ECLI:NL:TGZRSGR:2021:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-126c
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:64 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-05-2021 |
Datum publicatie: | 18-05-2021 |
Zaaknummer(s): | 2020-126c |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Beklaagde heeft gesteld zich het contact met klager niet meer te herinneren. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat beklaagde en klager tijdens het consult op 13 maart 2012 hebben gesproken over de TIA die klager had doorgemaakt en dat klager bij beklaagde zou terugkomen na een bezoek aan de neuroloog in mei 2012. Er zijn geen aanwijzingen dat klager tijdens dat consult andere onderwerpen aan de orde heeft gesteld of heeft willen stellen. De overige stellingen van klager zijn niet onderbouwd. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, huisarts,
werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 11 september 2020;
- het verweerschrift;
- aanvullend verweerschrift;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 28 januari 2021.
1.2 Het College heeft de klacht op 6 april 2021 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Beklaagde was van januari 2012 tot en met maart 2012 de huisarts van klager. Op
13 maart 2012 is klager op consult geweest bij beklaagde. In het huisartsenjournaal is hierover onder meer genoteerd:
“(…) S Heeft twee weken geleden TIA gehad
E TIA
P Gesprek; retour na neuroloog in mei a.s.”
2.2 Klager heeft zich daarna uitgeschreven bij beklaagde.
3.
De klacht
Klager verwijt de beklaagde, zakelijk weergegeven, ernstige nalatigheid. Beklaagde heeft niet naar klager geluisterd, hij kon zijn verhaal niet doen. Beklaagde heeft klager ook niet doorverwezen naar een psychiater, ondanks een schriftelijk verzoek van de neuroloog van klager daartoe. Beklaagde heeft klager gevraagd een brief te schrijven waarin stond dat beklaagde niets te verwijten viel.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Beklaagde heeft gesteld zich het contact met klager niet meer te herinneren. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat beklaagde en klager tijdens het consult op 13 maart 2012 hebben gesproken over de TIA die klager had doorgemaakt en dat klager bij beklaagde zou terugkomen na een bezoek aan de neuroloog in mei 2012. Er zijn geen aanwijzingen dat klager tijdens dat consult andere onderwerpen aan de orde heeft gesteld of heeft willen stellen. Dit klachtonderdeel slaagt daarom niet.
5.2 De stellingen van klager die zien op het verzoek van de neuroloog aan beklaagde om een verwijzing naar een psychiater te geven en op het verzoek van beklaagde aan klager om een brief te schrijven waarin staat dat beklaagde niets te verwijten valt, zijn niet met stukken onderbouwd. Uit het dossier blijkt hieromtrent niets. Het College kan niet vaststellen dat beklaagde terzake hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zodat ook dit klachtonderdeel faalt.
5.3 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
de klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 18 mei 2021 door P.M. de Keuning, voorzitter, H.C. Baak en V.M. Schijf, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.