ECLI:NL:TGZRSGR:2021:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-115b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:61
Datum uitspraak: 18-05-2021
Datum publicatie: 18-05-2021
Zaaknummer(s): 2020-115b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een longarts. Beklaagde heeft gesteld dat hij klager heeft uitgelegd dat bij een pleurodese (plakken van een long) de beide longbladen aan elkaar worden geplakt met als doel dat daarna een klaplong aan de desbetreffende kant niet meer kan ontstaan. Dit gaat bijna altijd gepaard met een pijnlijk, zeurend gevoel aan de kant van de operatie. Dit gevoel kan korter of langer duren. Klager is daarom verwezen naar het longrevalidatieprogramma. Het College volgt de uitleg en de toelichting van beklaagde dat de klachten van klager zijn ontstaan door de ontwikkeling van de COPD en de longoperaties en dat er geen verband is tussen de problemen in het maag/darmstelsel en de operaties uit 2018. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. 

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, longarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: K.M. ten Pas, werkzaam te Amsterdam.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-           het klaagschrift, ontvangen op 26 augustus 2020;

-           aanvullende klaagschriften, ontvangen op 8 september 2020, 5 oktober 2020, 12 oktober 2020 en 26 oktober 2020,

-           het verweerschrift met bijlagen.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 6 april 2021 in raadkamer behandeld. 

2.         Feiten

2.1       Klager, geboren in 1958, is bekend met COPD Gold II (FEVI 65%) met emfysemateuze component.

2.2       Beklaagde is als longarts werkzaam in het D te B (hierna: het ziekenhuis).

2.3       Klager is van 11 t/m 20 juni 2018 opgenomen in het ziekenhuis in verband met een klaplong aan de rechterzijde. Op 11 juni 2018 is een thoraxdrain uitgevoerd en op 18 juni 2018 een pleurodese. Op 9 november 2018 is klager opnieuw opgenomen in verband met een terugkerende klaplong aan de rechterzijde. Hij is vervolgens op 16 november 2018 geopereerd waarbij een bullectomie met partiële pleurectomie en talkage is uitgevoerd. De longoperaties zijn uitgevoerd door een longchirurg van het ziekenhuis. Beklaagde is niet bij deze operaties betrokken geweest, ook niet bij de opnames van klager en de nacontroles hiervan in 2018 en 2019.

2.4       Klager heeft na de operaties klachten gehouden aan de rechterzijde van zijn lichaam.

2.5       Op 10 september 2019 zag beklaagde klager voor het eerst op verzoek van een collega-longarts (beklaagde in het dossier 2020-115a). Vraag was of klager in aanmerking zou komen voor longrevalidatie. Beklaagde kwam op basis van het intakegesprek met klager tot de conclusie dat longrevalidatie zinvol zou kunnen zijn. Omdat de indruk bestond dat er naast fysieke klachten ook hypochondrische klachten bestonden, is afgesproken dat een consult met een psycholoog zou worden aangevraagd. Voorts hebben een uitgebreid longfunctieonderzoek en assessments plaatsgevonden bij de longconsulente en de longfysiotherapeut.

2.6       Nadat de resultaten van de onderzoeken bekend waren, is besloten dat klager in aanmerking kwam voor een tweedelijns longrevalidatieprogramma. De niet fysieke problemen van klager zouden geen belemmering zijn voor het longrevalidatietraject, maar vervolggesprekken met de medisch psycholoog zouden wel wenselijk zijn.

2.7       Beklaagde heeft klager op 30 januari 2020 op consult gezien, voorafgaand aan de start van de longrevalidatie. Beklaagde heeft tijdens dit consult met klager gesproken over de

rol van de pleurale adhesie op zijn fysieke welbevinden. Ook is gesproken over de gesprekken met de medisch psycholoog. Klager gaf aan hier veel aan te hebben gehad.

2.8       Klager is op 2 maart 2020 gestart met de longrevalidatie. Op 13 maart 2020 is deze beëindigd in verband met de COVID-19 uitbraak.

2.9       Op 23 april 2020 heeft beklaagde klager voor het laatst gesproken tijdens een telefonisch consult. Klager vertelde dat hij fysiotherapie aan huis had. Beklaagde heeft klager geadviseerd om de longrevalidatie zodra mogelijk weer te hervatten.

 3.          De klacht

De klacht houdt het volgende in:

1)      bij de operaties in 2018 is sprake geweest van transplantatie of implantatie van organen;

2)      klager wil van beklaagde weten of de genezing is verlopen zoals verwacht en of klager geen orgaandeel heeft gekregen of afgestaan;

3)      klager heeft geen antwoord gekregen op de vraag waarom hij nog rammelende delen aan de linkerzijde ervaart;

4)      in het najaar van 2020 is een probleem ontstaan in het maag-darmstelsel waarvoor een onderzoek noodzakelijk is/was. Klager maakt zich zorgen over dit onderzoek en vermoedt dat er sprake is van een relatie tussen de operaties uit 2018 en voornoemde problemen.

4.           Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.           De beoordeling

5.1       Klachtonderdeel 1

In het tuchtrecht wordt het persoonlijk handelen van de beklaagde beoordeeld. Het handelen van andere artsen kunnen hem niet verweten worden. Beklaagde is niet bij de operaties in 2018 betrokken geweest, ook niet bij de opnames van klager en de nacontroles hiervan in 2018 en 2019. Klachtonderdeel 1 wordt dan ook ongegrond geacht.

5.2       De klachtonderdelen onderdelen 2 en 4 worden door het College niet zozeer begrepen als klachten, maar als vragen waarop klager graag een antwoord ontvangt. Deze vragen zullen bij de beoordeling van klachtonderdeel 3 aan de orde komen. 

5.3       Klachtonderdeel 3.

Beklaagde heeft gesteld dat hij en klager wel degelijk op 10 september 2019, bij de intake, en op 30 januari 2020 hebben gesproken over het rammelende gevoel dat klager ervoer. De arts heeft toen uitgelegd dat bij een pleurodese (plakken van een long) de beide longbladen aan elkaar worden geplakt met als doel dat daarna een klaplong aan de desbetreffende kant niet meer kan ontstaan. Dit gaat bijna altijd gepaard met een pijnlijk, zeurend gevoel aan de kant van de operatie. Dit gevoel kan korter of langer duren. Klager is daarom verwezen naar het longrevalidatieprogramma.

5.4       Beklaagde heeft nog toegelicht dat de weergave van de operaties in 2018 en de nacontroles in het medisch dossier van klager hem geen aanleiding geven om te denken dat er iets niet goed is gegaan. Hij is ervan overtuigd dat de klachten van klager zijn ontstaan door de ontwikkeling van de COPD en de longoperaties. Er is volgens beklaagde geen verband tussen de problemen in het maag/darmstelsel en de operaties uit 2018.

5.5       Het College volgt de uitleg en de toelichting van beklaagde en zal om die reden beslissen dat de gehele klacht kennelijk ongegrond is.

6.          De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 18 mei 2021 door Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter, J. Rooijmans en S.M. de Hosson, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door I.C.M. Spitters-Vermeulen, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.