ECLI:NL:TGZRSGR:2021:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-097b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:56
Datum uitspraak: 11-05-2021
Datum publicatie: 11-05-2021
Zaaknummer(s): 2020-097b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verloskundige. Het College overweegt dat er voor de verloskundige goede redenen waren om zich zorgen te maken over het eetpatroon en de (mogelijke) effecten daarvan op de gezondheidstoestand van het gezin, in het bijzonder de kinderen, de (nog ongeboren) baby en klaagster. Daarnaast vormde het tekort aan ijzer bij klaagster daadwerkelijk een gevaar als klaagster bij de bevalling erg zou gaan bloeden. Uit het dossier blijkt dat de verloskundige een eventuele melding aan Veilig Thuis tevoren met klagers heeft besproken en heeft aangekondigd dat, als de huisarts en het consultatiebureau de zorg van de verloskundige en haar collega zouden delen, tot die melding zou worden overgegaan. Zij werd daarbij gesteund door haar collega. Daarmee heeft de verloskundige gehandeld volgens de toepasselijke meldcode “Huiselijk geweld en kindermishandeling” en ingevolge die meldcode behoorde het ook tot haar professionele verantwoordelijkheid om zo te handelen. Zij mocht de melding dus niet achterwege laten. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A en B ,

wonende te C,

klagers,

tegen:

D, verloskundige,

werkzaam te E,

beklaagde,

gemachtigde: mr. W. van Egmond, werkzaam te Amsterdam.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op  23 juli 2020;

-      het verweerschrift met bijlagen;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 7 december 2020;

-      de e-mail van mr. Van Egmond van 9 december 2020 met bijlage;

-      bijlage 3, ontvangen van mr. Van Egmond op 29 december 2020.

1.2              Het College heeft de klacht op 30 maart 2021 in raadkamer behandeld. De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak. Die zaak is bekend onder dossiernummer 2020-097a.

2.                  De feiten

2.1              De verloskundige heeft samen met haar collega (beklaagde in 2020-097a), met wie zij een verloskundigenpraktijk voert, klaagster vanaf 19 november 2018 begeleid bij haar zwangerschap. Klaagster, geboren in 1992, was op dat moment 34 weken en zes dagen zwanger. Klaagster en haar man hadden al twee kinderen, geboren in 2012 en 2014. Klagers eten in navolging van een bepaalde leefstijl vrijwel uitsluitend plantaardig en rauw voedsel, overwegend fruit. Bij bloedonderzoek door de verloskundigenpraktijk die klagers naar de verloskundige en haar collega heeft verwezen was bij klaagster op 16 oktober 2018 een te laag ijzergehalte in het bloed (hemoglobine 6,1 mmol/l) en een te lage ijzervoorraad elders in haar lichaam (ferritine 6 μg/l) vastgesteld, naast een laag vitamine B12-niveau (113 pmol/l). De ijzerwaarden waren afgenomen ten opzichte van een bloedonderzoek in juni 2018. Klaagster had toen gezegd geen ijzersupplementen te willen nemen, maar het ijzer op een natuurlijke manier aan te vullen. Zij heeft daarvoor toen voedingsadviezen gekregen. Het dossier van deze praktijk vermeldt als advies in oktober 2018 opnieuw ijzersuppletie, eventueel door middel van een injectie.

2.2              Op 19 november 2018 is klaagster voor het eerst bij de verloskundige op controle geweest en op 5 december 2018 bij de collega van de verloskundige. Op die datum heeft de collega overleg gevoerd met de verloskundige, waarover de collega in het medisch dossier heeft genoteerd (alle citaten voor zover van belang en inclusief eventuele taal- en typefouten):

Zorgen over kinderen nu in het gezin, zo te horen dieet gevaarlijk arm aan met name eiwitbronnen, vetoplosbare vitamines en essentiele vetzuren. Ivm opbouwen vertrouwensband en aanstaande bevalling vragen rondom dieet gesteld maar niet in discussie gegaan. Thuisonderwijs maar geen contact met andere thuisonderwijzers, klinkt als geisoleerde situatie waarin maar weinig buitenstaanders zicht hebben op wat er zich in het gezin afspeelt. (…)”.

2.3              Deze zorgen heeft de collega van de verloskundige in een consult op 14 december 2018 met klagers gedeeld en onder meer genoteerd:

Opnieuw besproken dat met haar Hb fluxus sneller fataal is omdat zij minder reserves heeft. Niet de kans op bloeden is groter, maar wanneer zij bovengemiddeld veel bloeden zou is er meer en sneller reden voor zorg. Snapt dit en is niet tegen gebruik van synto en andere moelijk levensreddende handelingen.

Begrijpen niet goed hoe ze met hun manier van voeden niet aan voldoende voedingsstoffen zouden komen. Opnieuw geprobeerd te bespreken wat depletie van bepaalde essentiele voedingsstoffen met een systeem doet incl bronnen. Lage FT en lage Hb benoemd. Lage vitamine A,D,Bvitamines benoemd, essentiele vetten en vetzuren benoemd, eiwittekort benoemd. Besproken wat deze tekorten voor een lichaam en brein in ontwikkeling kunnen betekenen. (…)

Komen wel bij consultatiebureau. Zijn bang voor melding VT blijkt wanneer ik dit ter sprake breng. Besproken dat ik eerst met huisarts en consultatiebureau zal overleggen over onze zorg mbt de kinderen. Indien zij zorg deze zorg delen zal ik toch tot melding bij Veilig Thuis overgaan ivm zorg kinderen op langere termijn.”

2.4              Na overleg met de huisarts en het consultatiebureau heeft de verloskundige op 14 december 2018 overleg gevoerd met Veilig Thuis en daar vervolgens een melding gedaan.  

2.5              Na (anoniem) overleg met een gynaecoloog op 17 december 2018 heeft de collega van de verloskundige klaagster aangeraden door de huisarts een bloedtest te laten doen. Klaagster heeft dit gedaan en ook op aanraden van de collega op 21 december 2018 in het ziekenhuis een groei-echo laten maken. De groei-echo toonde geen groeiachterstand.

2.6              Klaagster is op 25 december 2018 bij 40 weken zonder verloskundige hulp thuis bevallen van haar dochter F. Op 27 december 2018 is de collega van de verloskundige bij klagers thuis langsgegaan voor een routine-kraamvisite. Zij heeft klagers toen op grond van de gezondheidstoestand van de baby geadviseerd haar direct te laten nakijken door een kinderarts in het ziekenhuis. Na opname van F in het ziekenhuis is geconstateerd dat sprake was van een pneumokokkenbacterie. Later is de baby overgebracht naar een academisch ziekenhuis en op de Intensive Care beademd.

3.                  De klacht

Klagers verwijten de verloskundige, samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij:

a.       heeft gediscrimineerd op basis van religie;

b.      valse beschuldigingen heeft gedaan over de lichamelijke situatie van klaagster en de consequenties met betrekking tot de bevalling.

De overige in het klaagschrift genoemde klachtonderdelen hebben alleen betrekking op het handelen van de collega van de verloskundige. Daarom laat het College deze hier verder buiten beschouwing.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De verloskundige heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College kan zich voorstellen dat klagers erg zijn geschrokken van de situatie die zich heeft voorgedaan na de geboorte van F en dat de melding aan Veilig Thuis, daaraan voorafgaand, grote indruk op hen heeft gemaakt. Het is verdrietig dat de kraamtijd door deze gebeurtenissen niet is geworden wat zij daarvan verwacht en gehoopt hadden.

5.2              De vraag die het College moet beantwoorden is of de verloskundige de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. Dat is een zakelijke beoordeling. De norm daarvoor is de ‘redelijk bekwame en redelijk handelende’ verloskundige. Daarbij gaat het om het persoonlijk handelen. Het College houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten en de geldende beroepsnormen op het moment van de zorgverlening.

Anders gezegd: heeft de verloskundige voldoende zorgvuldig en deskundig gehandeld met de kennis die zij op dat moment had of behoorde te hebben? Het College is van oordeel dat dit het geval is en zal hierna toelichten waarom. Daarbij neemt het College het verloskundig dossier tot uitgangspunt, omdat dit zorgvuldig is bijgehouden.

Klachtonderdelen a en b: discriminatie op basis van religie/valse beschuldigingen

5.3              Het College zal deze klachtonderdelen vanwege de samenhang gezamenlijk bespreken.

Klagers hebben in het klaagschrift opgemerkt dat zij zich gediscrimineerd voelen vanwege hun religie ‘Terra Joulle’, waarop hun levensstijl en eetpatroon gebaseerd zijn. De verloskundige en haar collega waren het daar kennelijk niet mee eens, terwijl bij bloedtests van de kinderen bleek dat alles in orde was. De verloskundige en haar collega hebben er volgens klagers alles aan gedaan om de kinderen van klagers uit huis te laten plaatsen.

De verloskundige heeft in het verweerschrift ontkend dat de melding bij Veilig Thuis is gebaseerd op de religie van klagers. Zij benadrukt dat de melding bij Veilig Thuis is gedaan naar aanleiding van de zorgen over het voedingspatroon van het gezin, mede omdat er geen voedingssupplementen werden ingenomen. Dit bracht voor de kinderen een risico op kwalitatieve ondervoeding en groei- en ontwikkelingsstoornissen met zich mee, aldus de verloskundige. Bij 38 weken zwangerschap waren er ook zorgen over de groei van de baby en over de naderende bevalling, vanwege het risico van bovengemiddeld bloedverlies bij klaagster in het licht van het lage ijzergehalte in haar bloed en de lage ijzervoorraad. Deze zorgen heeft de verloskundige met klagers besproken. Van valse beschuldigingen is volgens de verloskundige geen sprake geweest.

5.4              Het College overweegt dat er voor de verloskundige goede redenen waren om zich zorgen te maken over het eetpatroon en de (mogelijke) effecten daarvan op de gezondheidstoestand van het gezin, in het bijzonder de kinderen, de (nog ongeboren) baby en klaagster. Naar de wetenschappelijke inzichten van eind 2018 – die ook nu nog gelden – levert een veganistisch, rauw voedingspatroon met overwegend fruit en af en toe wat noten en zaden, zonder verdere aanvulling van essentiële bouwstoffen zoals eiwitten, vetten, bepaalde vitamines en mineralen, risico’s op voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van opgroeiende kinderen. Dit geldt ook voor pasgeboren baby’s. Een evenwichtige voeding is daarom ook voor een zogende moeder van wezenlijk belang. Daarnaast vormde het tekort aan ijzer bij klaagster daadwerkelijk een gevaar als klaagster bij de bevalling erg zou gaan bloeden. Hoewel de kans daarop niet groot is, komt ernstig bloedverlies bij een bevalling soms toch voor. Het is dan ook verstandig met die mogelijkheid rekening te houden, gelet op de ernstige gevolgen die dit kan hebben voor de barende vrouw. Uit het dossier blijkt dat klaagster, ondanks informatie hierover van de vorige verloskundigenpraktijk, van de verloskundige en van haar collega, er op dat moment in ieder geval niet voor open stond om ten minste ijzersupplementen te gaan gebruiken met het oog op de risico’s bij de bevalling, en dat zij van mening was dat proteïnen niet nodig zijn voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. De verloskundige heeft dan ook terecht nadere informatie ingewonnen bij het consultatiebureau (CJG) en bij de huisarts over de situatie van het gezin. Toen dit de zorgen niet kon wegnemen, heeft zij, met instemming van haar collega, een melding gedaan bij Veilig Thuis. Uit het dossier blijkt dat de verloskundige een eventuele melding aan Veilig Thuis tevoren met klagers heeft besproken en heeft aangekondigd dat, als de huisarts en het consultatiebureau de zorg van de verloskundige en haar collega zouden delen, tot die melding zou worden overgegaan. Zij werd daarbij gesteund door haar collega. Daarmee heeft de verloskundige gehandeld volgens de toepasselijke meldcode “Huiselijk geweld en kindermishandeling” en ingevolge die meldcode behoorde het ook tot haar professionele verantwoordelijkheid om zo te handelen. Zij mocht de melding dus niet achterwege laten. Dat de verloskundige of haar collega op de dag van de bevalling een crisisteam alle drie de kinderen uit huis heeft willen laten plaatsen is door de verloskundige tegengesproken en ook niet gebleken. Het verwijt van klagers dat de verloskundige de uitslagen van de bloedtest niet heeft afgewacht gaat ook niet op, omdat een éénmalige bloedtest een momentopname is en in dit verband onvoldoende informatie geeft voor de langere termijn.

Het College hecht eraan op te merken dat van huiselijk geweld en kindermishandeling in de zin van het normale spraakgebruik in het geval van klagers niet is gebleken; volgens de verloskundige gaan klagers liefdevol met hun kinderen om en verzorgen zij hen met de beste intenties. Het gaat in deze zaak dus uitsluitend over de vraag of de kinderen in het gezin, inclusief de pasgeboren baby (via de moedermelk), en klaagster zelf als aanstaande kraamvrouw en zogende moeder voldoende voedingsstoffen binnenkregen.

Niet gebleken is dat de zorgen van de verloskundige hierover uit iets anders voortkwamen dan uit het voedingspatroon van het gezin. Daarmee kan in het midden blijven op welke levensovertuiging of religie dit eetpatroon gebaseerd is. Het College kan niet vaststellen dat sprake is geweest van enige vorm van discriminatie om geloofsredenen aan de kant van de verloskundige. De uitleg was op dat moment passend bij de situatie van klaagster en de professionele verantwoordelijkheid van de verloskundige. Het College kan uit de verslaglegging verder niet opmaken dat de verloskundige op een andere manier klagers vals heeft beschuldigd. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

Conclusie

5.5              De conclusie is dat de verloskundige geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Daarom zal de klacht kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 11 mei 2021 door N.B. Verkleij, voorzitter, F.C.D. Buist en M.L.A. van Heijst, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.