ECLI:NL:TGZRSGR:2021:113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/2301-2020-109

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2021:113
Datum uitspraak: 03-08-2021
Datum publicatie: 03-08-2021
Zaaknummer(s): D2021/2301-2020-109
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een kinderarts. Klager klaagt over de behandeling van zijn minderjarige dochter, gediagnosticeerd met anorexia nervosa. De dochter is ten tijde van het indienen van de klacht twaalf jaar. Klager is als wettelijk vertegenwoordiger van zijn dochter rechtstreeks belanghebbende in deze klacht en bevoegd de klacht in te dienen, zonder dat de dochter met het indienen van de klacht heeft ingestemd. De kinderarts heeft na het somatische deel van de behandeling een juiste doorverwijzing voor het psychiatrische deel van de behandeling gegeven. Klager heeft niet nader onderbouwd waarom het verrichte onderzoek onvoldoende was en niet geconcretiseerd naar wie zijn dochter zou moeten worden doorverwezen. Het dossier biedt geen grond voor het oordeel dat de kinderarts brieven van klager onbeantwoord heeft gelaten dan wel anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld door klager onvoldoende te informeren. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, kinderarts,

werkzaam te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 6 augustus 2020;

- het verweerschrift;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 24 februari 2021;

- de brieven van klager van 19 augustus 2020, 27 augustus 2020, 8 september 2020,

18 september 2020, 5 oktober 2020, 13 oktober 2020 en 16 maart 2021.

1.2 Het College heeft de klacht op 22 juni 2021 in raadkamer behandeld.

2. De feiten

2.1 Klager heeft een dochter, geboren in maart 2008 (hierna: de dochter). Op

25 mei 2020 is de dochter door de huisarts met spoed verwezen naar de kinderarts in het E in D (hierna: het ziekenhuis). Daar is zij op 26 mei 2020 gezien door beklaagde, die als kinderarts werkzaam is in het ziekenhuis. Beklaagde heeft de dochter vanwege haar lage gewicht (26,5 kg bij 147 cm lengte) en bradycardie laten opnemen.

2.2 De dochter is gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Beklaagde heeft tijdens de opname een diëtiste en psycholoog bij de behandeling betrokken en heeft de dochter voor psychiatrische behandeling verwezen naar F (hierna: F). De dochter is uit het ziekenhuis ontslagen op 19 juni 2020, omdat zij toen somatisch stabiel was.

2.3 Vanwege bezwaren van klager tegen behandeling bij de F, heeft beklaagde de dochter per brief van 28 juli 2020 verwezen voor een second opinion/advies verwezen naar de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het G (hierna: het G). Daarover is klager door beklaagde per mail van 28 juli 2020 geïnformeerd. In het G is in november 2020 een behandeling op de polikliniek voor eetstoornissen gestart.

3. De klacht

Klager verwijt de beklaagde - zakelijk weergegeven - dat zij:

a) onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen behandelplan heeft opgesteld;

b) niet naar het onderliggende probleem heeft gekeken;

c) de brieven van klager onbeantwoord heeft gelaten;

d) heeft nagelaten Veilig Thuis in te schakelen.

4. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde stelt primair dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Beklaagde heeft subsidiair de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

De ontvankelijkheid van klager

5.1 Volgens artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de individuele beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt een zaak in eerste aanleg aanhangig gemaakt door indiening van een klaagschrift door een rechtstreeks belanghebbende. Ouders van een minderjarige patiënt zijn als wettelijk vertegenwoordigers aan te merken als rechtstreeks belanghebbenden. Uit artikel 7:447 lid 3 Burgerlijk Wetboek volgt dat de minderjarige patiënt die jonger is dan 16 jaar, vanwege zijn jeugdige leeftijd in beginsel geacht wordt niet in staat te zijn tot een behoorlijke waarneming van zijn belangen op dit punt. Daarom zijn in dat geval in beginsel alleen zijn wettelijke vertegenwoordigers daartoe bevoegd, zonder dat van de instemming van de patiënt behoeft te blijken (zie CTG 1 oktober 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:110). De dochter was op het moment van het indienen van de klacht twaalf jaar. Het College is daarom van oordeel dat klager als wettelijk vertegenwoordiger van zijn dochter als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd en daarom bevoegd is de klacht in te dienen, zonder dat de dochter met het indienen van de klacht heeft ingestemd.

Klachtonderdelen a en b

5.2 De kern van de klacht is dat beklaagde volgens klager de dochter niet goed heeft geholpen, omdat zij niet zou hebben gekeken naar de onderliggende problematiek van de (eetstoornis van de) dochter en dat zij geen integraal medisch onderzoek heeft gedaan of laten doen. Het College is van oordeel dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft na het somatische deel van de behandeling een juiste doorverwijzing voor het psychiatrische deel van de behandeling gegeven. Klager heeft niet nader onderbouwd waarom het door beklaagde verrichte onderzoek onvoldoende was en niet geconcretiseerd naar wie zijn dochter naar zijn mening dan zou moeten worden verwezen. Deze klachtonderdelen slagen niet.

Klachtonderdeel c

5.3 Beklaagde heeft klager naar aanleiding van zijn brieven van 15 juni 2020 en 14 juli 2020 en een gesprek tussen klager en beklaagde op 14 juli 2020, schriftelijk (bij ongedateerde brief, overgelegd als bijlage 3 bij de brief van klager van 19 augustus 2020) geïnformeerd over de behandeling, het behandelplan en de verwijzing naar F. In die brief is ook vermeld dat beklaagde diverse behandelmogelijkheden heeft onderzocht en dat klager zelf een behandelmogelijkheid in H zou onderzoeken, omdat hij daarover positieve berichten had vernomen. Het dossier biedt geen grond voor het oordeel dat beklaagde brieven van klager onbeantwoord heeft gelaten dan wel anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld door klager onvoldoende te informeren. Dit klachtonderdeel slaagt daarom evenmin.

Klachtonderdeel d

5.4 Tijdens het vooronderzoek heeft beklaagde onweersproken gesteld dat zij met Veilig Thuis heeft besproken dat er zorgen waren omdat niet tot overeenstemming kon worden gekomen over de juiste behandeling. Dit klachtonderdeel faalt.

5.5 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat de klacht kennelijk

ongegrond is.

5. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

de klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 3 augustus 2021 door P.M. de Keuning, voorzitter,

A.L.M. Mulder en A.E. van ‘t Hoog, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door

Y.M.C. Bouman, secretaris.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.