ECLI:NL:TGZRSGR:2021:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-074
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:40 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-03-2021 |
Datum publicatie: | 16-03-2021 |
Zaaknummer(s): | 2020-074 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Het college is van oordeel dat beklaagde voldoende onderzoek heeft verricht voorafgaand aan beide ingrepen. Zoals blijkt uit de overgelegde gegevens heeft beklaagde voorafgaand aan de eerste ingreep een volledig KNO-onderzoek gedaan waarbij gebruik is gemaakt van een laryngoscoop. In verband met de verdenking van de ziekte van Morbus Sjögren was een biopt aangewezen. Bij het tweede consult heeft beklaagde klaagsters lip geïnspecteerd en gepalpeerd en een litteken fibroom geconstateerd en onder lokale verdoving verwijderd. Het college is verder van oordeel dat beklaagde aan zijn informatieplicht heeft voldaan. In de verslaglegging staat vermeld dat beklaagde de (operatie)risico’s heeft besproken. Daarnaast kreeg klaagster een folder mee met informatie over de ingreep. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: C, maatschappelijk werker,
tegen:
D, arts,
werkzaam te B,
beklaagde.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 2 juni 2020;
- het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 7 juli 2020;
- de repliek, ontvangen op 19 augustus 2020;
- de dupliek, ontvangen op 3 september 2020.
1.2
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 Het college heeft de klacht op 16 februari 2021 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Beklaagde is KNO-arts in het E.
2.2 Klaagster is op 17 januari 2017 door beklaagde gezien vanwege klachten van een droge mond, droge ogen en heesheid. Op grond van de verdenking Morbus Sjögren heeft beklaagde op 24 januari 2017 een lipbiopt bij klaagster genomen onder lokale verdoving. Klaagster kreeg vier hechtingen in haar lip. Klaagster is op 31 januari 2017 telefonisch de uitslag meegedeeld: zij had niet de ziekte van Sjögren.
2.3 Op 8 februari 2018 zag beklaagde klaagster terug wegens een gevoelige lip ter
plaatse van de incisie van het biopt. Bij inspectie zag beklaagde een fibroom in het litteken. Op 20 februari 2018 heeft beklaagde dit fibroom onder lokale verdoving verwijderd.
2.4 Op 8 maart 2018 heeft beklaagde klaagster telefonisch de uitslag van het pathologisch-anatomisch (P.A.) onderzoek meegedeeld, te weten een beeld passend bij een irritatiefibroom met reactieverandering van omliggende zenuwtakjes. Hierna heeft beklaagde klaagster niet meer teruggezien.
3.
De klacht
Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:
1) de zenuwen van haar lip heeft beschadigd als gevolg waarvan zij weinig tot geen gevoel in haar lip meer heeft; beklaagde heeft voorafgaand aan de eerste ingreep geen grondig onderzoek gedaan;
2) haar zowel vooraf als achteraf niet heeft ingelicht over de mogelijke bijwerkingen en/of gevolgen van de ingreep.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2 Klaagster stelt dat zij door de beide ingrepen blijvende schade heeft opgelopen. Zij heeft een verdoofd gevoel in haar lip en een slappe lip. Ook is de lip overgevoelig en pijnlijk bij eten en kou. Nadat het biopt was afgenomen is de lip gehecht, maar bij thuiskomst lieten drie van de vier hechtingen gelijk los. De lip, de mond en het tandvlees raakten ontstoken waarvoor klaagster antibiotica voorgeschreven kreeg.
Beklaagde heeft als verweer gevoerd dat klaagster helaas de aangegeven complicaties heeft ondervonden maar dat er niet foutief medisch gehandeld is. Hij heeft klaagster onderzocht en op verdenking van de ziekte van Morbus Sjögren onder plaatselijke verdoving een lipbiopt genomen. Ongeveer een jaar later zag beklaagde klaagster terug met klachten aan haar onderlip. Het geconstateerde lipfibroom in het litteken heeft hij toen onder plaatselijke verdoving weggenomen. Hij heeft klaagster zowel bij de eerste als bij de tweede ingreep op de eventuele risico’s gewezen.
5.3 Het college is van oordeel dat beklaagde voldoende onderzoek heeft verricht voorafgaand aan beide ingrepen. Zoals blijkt uit de overgelegde gegevens heeft beklaagde, voorafgaand aan de eerste ingreep, op 17 januari 2017 een volledig KNO-onderzoek gedaan waarbij gebruik is gemaakt van een laryngoscoop. In verband met de verdenking van de
ziekte van Morbus Sjögren was een biopt aangewezen. Bij het tweede consult op 8 februari 2018 heeft beklaagde klaagsters lip geïnspecteerd en gepalpeerd en een litteken fibroom geconstateerd.
5.4 Het college is verder van oordeel dat beklaagde aan zijn informatieplicht heeft voldaan. In de verslaglegging van het consult van 17 januari 2017 staat vermeld dat beklaagde de operatierisico’s van infectie en nabloeding heeft besproken. Daarnaast kreeg klaagster een folder mee met informatie over de ingreep. Het verslag van het consult van 8 februari 2018 vermeldt dat beklaagde heeft gewezen op de risico’s van hypoaesthesie en bloeding. Beide keren is aangetekend dat sprake is van informed consent.
Beklaagde heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij bij het tweede consult ‘ook’ heeft gewezen op het mogelijke risico van hypoaesthesie. Dat dit in de verslaglegging van het eerste consult niet is genoteerd, betekent niet dat dit niet ook tijdens het eerste consult ter sprake is gebracht. Daarnaast blijkt uit de aan klaagster verstrekte folder dat andere complicaties dan een bloeding zeldzaam zijn. Mocht beklaagde de eventuele complicatie van hypoaesthesie niet hebben genoemd op 17 januari 2017, dan is dat naar het oordeel van het college nog geen verwijtbaar nalaten.
Hoe spijtig het ook is dat klaagster complicaties van verlies van gevoel en overgevoeligheid heeft ondervonden en nog steeds klachten heeft, er is geen grond om van verwijtbaar medisch handelen door beklaagde te kunnen spreken.
5.5 Om bovenstaande redenen zal het college beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
de klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 16 maart 2021 door I.K. Spros, voorzitter, J.Q.P.J. Claessen en J.A.M. Engel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.