtnorm. Het College is van oordeel dat er (in het licht van de tweede tuchtnorm) geen sprake is van weerslag op de individuele gezondheidszorg, omdat beklaagde niet in zijn hoedanigheid van gezondheidszorg-psycholoog met klager heeft gesproken. Ook handelingen van een BIG-geregistreerde die in de privésfeer plaatsvinden kunnen onder omstandigheden worden getoetst aan de tweede tuchtnorm. De gedragingen van beklaagde zijn niet van een dergelijke aard en ernst en vallen dus ook in dat kader niet onder de tweede tuchtnorm. Klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, destijds gz-psycholoog,

destijds werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. H.J. Hulsbergen, werkzaam te Hoofddorp.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 24 december 2020;

- het verweerschrift met bijlage;

- de brief van klager van 5 maart 2021, ingekomen op 9 maart 2021;

- het aanvullend verweerschrift met bijlage.

1.2 Het College heeft de klacht op 13 april 2021 in raadkamer behandeld. Aan partijen is vooraf meegedeeld dat (in eerste instantie) alleen de ontvankelijkheidsvraag zou worden beoordeeld.

2. De klacht

Klager was van 11 juli tot 15 juli 2011 aanwezig op een christelijke conferentie in de

hoedanigheid van medewerker van de organiserende E. Beklaagde was op deze conferentie aanwezig als hoofdspreker. Tijdens deze conferentie heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen beklaagde en klager, waarin klager onder andere heeft gesproken over zijn homoseksuele geaardheid. Volgens klager heeft beklaagde vervolgens een dag later, zonder toestemming van klager, de directeur van E bij het gesprek betrokken en met hem de informatie gedeeld die klager in vertrouwen aan beklaagde had verteld. Klager verwijt beklaagde dat hij hiermee zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Het voorval heeft voor klager grote praktische gevolgen gehad: hij is op non-actief gesteld, heeft het broederhuis waar hij woonde moeten verlaten, hij geeft aan dat zijn vertrouwen in de medemens op de proef is gesteld. Er gaat geen dag voorbij waarop klager niet aan het voorval denkt. Pas na jaren van intensieve therapie heeft hij het aangedurfd deze klacht in te dienen.

3. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde doet primair een beroep op de niet-ontvankelijkheid van klager, omdat hij niet als GZ-psycholoog bij de bijeenkomst aanwezig was en er in dat geval geen sprake is van een klachtwaardige situatie die onder het medisch tuchtrecht valt. Subsidiair voert beklaagde aan dat hij zich niet herkent in de door klager geschetste feiten en dat hij de stellingen van klager betwist.

4. De beoordeling

4.1 De eerste vraag die het College moet beantwoorden is of het tuchtrecht in dit geval

van toepassing is. Onder de eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1 aanhef en onder a van de Wet op de beroepen van de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG)) is beklaagde als (destijds) BIG-geregistreerd psycholoog onderworpen aan tuchtrechtspraak in verband met handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als beroepsbeoefenaar in acht hoort te nemen ten opzichte van – kort gezegd – zijn patiënt of een naaste betrekking daarvan. Vast staat dat beklaagde niet een arts-patiënt relatie met klager heeft gehad, in die zin dat hij klager niet als patiënt heeft behandeld. De klacht kan daarom niet worden getoetst aan de eerste tuchtnorm.

4.2 De vraag is vervolgens of de verweten gedragingen wel onder de (nieuwe) tweede tuchtnorm vallen, zoals deze blijkens het overgangsrecht geldt voor klachten die na 1 april 2019 aanhangig zijn gemaakt. Onder de tweede tuchtnorm dient een beroepsbeoefenaar zich – ook buiten een directe patiëntrelatie – te gedragen zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Voor ontvankelijkheid van de klacht onder de tweede tuchtnorm is volgens vaste jurisprudentie noodzakelijk dat het verweten handelen of nalaten voldoende weerslag heeft (of kan hebben) op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van beklaagde niet los te kunnen worden gezien van zijn hoedanigheid van beroepsbeoefenaar, in dit geval gezondheidszorgpsycholoog.

4.3 Het College is van oordeel dat er geen sprake is van weerslag op de individuele gezondheidszorg, omdat beklaagde niet in zijn hoedanigheid van gezondheidszorg-psycholoog met klager heeft gesproken. Weliswaar stelt klager dat hij met beklaagde het gesprek is aangegaan en dat hij beklaagde in vertrouwen heeft genomen juist vanwege diens functie van gezondheidszorgpsycholoog, maar dit wordt door beklaagde betwist. Beklaagde stelt dat bij klager nooit de indruk kan zijn ontstaan dat hij beklaagde kon benaderen (of daadwerkelijk had benaderd) in de hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog. Niet alleen heeft beklaagde zich op of rond de conferentie aan niemand voorgesteld als gezondheidszorgpsycholoog, maar bovendien heeft beklaagde nooit een adviespraktijk gehad voor gezondheidszorgpsychologie en is hij nooit rechtstreeks benaderbaar geweest voor persoonlijke consulten.

4.4 Hoe een en ander destijds precies is gegaan, kan het College niet vaststellen. Maar uit de brochure die beklaagde als bijlage bij zijn aanvullend verweerschrift heeft gevoegd, blijkt dat b eklaagde op de conferentie was uitgenodigd vanwege zijn werkzaamheden als directeur van F. Gelet op de achtergrond van de conferentie en de hoedanigheid waarin beklaagde hier aanwezig was, concludeert het College dat de conferentie en de rol van beklaagde op de conferentie geen verband hielden met de werkzaamheden van beklaagde als gezondheidszorgpsycholoog.

4.5 Ook handelingen van een BIG-geregistreerde die in de privésfeer plaatsvinden kunnen onder omstandigheden worden getoetst aan de tweede tuchtnorm. Hierover is in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de huidige tweede tuchtnorm het volgende toegelicht:

“De wijziging beoogt te verduidelijken dat het tuchtrecht tevens van toepassing is in de volgende situaties. (…) als een BIG-geregistreerde in de privésfeer of in de hoedanigheid van een ander beroep dan waarvoor hij is geregistreerd zich schuldig maakt aan misdragingen van dien aard en ernst dat hij een gevaar voor patiënten vormt of het vertrouwen in de beroepsbeoefening ernstig schaadt. Hier moet gedacht worden aan levens-, gewelds-, en zedendelicten, zoals seksueel misbruik of ernstige mishandeling.” (Kamerstukken II, 2016-2017, 34 629, nr. 3 (MvT), p. 22).

4.6 De gedragingen van beklaagde zijn niet van een dergelijke aard en ernst en vallen dus ook in dat kader niet onder de tweede tuchtnorm. Hoe beklaagde zich privé gedraagt is, behoudens de hiervoor genoemde zeer bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter. Dat de ontmoeting tussen klager en beklaagde grote gevolgen heeft gehad voor de verdere levensloop van klager (zijn werk, huisvesting en zijn vertrouwen in de medemens), betreurt het College zeer, maar staat daar los van. Het College spreekt zich hier alleen uit over de vraag of in dit geval het medisch tuchtrecht van toepassing is.

4.7 Het voorgaande betekent dat het verweten handelen niet kan worden getoetst aan de

Tuchtnormen, zodat klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht.

5. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Deze beslissing is gegeven op 25 mei 2021 door J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, K.M. Volker, lid-jurist, R. van der Ree, S.M. Pol en M. Mostert-Uijterwijk leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.