ECLI:NL:TGZRSGR:2021:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-126a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:66 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-05-2021 |
Datum publicatie: | 18-05-2021 |
Zaaknummer(s): | 2020-126a |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klacht deels verjaard. Klager verwijt beklaagde in feite dat hij niet heeft begrepen dat klager een hulpvraag wilde stellen. Het College kan op grond van het dossier niet vaststellen dat beklaagde in 2011 onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van hetgeen klager heeft verteld over zijn verleden. Ook kan niet worden vastgesteld dat beklaagde dit gesprek ten onrechte heeft opgevat als een gesprek over het verleden. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 11 september 2020;
- het verweerschrift;
- aanvullend verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 28 januari 2021.
1.2 Het College heeft de klacht op 6 april 2021 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klager was van 2007 tot 2012 ingeschreven bij de huisartsenpraktijk van beklaagde en zijn collega-huisarts (beklaagde in de zaak 2020-126b). Beiden hebben klager als patiënt gezien. In de periode vanaf 2010 heeft beklaagde klager alleen gezien tijdens een consult op 3 maart 2011. In het huisartsenjournaal is over dit consult genoteerd:
“(…) S gesprek over verleden; heeft tgv incest veel problemen
in zijn leven gehad; met hem besproken incest in VG te zetten. (…)”
2.2 Na een voorval op 3 januari 2012 bij een waarnemer in de praktijk van beklaagde, heeft klager zich uitgeschreven bij deze huisartsenpraktijk.
3.
De klacht
Klager verwijt de beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij nalatig is geweest, omdat hij heeft genegeerd wat klager over zijn verleden vertelde. Beklaagde is ook niet ingegaan op de mededeling van klager dat hij dacht dat misbruik de oorzaak van zijn psychische problematiek was. Beklaagde heeft geen gepaste zorg en aandacht geboden.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat de klachtonderdelen die zien op de periode van vóór 2010 niet-ontvankelijk zijn. Beklaagde heeft de overige klachtonderdelen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1
De klacht is ontvangen op 11 september 2020. Het tuchtrecht kent een verjaringstermijn
van tien jaren op grond van artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Dat betekent dat alleen over het handelen
van beklaagde dat na 11 september 2010 heeft plaatsgevonden kan worden geklaagd. Klager
is daarom niet-ontvankelijk voor zover de klacht ziet op het handelen van beklaagde
van vóór die datum.
5.2 Tijdens het consult op 3 maart 2011 is gesproken over klagers verleden. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat beklaagde met klager heeft besproken dat incest in de voorgeschiedenis in het medisch dossier werd opgenomen. Uit het dossier blijkt niet dat er op dat moment een hulpvraag is gesteld door klager en dat beklaagde daarop niet adequaat heeft gereageerd. Klager heeft ook niet gesteld dat een hulpvraag is gesteld. Klager verwijt beklaagde in feite dat hij niet heeft begrepen dat klager een hulpvraag wilde stellen. Het College kan op grond van het dossier niet vaststellen dat beklaagde in 2011 onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van hetgeen klager heeft verteld over zijn verleden. Ook kan niet worden vastgesteld dat beklaagde dit gesprek ten onrechte heeft opgevat als een gesprek over het verleden. Klager heeft niet gesteld dat hij expliciet om hulp heeft gevraagd in bijvoorbeeld de vorm van een verwijzing voor psychische dan wel lichamelijke klachten of anderszins. Daarom kan niet worden vastgesteld dat beklaagde niet adequaat of onzorgvuldig heeft gehandeld door alleen een aantekening in het medisch dossier te maken over hetgeen is besproken. Terzake van dit klachtonderdeel kan beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het klachtonderdeel slaagt niet.
5.3 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat klager deels niet-ontvankelijk is en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is. Beklaagde kan geen verwijt als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG worden gemaakt.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
- klager is voor zover de klacht ziet op het handelen van beklaagde van voor 11 september 2020 niet-ontvankelijk;
- de klacht is voor het overige kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 18 mei 2021 door P.M. de Keuning, voorzitter, H.C. Baak en V.M. Schijf, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.