ECLI:NL:TGZRSGR:2021:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-168

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:43
Datum uitspraak: 13-04-2021
Datum publicatie: 13-04-2021
Zaaknummer(s): 2020-168
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Beklaagde is binnen de kaders van haar bevoegdheid gebleven. Niet is gebleken dat zij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend of haar onafhankelijkheid heeft geschonden. Zij heeft, rekening houdend met de spierziekte van klager, de werkgever geadviseerd om klager te ontheffen van arbeid tot december 2020. Na de uitslagen van de nadere onderzoeken zou de situatie van klager opnieuw worden geëvalueerd. Dat beklaagde in september 2020 nog over werkhervatting heeft gesproken is reeds daarom niet verwijtbaar. Het bespreken van de verschillende opties betekent ook niet dat beklaagde oneigenlijke druk heeft uitgeoefend. Het is juist de taak van beklaagde om klager zo volledig mogelijk te informeren over zijn mogelijkheden. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond verklaard. Klacht ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 13 april 2021

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: aanvankelijk C, thans mr. C.C.J. de Koning,

tegen:

D , bedrijfsarts,

werkzaam te E,

beklaagde,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlagen en de aanvulling daarop, ontvangen op 23 en 25 november 2020;

-          het verweerschrift;

-          de repliek;

-          de dupliek;

-          de e-mail van 1 maart 2021 van mr. De Koning met als bijlage de verklaring van C van 1 maart 2021.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3              De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 2 maart 2021. De partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2.                  De feiten

2.1              Klager (geboren in 1956) werkt ruim 40 jaar als heftruckchauffeur voor zijn werkgever en lijdt al enige tijd aan een spierziekte. Het is nog niet duidelijk om welke spierziekte het gaat. Door de ziekte heeft klager moeite met het uitvoeren van zijn werk. Klager had/heeft nog verschillende onderzoeken te ondergaan. Klager wil liever niet meer werken. Over de manier om dit te bewerkstelligen zijn klager en de werkgever met elkaar in gesprek gegaan, maar het niet eens geworden. Klager heeft hierbij de hulp van zijn zwager (van beroep arbeidsdeskundige) ingeroepen. Klager wil graag de arbeidsovereenkomst in onderling overleg beëindigen met ontvangst van een bedrag van de werkgever. Samen hebben klager en zijn zwager een concept-vaststellingsovereenkomst (VSO) opgesteld en naar de werkgever gestuurd. Een inhoudelijke reactie van de werkgever op de VSO is uitgebleven. Op 3 september 2021 heeft klager zich ziek gemeld.   

2.2              Beklaagde doet als bedrijfsarts de verzuimbegeleiding van werknemers van de werkgever van klager. Zij heeft klager uitgenodigd op het spreekuur van 14 september 2020. De partner van klager was ook op het spreekuur aanwezig. Klager gaf beklaagde een afschrift van het advies van een andere bedrijfsarts, die hij op advies van zijn zwager had ingeschakeld. Blijkens de terugkoppeling van dit gesprek door beklaagde aan de werkgever heeft zij op grond van dit gesprek geoordeeld dat bij klager sprake is van ziekte en van een arbeidsconflictsituatie. Hij zou ingezet mogen worden in passend werk, maar beklaagde heeft geadviseerd om in eerste instantie de gesprekken met betrekking tot het conflict weer op te pakken en klager nog vrij te stellen van werk.

2.3              Na het spreekuur bij beklaagde heeft zij op verzoek van klager telefonisch contact opgenomen met de zwager van klager, die een nadere toelichting wilde geven over de impasse tussen klager en zijn werkgever. In dit gesprek heeft beklaagde onder andere gezegd dat volgens het dossier sprake is van een doorlopende arbeidsongeschiktheidsmelding. Zowel de zwager als beklaagde hebben het telefoongesprek als onprettig ervaren.

2.4              Er heeft verder op 25 september 2020, 5 oktober 2020, 28 oktober 2020 (naar aanleiding van door beklaagde ontvangen medische informatie) en op 5 november 2020 telefonisch contact plaatsgevonden tussen beklaagde en klager om te bespreken hoe het met klager gaat en of klager al meer duidelijkheid heeft gekregen over de spierziekte. Door de spierziekte heeft klager soms moeite met praten en daarom voert zijn partner namens hem het woord terwijl klager op de achtergrond meeluistert. De partner van klager heeft gevraagd of het mogelijk was om met de werkgever te spreken over een tegenvoorstel. Beklaagde heeft gevraagd of klager het op prijs stelt wanneer zij bij het gesprek aanwezig is. Klager vond het goed dat beklaagde bij het gesprek met zijn werkgever aanwezig was. Het dossier vermeldt bij 28 oktober 2020 onder andere als aantekening van beklaagde:

“ik zal dan wel mededelen dat de heer wrsch ernstige ziekte heeft

zijn daar akkoord mee”.

Het gesprek heeft plaatsgevonden op 17 november 2020, na het spreekuur met beklaagde.

2.5              Na afloop van het spreekuur schoof de HR-adviseur van de werkgever aan en nam plaats naast de bedrijfsarts, tegenover klager en zijn partner. Tijdens het gesprek met de werkgever besprak beklaagde drie prognoses, die zouden afhangen van de mogelijke diagnoses. De partner van klager gaf een nadere toelichting op de mogelijke diagnoses en vertelde dat de spierziekte ALS tot op dat moment nog niet was uitgesloten. Beklaagde besprak de mogelijkheden die klager tot zijn beschikking heeft wanneer blijkt dat de spierziekte ALS wordt geconstateerd. Eén mogelijkheid is het aanvragen van een vervroegde IVA-uitkering. In het geval dat ALS wordt uitgesloten, kan worden gesproken over het re-integratietraject. De opties minder werken en vervroegd pensioen kwamen ook ter sprake.

De werkgever heeft uitgelegd dat het verzoek van klager om medewerking te verlenen aan ontslag met behoud van WW niet mogelijk is. Wanneer een werkgever zijn medewerking verleent aan een dergelijk verzoek, betaalt de werkgever een boete. Het voorstel van klager om een bepaald bedrag mee te krijgen bij vertrek was voor de werkgever evenmin bespreekbaar. Afgesproken werd dat de uitslagen van de nadere onderzoeken van klager, die op 8 december 2020 werden verwacht, zouden worden afgewacht.

2.6              In de periode tussen 9 mei 2020 tot 10 augustus 2020 heeft klager voor 1% als ziek geregistreerd gestaan.

3.                  De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:

a.              beklaagde heeft haar beroepsgeheim geschonden;

b.             zij heeft klager benadeeld door niet onafhankelijk op te treden;

c.              beklaagde heeft oneigenlijke druk uitgeoefend door aan te sturen op vervroegd pensioen;

d.             zij heeft klager en de arbeidsdeskundige op onheuse wijze bejegend;

e.              het handelen van beklaagde heeft bij klager gezorgd voor ernstige psychische klachten;

f.               beklaagde sprak over werkhervatting, terwijl klager mogelijk een ernstig progressieve ziekte heeft;

g.             zij heeft de aanvraag van een vervroegde IVA-uitkering met klager besproken; dit advies schept een financieel voordeel voor de werkgever;

h.             beklaagde heeft, gedurende 3 maanden, klager voor 1% geregistreerd als zijnde ziek; hiermee werkt beklaagde mee aan risicospreiding in het voordeel van de werkgever.

4.                  Het standpunt van beklaagde

4.1              Beklaagde kan zich niet vinden in de klacht dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Klager en zijn partner waren ervan op de hoogte dat het gesprek met de werkgever aansluitend aan het spreekuur zou plaatsvinden. Beklaagde heeft op geen enkel moment in de aanwezigheid van de werkgever medische gegevens besproken. Zij heeft tijdens het gesprek geen mogelijke diagnoses genoemd; dit heeft de partner van klager wel gedaan, die daarbij heeft benoemd dat zij wist dat dit niet hoefde. Van het schenden van het beroepsgeheim is geen sprake.

4.2              Beklaagde ontkent ook dat zij niet onafhankelijk heeft gehandeld. Dat de HR-adviseur plaatsnam naast beklaagde en tegenover klager en zijn partner kan beklaagde niet worden aangerekend. Dit betekent ook niet dat beklaagde aan de kant van de werkgever staat. Het uitgangspunt van beklaagde is dat zij beide partijen dient. Het verstrekken van informatie en het adviseren van klager en de werkgever over de mogelijkheden tot beëindiging van de werkrelatie en/of het conflict maakt onderdeel uit van de taak van beklaagde. Eén van de opties is de mogelijkheid voor klager om vervroegd met pensioen te gaan. Beklaagde kan zich niet vinden in de klacht dat zij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend, enkel door opties met klager te bespreken. In het geval van een ernstige progressieve ziekte is het logisch om vervroegd een IVA-uitkering aan te vragen. Dit vervroegde traject is zowel in het voordeel van klager als van de werkgever. Beklaagde heeft op geen enkele wijze uitsluitend in het voordeel van de werkgever geadviseerd.

4.3              Beklaagde is zich er niet van bewust dat zij klager op enig moment op onheuse wijze heeft bejegend. Het telefoongesprek tussen beklaagde en de zwager is onprettig verlopen. Beklaagde schrok van zijn emoties jegens de werkgever, die in haar ogen niet helpend waren bij het zoeken naar een goede oplossing voor klager en zij is door de toon van de zwager op haar strepen gaan staan. Beklaagde ontkent echter dat zij klager of zijn zwager op onheuse wijze heeft bejegend.

4.4              Voordat de verzuimbegeleiding van start ging was al bekend dat klager leed aan psychische klachten. Klager werd door de praktijkondersteuner huisarts-GGZ behandeld voor zijn psychische klachten. De verzuimbegeleiding heeft beklaagde conform de wettelijke regels uitgevoerd. Beklaagde ontkent dat haar handelen tot gevolg heeft gehad dat er psychische klachten bij klager zijn ontstaan, dan wel zijn toegenomen.

4.5              Ondanks de toen aanwezige mogelijkheden voor aangepast werk heeft beklaagde de werkgever op 14 september 2020 geen werkhervattingsadvies gegeven. Vanaf 25 september 2020 is er helemaal niet meer over werkhervatting gesproken. Gezien de fysieke klachten en het feit dat klager nadere onderzoeken moest ondergaan heeft beklaagde de werkgever het advies gegeven om klager tot 8 december 2020 te ontheffen van arbeid.

4.6              Het is juist dat klager in de periode van 9 mei 2020 tot en met 10 augustus 2020 voor 1% geregistreerd heeft gestaan als ziek. Deze 1% ziekmelding dateert van voor de aanvang van de verzuimbegeleiding door beklaagde en heeft op initiatief van de werkgever plaatsgevonden. Beklaagde heeft de werkgever hierover niet geadviseerd of daaraan haar medewerking verleend. Omdat klager intussen weer volledig aan het werk was geweest, achtte beklaagde deze registratie niet juist. Het was op 14 september 2020 haar bedoeling dit onderwerp te parkeren om hier later op terug te komen. Zij had hierin beter meteen kunnen    handelen. Beklaagde heeft echter niet meegewerkt aan risicospreiding in het belang van werkgever.

5.                  De beoordeling

5.1              Het College moet volgens de wet beoordelen of beklaagde adequate verzuimbegeleiding heeft verleend. Het gaat er daarbij niet om of het handelen van beklaagde beter had gekund, maar of beklaagde de zorg heeft verleend die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts verwacht mocht worden.   

Klachtonderdeel a  Schending beroepsgeheim

5.2              Klager heeft niet tegengesproken dat niet beklaagde, maar zijn partner in het gesprek met de werkgever de mogelijke diagnoses heeft benoemd. Dat betekent dat niet is gebleken dat beklaagde op enig moment medische gegevens van klager met zijn werkgever heeft gedeeld. Dat zij klager en zijn partner er niet op heeft gewezen dat zij de werkgever geen medische informatie behoefden te verstrekken, acht het College niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat de bedrijfsarts een beroepsgeheim heeft, betekent niet dat het de werknemer niet vrij zou staan om uit eigen beweging aan de werkgever te vertellen wat er aan de hand is. Dat beklaagde dit zou hebben uitgelokt is niet onderbouwd en ook niet komen vast te staan.

Klachtonderdelen b, c, f, g en h  Niet onafhankelijk en in voordeel werkgever opgetreden

5.3              Beklaagde en klager hebben tijdens de spreekuren behalve over de spierziekte ook gesproken over de verschillende scenario’s, zoals werkhervatting, vervroegd pensioen en de aanvraag van een IVA-uitkering. Het bespreken van de verschillende opties laat zien dat beklaagde zowel klager als de werkgever bijstaat.

Het College is van oordeel dat beklaagde zich hierbij heeft gedragen zoals het een goede bedrijfsarts betaamt. Zij heeft, rekening houdend met de spierziekte van klager, de werkgever geadviseerd om klager te ontheffen van arbeid tot 8 december 2020. Na de uitslagen van de nadere onderzoeken zou de situatie van klager opnieuw worden geëvalueerd. Dat beklaagde in september 2020 nog over werkhervatting heeft gesproken is reeds daarom niet verwijtbaar.

Het bespreken van de verschillende opties betekent ook niet dat beklaagde oneigenlijke druk heeft uitgeoefend. Het is juist de taak van beklaagde om klager zo volledig mogelijk te informeren over zijn mogelijkheden. In het geval dat er sprake is van een progressieve ziekte is het ook niet vreemd om de aanvraag van een vervroegde IVA-uitkering te bespreken. Zo’n aanvraag komt zowel klager als zijn werkgever ten goede. Klager krijgt bij toekenning ontheffing van de verplichtingen van de Wet Verbetering Poortwachter. Het College heeft geen aanwijzingen gevonden dat beklaagde door de vervroegde aanvraag van een IVA-uitkering te bespreken de werkgever heeft willen bevoordelen.

Dat beklaagde en de werkgever in het gezamenlijke gesprek tegenover klager en zijn partner hebben gezeten, kan zonder bijkomende omstandigheden niet worden beschouwd als een teken van partijdigheid van beklaagde. Het gesprek was bedoeld om te onderzoeken of klager en de werkgever er in onderling overleg uit zouden kunnen komen.

Verder is niet gebleken dat beklaagde de werkgever zou hebben geadviseerd om klager voor 1% ziek gemeld te houden. Beklaagde heeft te kennen gegeven dat zij, toen zij hiervan op de hoogte raakte, daar beter direct actie op had kunnen ondernemen. Het College ziet echter geen aanwijzingen dat beklaagde, door dit niet meteen te doen, heeft willen meewerken aan risicospreiding in het belang van de werkgever.

Beklaagde is binnen de kaders van haar bevoegdheid gebleven. Niet is gebleken dat zij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend of haar onafhankelijkheid heeft geschonden.

Klachtonderdeel d  O nheuse bejegening van klager en de arbeidsdeskundige

5.4              Als verzuimbegeleider is beklaagde het aanspreekpunt voor klager. Beklaagde en klager hebben veelvuldig telefonisch en spreekuurcontact gehad en die gesprekken verliepen volgens beklaagde altijd prettig. Ter zitting heeft klager dit niet tegengesproken. Het College heeft geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt dat beklaagde klager onheus heeft bejegend.

Dat beklaagde de zwager van klager, tevens arbeidsdeskundige, onheus zou hebben bejegend kan het College ook niet vaststellen. Het telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden tussen beklaagde en de arbeidsdeskundige is weliswaar onplezierig verlopen, maar gelet op wat beklaagde hierover naar voren heeft gebracht kan het College niet vaststellen dat dit aan onheuse bejegening van de zwager door beklaagde te wijten is.

Klachtonderdeel e  Ernstige psychische klachten als gevolg van handelen beklaagde

5.5              Uit het voorgaande volgt dat beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de betreffende klachtonderdelen niet gegrond zijn. Het College beoordeelt verder uitsluitend het handelen van zorgverleners en niet wat daarvan – in geval van onzorgvuldig handelen – eventueel de gevolgen zijn. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Conclusie

5.6              De conclusie is dat beklaagde met betrekking tot de klacht geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht zal ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door N. B. Verkleij, voorzitter, B.S. Abdoelkariem, lid-jurist,       J. Dogger, R.P. van Straaten en B. Vlogtman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door                M. Braspenning-Groeneveld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 april 2021.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.