ECLI:NL:TGZRSGR:2021:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-250
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-03-2021 |
Datum publicatie: | 16-03-2021 |
Zaaknummer(s): | 2019-250 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een anesthesioloog . Het College heeft in de eerder gedane uitspraken tussen klaagster en collega’s van beklaagde, al uitgebreid gemotiveerd overwogen van oordeel te zijn dat er geen reden was de operatie niet uit te voeren en in het geval van klaagster het uitvoeren van de operatie niet medisch onzorgvuldig was. Het College ziet geen aanleiding hierover thans anders te denken. Dat betekent dat ook beklaagde naar het oordeel van het College, voor zover hij betrokken was bij de behandeling van klaagster, niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B,
klaagster,
tegen:
C, anesthesioloog,
destijds werkzaam te D,
beklaagde,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 15 november 2019;
- de brief van klaagster met aanvullingen op het klaagschrift, ingekomen op 6 januari 2020;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 20 januari 2020;
- de brief van beklaagde van 4 februari 2020, ingekomen op 5 februari 2020;
- de brief van klaagster van 29 april 2020, ingekomen op 30 april 2020;
- de brief van klaagster van 11 mei 2020, ingekomen op 12 mei 2020;
- de brief van beklaagde van 14 mei 2020, ingekomen op 15 mei 2020; en
- de brief van klaagster met bijlagen van 28 augustus 2020, ingekomen op 1 september 2020.
1.2
De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling
te worden gehoord.
1.3 Het College heeft de klacht op 6 oktober 2020 in raadkamer behandeld. Vervolgens is besloten om de uitspraken van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in de lopende hoger beroep procedures van de klachten van klaagster tegen meerdere collega’s van beklaagde in deze zaak af te wachten alvorens uitspraak te doen. Het Centraal Tuchtcollege heeft op 29 januari 2021 uitspraak gedaan en het hoger beroep van klaagster (in alle zaken) verworpen.
2.
De feiten
2.1 Beklaagde was ten tijde van het gestelde klachtwaardig handelen als anesthesioloog
verbonden aan het E in D.
2.2 Bij klaagster i s op 19 november 2009 een preoperatieve screening verricht met het
oog op een op 18 januari 2010 uit te voeren knieoperatie (een standsveranderende tibiakoposteotomie). Daarbij heeft preoperatief bloedonderzoek plaatsgevonden. De uitslagen van dit onderzoek waren: hemoglobine 10.1, hematocriet 0.50, leucocyten 11,3 en trombocyten 737.
2.3 Op 10 december 2009 is klaagster gezien door een internist in het E in verband
met haar bloedwaarden. Er is opnieuw een bloedonderzoek gedaan. De uitslagen van dit onderzoek waren: hemoglobine 10.2, hematocriet 0.49, leucocyten 12,6 en trombocyten 704. Ook is bij dit onderzoek een JAK2-mutatie geconstateerd.
2.4 Vervolgens is klaagster doorverwezen naar een hematoloog in het E. Klaagster is op 8 januari 2010 door de hematoloog gezien.
2.4 De hematoloog heeft op 8 januari 2010 een zogeheten ‘expresbrief’ geschreven,
hetgeen betekent dat de brief direct door andere behandelaren kon worden geraadpleegd. Zij heeft in die expresbrief het volgende opgenomen:
“Voorlopige diagnose:
Polycythemia vera
Medicatie verandering:
Reeds ascal
Beleid:
Patiente had zelf al diagnose gesteld, deze is nu bevestigd omdat jak-2 mutatie positief is. Beenmergpunctie zal nog plaatsvinden. Er wordt gestart met flebotomien, tzt ook met cytoreductie. Stoppen met roken!
Overige/nadere toelichting
Cave verhoogd trombose risico.”
2.5 Naar aanleiding van deze expresbrief is in het medisch dossier van klaagster
genoteerd: “08-01: brief IG: polycythemia vera. Ascal continueren”.
2.6 Op 18 januari 2010 is door de orthopedisch chirurg/hoofdbehandelaar de knieoperatie
uitgevoerd.
3.
De klacht
Klaagster verwijt beklaagde, samengevat, dat hij:
a. geen melding heeft gemaakt in het medisch dossier noch bij de orthopedisch chirurg/hoofdbehandelaar, bij klaagster, dan wel bij haar huisarts, van de lab uitslagen (het verhoogde aantal bloedcellen);
b. (mogelijk) het groene licht heeft gegeven om de geplande operatie van 18 januari 2010 door te laten gaan;
c. in een eerdere (ingetrokken) klachtprocedure onjuiste verklaringen heeft gedaan;
d. het medisch dossier heeft gewijzigd en medische aantekeningen heeft verwijderd.
4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College is van oordeel dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij klaagster behoorde te geven en zal de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaren. Het College zal dit oordeel hieronder toelichten.
Klachtonderdelen a en b
5.2 Klaagster heeft tegen vele artsen die op een of andere manier bij haar behandeling betrokken zijn geweest of in haar medische dossier worden genoemd klachten ingediend. De klachten die hierboven zijn samengevat onder a en b zijn dezelfde klachten als klaagster heeft ingediend tegen collega’s van beklaagde. Het College constateert dat klaagster er stellig van overtuigd is dat de operatie op 18 januari 2010 niet had moeten doorgaan vanwege de aandoening polycythemia vera (hierna: PV) waar zij aan lijdt. Zij vindt dat deze opvatting door de betrokken artsen geconstateerd had moeten worden en dat hier tussen de artsen onderling overleg over had moeten plaatsvinden, en ook dat klaagster hierover (meer) geïnformeerd had moeten worden. Het feit dat de operatie wel is uitgevoerd, betekent naar de mening van klaagster dat de ingreep is misgegaan.
5.3 Het College heeft in de eerder gedane uitspraken tussen klaagster en collega’s van beklaagde, al uitgebreid gemotiveerd overwogen van oordeel te zijn dat er geen reden was de operatie niet uit te voeren en in het geval van klaagster het uitvoeren van de operatie op 18 januari 2010 niet medisch onzorgvuldig was. Het College ziet geen aanleiding hierover thans anders te denken. Dat betekent dat ook beklaagde naar het oordeel van het College, voor zover hij betrokken was bij de behandeling van klaagster, niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het College verwijst hiervoor naar de overwegingen in de eerdere uitspraken voor zover die betrekking hebben op de anesthesiologen die bij de behandeling van klaagster betrokken zijn geweest. Het hoger beroep dat klaagster tegen deze uitspraken heeft ingesteld is op 29 januari 2021 door het Centraal Tuchtcollege verworpen (dit betreft de uitspraken met de zaaknummers: C2020.017, C2020.018, C2020.019, C2020.022, C2020.023 en C.2020.024).
Klachtonderdeel c en d
5.4 Naar aanleiding van de standpunten en onderbouwing in de stukken ziet het College geen aanleiding om beklaagde ter zake van de in een eerdere (ingetrokken) klachtprocedure gedane verklaringen, dan wel ter zake van de dossiervoering, enig verwijt te maken.
5.5 Om bovenstaande redenen zal het College zonder nader onderzoek beslissen dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
de klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 16 maart 2021 door E.J. Daalder, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist, H.R.H. de Geus, C. Keijzer, en A.J. Goverde, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.