ECLI:NL:TGZRSGR:2021:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag D2021/2390-2021-013b
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2021:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-08-2021 |
Datum publicatie: | 03-08-2021 |
Zaaknummer(s): | D2021/2390-2021-013b |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager klaagt over de behandeling van zijn minderjarige dochter, gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Uit het dossier blijkt dat de arts de diagnostiek en het behandelplan meermaals met klager heeft besproken en toegelicht en dat telkens op de brieven van klager is gereageerd. De arts heeft verder onweersproken gesteld dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om anderen te betrekken bij dan wel suggesties te doen over de diagnostiek en/of behandeling. Het dossier biedt geen grond voor het oordeel dat de arts klager onvoldoende heeft geïnformeerd dan wel onvoldoende betrokken heeft bij haar beslissingen en de behandeling of dat zij anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen:
C, psychiater,
werkzaam te D,
beklaagde,
gemachtigde: E, werkzaam te D.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 26 januari 2021;
- het aanvullend klaagschrift van 16 februari 2021;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de brief van klager van 13 april 2021;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 mei 2021.
1.2 Het College heeft de klacht op 22 juni 2021 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1 Klager heeft een dochter, geboren in 2008 (hierna: de dochter). Op
25 mei 2020 is de dochter door de huisarts met spoed verwezen naar de kinderarts in het F in B (hierna: het ziekenhuis). De dochter is daar op 26 mei 2020 door een kinderarts gezien en vanwege haar lage gewicht (26,5 kg bij 147 cm lengte) en bradycardie opgenomen.
2.2 De dochter is gediagnosticeerd met anorexia nervosa. Tijdens de opname zijn een diëtiste en psycholoog bij de behandeling betrokken en is de dochter voor psychiatrische behandeling verwezen naar G (hierna: G). De dochter is uit het ziekenhuis ontslagen op 19 juni 2020, omdat zij toen somatisch stabiel was.
2.3 Vanwege bezwaren van klager tegen behandeling bij G, is de dochter per brief van 28 juli 2020, aanvankelijk voor een second opinion/advies, verwezen naar de afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie en kindergeneeskunde van het H (hierna: het H). Beklaagde is afdelingshoofd Kinder- en Jeugdpsychiatrie in het H. Daar vond een intake plaats op 21 september 2020.
2.4 Bij brief van 24 september 2020 heeft beklaagde aan klager onder meer het volgende geschreven: “Gisteren ontving ik uw aangetekende brief van 22 september jl. waarin u aangeeft dat u een integraal diagnostisch onderzoek en integraal medisch behandelplan eist voor de behandeling van uw dochter (…). Eerder, op 4, 9, 11 en 19 september jl. heb ik ook een aangetekende brief van u ontvangen, waarin u een integraal diagnostisch onderzoek en een daarop gebaseerd medisch behandelplan voor uw dochter vraagt (eist). (…) Op uw brieven heeft u steeds een reactie van of mede namens mij ontvangen, waarin uitleg wordt gegeven over hoe het diagnostiektraject van uw dochter eruit zal zien. Daarbij is aangegeven dat wij streven naar de best mogelijke zorg voor uw dochter en dat in een gezamenlijk overleg besproken zal worden wat er voor haar nodig is. Afgelopen maandag was de eerste onderzoeksdag voor uw dochter, waarbij u ook aanwezig was. De behandelaars hebben toen met u gesproken en u uitgebreid geïnformeerd. Op uw verzoek heeft u gisteren nogmaals schriftelijke informatie ontvangen over het vervolg van het diagnostiektraject. Daarin is aangegeven welke onderzoeken wij aangewezen achten. (…) Komende weken zullen de vervolg onderzoeken plaatsvinden waarna ons behandeladvies zal volgen. Uiteraard zullen wij dit advies met u bespreken. (…)”
2.5 In een brief van 16 oktober 2020 van een collega van beklaagde (arts in opleiding tot kinder- en jeugdpsychiater) aan klager is - voor zover thans van belang - vermeld: “Plan van aanpak: I en ouders werden uitgenodigd om gebruik te maken van de second opinion. Tijdens het kennismakingsgesprek met I en ouders werd een eerste inventarisatie van de klachten gemaakt, waarna er aanvullende diagnostiek werd ingezet op onze afdeling. Om tot een integrale visie te komen werd overlegd met de betrokken kinderarts, diëtiste en de leerkracht van de basisschool. Hieruit volgde een conclusie en advies in behandeling wat op 7-10-2020 met I en ouders werd besproken. (…)”. Verder is in die brief vermeld dat op grond van kinderpsychiatrisch onderzoek, een ouderanamnese en aanvullend psychologisch onderzoek de diagnosen ‘anorexia nervosa, restrictieve type, gedeeltelijk in remissie’ en ‘ouder-kind relatieprobleem’ werden gesteld en dat psychiatrisch-psychotherapeutische behandeling bij het H werd geadviseerd, met daarnaast somatische controle door een kinderarts. De behandeling bij het H bestond uit gezinsgesprekken met daarin onder meer psycho-educatie. De gesprekken zijn gericht op gewichtsgroei van de dochter, het aanleren van een gezond eetpatroon en het stimuleren van de omgeving om steun te geven. Daarnaast is individuele psychotherapeutische behandeling voor de dochter geadviseerd, gericht op haar hoge streefniveau, emotieregulatie problemen, controlebehoefte en op het versterken van haar zelfbeeld. Ook is vermeld dat gesprekken met een ervaringsdeskundige en ouderbegeleiding mogelijk waren.
2.6 Het behandelplan is op 4 november 2020 met de dochter en ouders besproken. De dochter en haar moeder zijn daarmee akkoord gegaan. Klager is akkoord gegaan met behandeling van de dochter maar wenste geen deel te nemen aan de geadviseerde gezinsgesprekken of ouderbegeleiding. De poliklinische behandeling in het H is vervolgens gestart in november 2020.
2.7 In de periode na verwijzing naar het H en voorafgaand aan het indienen van
de onderhavige klacht in januari 2021 heeft klager veelvuldig schriftelijk met beklaagde
en/of andere behandelaren uit het H gecorrespondeerd. Dat ging met name over de vraag
of voldoende was voorzien in een medisch diagnostisch onderzoek en een daarop gebaseerd
behandelplan.
3.
De klacht
Klager verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat zij:
1) onvoldoende onderzoek heeft verricht en geen goed integraal behandelplan heeft opgesteld;
2) niet naar het onderliggende probleem heeft gekeken;
3) klager niet heeft betrokken bij haar beslissingen en behandelingen;
4) de brieven en vragen van klager onbeantwoord heeft gelaten.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Beklaagde voert als verweer dat bij de diagnostiek en behandeling toepassing is gegeven aan de Zorgstandaard GGZ-Eetstoornissen en daarmee te hebben gehandeld in overeenstemming met de voor haar geldende professionele standaard. Voor zover nodig wordt op het verweer hieronder verder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 Het College stelt voorop dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het College zal het handelen van beklaagde aan de hand hiervan beoordelen.
5.2 De kern van de klacht is dat beklaagde volgens klager de dochter niet goed heeft geholpen, omdat zij niet zou hebben gekeken naar de onderliggende problematiek van de dochter en omdat zij geen integraal medisch onderzoek heeft gedaan of heeft laten doen. Het College is van oordeel dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld. Het dossier biedt in geen enkel opzicht grond voor het oordeel dat beklaagde met haar handelen niet is gebleven binnen de onder 5.1 bedoelde grenzen. Deze klachtonderdelen slagen niet.
Klachtonderdelen 3 en 4
5.3 Uit het dossier blijkt dat het diagnostiektraject en het behandelplan meermaals met klager is besproken en toegelicht en dat telkens op de van klager ontvangen brieven is gereageerd. In de onder 2.4 bedoelde brief heeft beklaagde toegelicht dat door of namens haar op alle brieven van klager is gereageerd en dat hem uitleg is gegeven over het diagnostiek- en behandeltraject. Beklaagde heeft verder onweersproken gesteld dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid om anderen te betrekken bij dan wel suggesties te doen over de diagnostiek en/of behandeling. Het dossier biedt geen grond voor het oordeel dat beklaagde klager onvoldoende heeft geïnformeerd dan wel onvoldoende betrokken heeft bij haar beslissingen en de behandeling of dat zij anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Deze klachtonderdelen slagen daarom evenmin.
5.4 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat de klacht kennelijk
ongegrond is.
6.
De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
de klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 3 augustus 2021 door P.M. de Keuning, voorzitter,
A.L.M. Mulder en A.E. de Hoog, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C Bouman, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het College u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.