ECLI:NL:TGZRSGR:2021:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-136b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:28
Datum uitspraak: 23-02-2021
Datum publicatie: 23-02-2021
Zaaknummer(s): 2020-136b
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. In beginsel mag de huisarts in dit soort gevallen erop vertrouwen dat de thuiszorg, die de patiënte dagelijks ziet, de huisarts weet te vinden voor vragen en zorgen. De thuiszorg fungeert dan ook als “de ogen en oren” van de huisarts. Ook een patiënt mag daarop vertrouwen. De mogelijke alarmsignalen die er waren op 10, 12 en 14 juli 2020 hebben de huisartsenpraktijk niet bereikt. Er was dan ook geen aanleiding voor enig handelen van de zijde van beklaagde en/of haar collega-huisarts. Klager meent dat beklaagde (en haar collega-huisarts) ten onrechte in de evaluatiegesprekken hebben gezegd dat er geen sprake was van ontstekingen aan de huid of wond van patiënte. Het College oordeelt dat deze klacht niet echt steun vindt in de uitvoerige verslagen in het huisartsenjournaal waarin beklaagde en haar collega-huisarts adequate uitleg hebben gegeven over hun overwegingen ten aanzien van de behandeling van patiënte. Het College heeft er alle lof voor dat beklaagde en haar collega-huisarts zich zoveel moeite hebben getroost om klager en zijn zuster persoonlijk te spreken en alle uitleg te geven. Klacht ongegrond verklaard.

Datum uitspraak: 23 februari 2021

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , huisarts,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 september 2020;

-          het verweerschrift met bijlagen.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

 1.3      De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 januari 2021. Klager is met zijn zuster verschenen. Beklaagde is met haar gemachtigde verschenen. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Die zaak is bekend onder zaaknummer 2020-136a.

2.                  De feiten

2.1       Klager is de zoon van de op 2 augustus 2020 overleden patiënte van beklaagde. Hij is de laatste vijf jaren de mantelzorger van zijn moeder geweest.

2.2       Beklaagde voert samen met een andere huisarts, beklaagde in zaak 2020-136a, een huisartsenpraktijk.

2.3       Op 24 juni 2020 heeft beklaagde een visite afgelegd en hierover onder meer het volgende gerapporteerd in het huisartsenjournaal:

S Sinds 1 dag forse toename zwelling R onderbeen, roodheid altijd al en nu toegenomen. Fors pijnlijk. Hierbij geen toename van benauwdheid, geen hoesten of koorts. Zorg durfde VaroCare niet aan te trekken. R been loopt snel vol na uittrekken VaroCare. (…)

P dd. Veneuze stase, erysipelas, trombose. Gezien forse toename in korte tijd. V/SEH interne voor beoordeling. Zoon brengt haar. Doorgegeven aan: TZ D (…) ”.

2.4       De volgende dag, 25 juni 2020, is in het huisartsenjournaal onder meer genoteerd:

1. Zwelling, hematoom en bullosa van het rechter onderbeen WD door musculus gastrocnemius scheuring. Geen infectieparameters, niet ziek, geen verdenking erysipelas. DVT uitgesloten. Beleid i.o.m. […] internist – Naar huis – Onderbeen zwachtelen en daarna weer eigen steunkous dragen. – Indien klachten aanhouden of verergeren retour huisarts.”.

2.5       Op 29 juni 2020 is er een telefonisch overleg tussen een assistente van de huisartsenpraktijk met een verzorgende van de thuiszorg over het zwachtelen van de benen, de bloeduitstorting achterzijde en in de voet; de zwelling en roodheid is niet toegenomen. In het huisartsenjournaal staat verder vermeld:

P Uitleg. Kan passen bij spierscheur, been goed in de gaten houden, bij toename zwelling/pijn/roodheid/koorts, direct contact.”.

Tevens is een herhaalrecept voor Prednison (tabletten 5 mg) gegeven.

2.6       Op 6 juli 2020 is er weer een telefonisch contact tussen een assistente van de huisartsenpraktijk en een verzorgende van de thuiszorg. Er is genoteerd dat er wordt gezwachteld met speciale neopreen met klittenband. Een wondje, een blaar, is opengesprongen; het is een vochtige rode wond. Afgesproken wordt dat een foto van het wondje wordt gemaild om te laten beoordelen door de huisarts.

2.7       Op 7 juli 2020 heeft de thuiszorg per e-mail de foto gestuurd. In die e-mail staat onder meer: “Goedemiddag, hierbij de foto van de blaar (…). Er zit nu vetgaas en absorberend verband op. Wat kunnen wij nu het beste doen? Welk verband kan er het beste op? Wat raad de arts mevrouw aan?. In het huisartsenjournaal staat voorts onder meer geschreven:

S Foto blaar ontvangen (…) TC ingepland. ”.

2.8       Op diezelfde dag, 7 juli 2020, heeft de collega-huisarts in het huisartsenjournaal onder meer geschreven:

S Blaar been. TC Zorg wil graag advies over verbandmiddel. Tel. Bellen (…) Gesproken met (…): Onderbeen rond wond wat roze rood, een stukje daaronder ook, T -, veel pijn, toedracht: stoten/schuiven steunkous met klittenband? Geen dikke korst er op. Wel oud bloed.

O Foto niet goed te beoordelen.

(…)

P Mepitel, roodheid aftekenen, indien geen verbetering/verslechtering/twijfel over ontsteking opnieuw contact. Laten weten hoe het gaat (…) .”.

2.9       Op 14 juli 2020 is er weer telefonisch contact met een assistente van de huisartsenpraktijk. In het huisartsenjournaal staat onder meer geschreven:

S Wondverpleegkundige belt. Er is op de scheenbeen weer een nieuw blaar ontstaan. Ze gaat zelf verbandmateriaal aanvragen. Ook gaan ze de benen weer zwachtelen.”.

2.10     Op 15 juli 2020 legt beklaagde een spoedvisite af. In het huisartsenjournaal staat hierover onder meer geschreven:

S Spoedvisite (zoon en zorg aanwezig); Beroerd, door zoon op bed aangetroffen, brakend, diarree, zwakte in benen, benauwd en rillerig.

(…)

E Algehele malaise.”.

Patiënte wordt vervolgens met een ambulance naar de SEH van het ziekenhuis vervoerd en aldaar opgenomen. Op 17 juli 2020 is sprake van een forse achteruitgang van patiënte. Op 22 juli 2020 is patiënte geopereerd aan haar rechterbeen (een uitgebreide necrotectomie).

2.11     Op 24 juli 2020 is er telefonisch contact tussen klager en de assistente van de huisartsenpraktijk; klager heeft toen zijn grote onvrede geuit over het beloop voorafgaand aan de opname van patiënte.

2.12     Op 28 juli 2020 is besloten om een palliatief traject in te gaan. Op 2 augustus 2020 is patiënte overleden.

2.13     Op 18 augustus 2020 is klager bij beklaagde op het spreekuur verschenen en is gesproken over de onvrede met de behandeling. Beklaagde heeft uitleg gegeven over de behandeling en de werkafspraken in de praktijk. Hiervan is uitgebreid verslag gedaan in het huisartsenjournaal. Er is tevens een gesprek ingepland met de collega-huisarts.

2.14     Op 21 augustus 2020 heeft klager met de collega-huisarts uitvoerig gesproken; een en ander is neergelegd in het huisartsenjournaal.

2.15     Op 23 augustus 2020 is blijkens het huisartsenjournaal het medisch handelen besproken, gespiegeld en de dossiervoering getoetst. Ook hiervan is een uitgebreide verslaglegging gedaan in het huisartsenjournaal.

2.16     Op 25 augustus 2020 is er een overleg geweest met beklaagde, haar collega-huisarts en met het hoofd van de thuiszorg. Ook hiervan is een uitvoerige verslaglegging gedaan in het huisartsenjournaal.

2.17     Op 26 augustus 2020 is een gesprek geweest op de huisartsenpraktijk met beklaagde, haar collega-huisarts en klager en zijn zuster. Op enig moment heeft zijn zuster het gesprek boos verlaten. Ook van deze bespreking is een uitvoerige verslaglegging gedaan in het huisartsenjournaal.

3.                  De klacht

Klager heeft vijf klachtonderdelen opgesomd die het College als volgt samenvat in drie klachtonderdelen:

1)                 In de periode van 25 juni 2020 tot 15 juli 2020 is er geen thuisconsult bij patiënte afgelegd hoewel ze veel pijn had en de wondtoestand verslechterde, er is geen nader (bloed)onderzoek gedaan naar de wondtoestand en er is geen juiste inschatting gemaakt van de ernst van de wonden aan het been van patiënte.

2)                 In de evaluatiegesprekken achteraf is door beklaagde gemeld dat er geen sprake was van ontstekingen van de wonden, terwijl in de verslagen van de thuiszorg daarover wel informatie vermeld is.

3)                 De communicatie met de thuiszorg is via de praktijkassistentes gelopen en niet rechtstreeks met beklaagde.

4.                  Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

Het thuiszorgdossier in de periode 25 juni – 15 juli 2020

5.1       In de periode vanaf thuiskomst van patiënte na de ziekenhuisopname, dus vanaf 25 juni 2020, is patiënte verzorgd door verzorgenden van de thuiszorg (D). De thuiszorg heeft ook een eigen dossier bijgehouden.

Op 25 juni 2020 staat onder meer genoteerd dat patiënte liever de VaroCare wilde (in plaats van de tubi fast die knelde). Op 26 juni 2020 staat vermeld dat de VaroCare iets los zat en strakker is gedaan. Patiënte voelde haar been wel, maar zei geen pijn te hebben. Op 27 juni 2020 staat vermeld dat patiënte gisterenavond wel veel pijn had. Haar been is toen ingesmeerd met crème en het been was slank. Op 28 juni 2020 staat vermeld dat patiënte geen pijn meer had gehad aan haar been en het been minder oedemateus leek. Op 29 juni 2020 staat vermeld dat het been onder de VaroCare toch blauwer lijkt te zijn geworden, ook tussen de tenen. Er is toen gebeld met de huisartsenpraktijk over deze bevindingen. Als advies is meegegeven dat patiënte zich geen zorgen hoefde te maken en dat de hematoom gaat zakken; als patiënte koorts krijgt of het been wordt rood of pusserig dan terugbellen. Op 1 juli 2020 staat vermeld dat het been nog behoorlijk dik is; de huisarts geeft aan dat zolang patiënte geen koorts heeft geen actie hoeft worden ondernomen. Op 5 juli 2020 staat vermeld dat er een flinke blaar is en een beetje vocht op het gaas. Gevraagd wordt morgen contact op te nemen met de huisarts. Been is erg oedemateus en mevr. heeft veel pijn. Op 6 juli 2020 staat vermeld dat het been is verbonden met vetgaas, absorberend verband en rolverband. De blaar ziet er donker uit. Het bloedde een klein beetje toen het verband eraf werd gehaald. De huisarts is toen gebeld en de foto van de blaar is doorgestuurd; de doktersassistente zou die middag terugbellen. Op 7 juli 2020 staat vermeld: Huisarts raadt aan om er mepitel op te doen en deze te verschonen onder de douche. I.v.m. rode plek deze morgen markeren en kijken of deze groter wordt, verdenking van wondroos. Bij koorts direct contact opnemen met huisarts. Op 9 juli 2020 staat vermeld dat de rode plekken niet veranderd zijn en dat de huisarts is ingelicht. Bij verandering en koorts moet de huisarts gewaarschuwd worden. Op 10 juli 2020 staat vermeld dat het been opnieuw verbonden is en dat het onder de blaar bloedde. Rondom de blaar zit wat geel beslag. Patiënte zegt dat het soms branderig voelt. Op 12 juli 2020 staat vermeld dat het been opnieuw verbonden is en dat patiënte er die nacht last van had. De wond/blaar rook ook iets en is helemaal open. Op 13 juli 2020 is de blaar weer gespoeld onder de douche en is een foto van de wond doorgestuurd naar de wondverpleegkundige, die daarna advies heeft gegeven over de verzorging van de wond die “best diep” is. Op 14 juli 2020 is de wondverpleegkundige langs patiënte gegaan na het sturen van nieuwe foto’s. De wondverpleegkundige heeft overleg gehad met de dermatoloog die ook vond dat de wond er niet goed uitzag. De wond geurde niet maar er was wel wat geel beslag. Daarna is de huisartsenpraktijk ingelicht. Afhankelijk van de situatie zal dan een consult worden ingepland. Op 15 juli 2020 staat onder meer vermeld dat patiënte door de ambulance is opgehaald.

5.2       Wat het College opvalt in deze rapportage is dat niet alle (belangrijke) informatie met de huisartsenpraktijk is gedeeld over de toestand van de wond: zo is op 10, 12 en 14 juli 2020 niet ter kennis gekomen dat de wond/blaar rook en een geel beslag had. Ook is bij de huisartsenpraktijk niet bekend gemaakt dat er overleg is geweest met de dermatoloog, die kennelijk ook de foto’s had beoordeeld en vond dat de wond er niet goed uit zag. Dit is geen verwijt naar de thuiszorg, maar een constatering van feiten. Beide dossiers zijn overigens zeer goed bijgehouden, zodat daaruit een goed beeld van de verzorging en behandeling naar voren komt. Ter zitting hebben zowel beklaagde als haar collega-huisarts verklaard dat zij ook vooraf “checken” of zij op de verzorgenden van de thuiszorg kunnen vertrouwen gelet op hun opleiding en ervaring. Hier hadden zij geen twijfel over de kwaliteit van de verzorgenden. Uit de verslaglegging van de thuiszorg blijkt ook dat de instructies van de huisartsenpraktijk dan wel beklaagde goed zijn begrepen en genoteerd.

5.3       In beginsel mag de huisarts in dit soort gevallen erop vertrouwen dat de thuiszorg, die de patiënte dagelijks ziet, de huisarts weet te vinden voor vragen en zorgen. De thuiszorg fungeert dan ook als “de ogen en oren” van de huisarts. Ook een patiënt mag daarop vertrouwen. Op 29 juni 2020 heeft de thuiszorg contact gezocht met de huisartsenpraktijk over de toestand van de wond en de verzorging daarvan. Door de thuiszorg zijn toen geen “alarmsignalen” gemeld over de wond (zoals zwelling, ruiken, geel beslag) of over patiënte (geen koorts, geen toename pijn). Met de recente informatie uit het ziekenhuis dat sprake was van een hematoom en spierscheur waarvoor het voorschrift benen zwachtelen en steunkous werd gegeven, behoefde beklaagde niet gealarmeerd te zijn op enige infectie (als daarvan toen al sprake was). Er was op die dag in ieder geval geen aanleiding om patiënte te zien.

De klachtonderdelen tezamen

5.4       Op 6 juli 2020 wordt door de thuiszorg contact gezocht met de huisartsenpraktijk over de toestand en verzorging van de blaar. De boodschap van de thuiszorg is dat het been achter wat blauw is geworden en ook tussen alle tenen. Hiervoor wordt door de assistente van de huisartsenpraktijk het advies gegeven een foto hiervan door te mailen; tevens wordt een telefonisch consult ingepland met advies over verbandmiddelen. Op die dag was geen sprake van alarmsignalen die noopten tot een spoedvisite.

5.5       Op 7 juli 2020 heeft de collega-huisarts de foto van de wond/blaar op het been beoordeeld. De insteek van de vraag van de thuiszorg was de verzorging van de wond, zo blijkt uit het huisartsenjournaal. De foto zelf was niet goed te beoordelen, maar de collega-huisarts heeft toen wel telefonisch uitgevraagd wat de toestand was van de wond en van patiënte zo blijkt uit het huisartsenjournaal (zie onder 2.8). Uit de antwoorden bleek niet van alarmsignalen. De collega-huisarts heeft toen het (goede) advies gegeven de wond af te tekenen zodat een verandering af te lezen zou zijn. Er is ook goede instructie gegeven om bij geen verbetering/verslechtering of twijfel over een ontsteking opnieuw contact te zoeken.

5.6       De mogelijke alarmsignalen die er waren op 10, 12 en 14 juli 2020 (zie hiervoor onder 5.2) hebben de huisartsenpraktijk niet bereikt. Er was dan ook geen aanleiding voor enig handelen van de zijde van beklaagde en/of haar collega-huisarts.

5.7       Op 14 juli 2020 is er telefonisch contact geweest tussen de wondverpleegkundige en de doktersassistente van de huisartsenpraktijk over de wondverzorging. Uit die informatie zijn geen alarmsignalen bij de huisartsenpraktijk binnengekomen. Dit werd anders op 15 juli 2020 en toen heeft beklaagde een spoedvisite afgelegd.

5.8       Ter zitting is aan de collega-huisarts gevraagd of er bij het behandelbeleid rekening mee is gehouden dat patiënte ook prednison gebruikte hetgeen maskerend werkt bij signalen als koorts en pijn. De collega-huisarts heeft hierop verklaard dat zij zich daarvan bewust was. Uit de verslaglegging van de thuiszorg zijn geen aanwijzingen gevonden dat de huisartsenpraktijk telefonisch niet bereikbaar was, behoudens op 14 juli 2020 in de avond, maar toen is er via de app een bericht gestuurd. Er is overigens op 14 juli 2020 overdag wel telefonisch contact geweest.

5.9       Klager meent dat beklaagde (en haar collega-huisarts) ten onrechte in de evaluatiegesprekken hebben gezegd dat er geen sprake was van ontstekingen aan de huid of wond van patiënte. Het College oordeelt dat deze klacht niet echt steun vindt in de uitvoerige verslagen in het huisartsenjournaal waarin beklaagde en haar collega-huisarts adequate uitleg hebben gegeven over hun overwegingen ten aanzien van de behandeling van patiënte. Het College heeft er alle lof voor dat beklaagde en haar collega-huisarts zich zoveel moeite hebben getroost om klager en zijn zuster persoonlijk te spreken en alle uitleg te geven. Dat zij na interne evaluatie en bespreking met de thuiszorg tot de conclusie zijn gekomen dat zij zorgvuldig hebben gehandeld en zorgvuldig het dossier hebben bijgehouden kan het College onderstrepen. Enig verwijt op dit punt naar beklaagde en haar collega-huisarts is dan ook niet op zijn plaats.

5.10     Het verwijt dat er geen sprake is geweest van directe communicatie tussen thuiszorg en beklaagde en haar collega-huisarts is ongegrond, in die zin dat het volstrekt gebruikelijk is dat eerst de doktersassistente de vraagstelling (triage) doet en dan de bevindingen deelt met de huisarts. In deze zaak is het College niet gebleken dat de doktersassistentes hier steken hebben laten vallen; deze informatie noopte ook niet tot andere telefonische consulten en/of visites die zijn gedaan.

5.11     Concluderend oordeelt het College dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld wat betreft de behandeling van patiënte. De verslaglegging in het huisartsenjournaal is uitstekend evenals de op eigen initiatief ingezette evaluatiegesprekken met klager, diens zuster en met de thuiszorg.

5.12     De conclusie is dat beklaagde met betrekking tot de klacht geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, Wet BIG.

5.13     De klacht zal ongegrond worden verklaard.

6.         De beslissing

Het College:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, J.T.W. van Ravenstein, lid-jurist, H.C. Baak, V.M. Schijf en I. Weenink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door B.J. Dekker, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2021.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.       Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.      Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.       Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.