ECLI:NL:TGZRGRO:2021:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen V2021/01

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2021:39
Datum uitspraak: 26-11-2021
Datum publicatie: 30-11-2021
Zaaknummer(s): V2021/01
Onderwerp: Alcoholisch misbruik
Beslissingen: Gegrond, gedeeltelijke ontzegging
Inhoudsindicatie: Voordracht IGJ tot doorhaling in het Big-register van verloskundige vanwege o.a. alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek. Hangende de procedure zijn er positieve ontwikkelingen. Zij heeft verschillende therapieën gevolgd en behandeling gezocht bij VNN. Zij is trouw in haar behandelafspraken. Het college volstaat met het verbinden van voorwaarden aan de beroepsuitoefening.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Beslissing d.d. 26 november 2021 naar aanleiding van de op 16 oktober 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen voordracht van

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd , gevestigd te Utrecht,

vertegenwoordigd door drs. E. Baecke en mr. A.W. de Haan,

hierna te noemen: de inspectie,

-tegen-

C , verloskundige, destijds werkzaam te D,

hierna te noemen: de verloskundige

  1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • de voordracht met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlage.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van dinsdag 26 oktober 2021, waar partijen zijn verschenen, de inspectie vertegenwoordigd door haar gemachtigden en de verloskundige in persoon.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de voordracht, van het volgende te worden uitgegaan. Het college ontleent deze informatie aan de brief met bijlagen van 15 oktober 2020 van de inspectie.

2.1

In 2014 ontving de inspectie een melding over de verloskundige, geboren in 1989, van de verloskundigenpraktijk waar zij toen als waarneemster werkte. Gemeld werd dat de verloskundige tijdens een dienst onder invloed van alcohol was geweest. De inspectie deed onderzoek en liet in dat kader ook een expertiseonderzoek uitvoeren door een externe, onafhankelijk psychiater. Uit het expertiseonderzoek volgde dat er sprake was van alcoholmisbruik vanaf 2010. De verloskundige was sinds 2013 onder behandeling bij E, kreeg Refusal voorgeschreven en voerde gesprekken. De verloskundige was niet therapietrouw. In mei 2014 heeft de verloskundige alcohol gedronken tijdens haar werk toen zij geen Refusal ingenomen had.   

In mei 2014 is de verloskundige gestopt met drinken. De psychiater schatte de prognose gunstig in omdat de verloskundige zelf hulp had gezocht in de vorm van psychotherapie en Refusal gebruikte, maar nu onder toezicht. Ook was zij niet meer van plan om solitair te werken als verloskundige, maar in een ziekenhuis. Daarnaast was de verloskundige sociaal goed ingebed. De inspectie sloot – mede op basis van het expertiserapport en de toetsbare en adequate opstelling van de verloskundige – het inspectietraject in september 2015 af.

2.2

In november 2018 ontving de inspectie een nieuwe melding over de verloskundige van een andere verloskundigenpraktijk, waar de verloskundige in 2017 en 2018 als waarneemster had gewerkt. De melding hield in dat er zorgen waren over de gezondheidstoestand van, en mogelijk overmatig alcoholgebruik door de verloskundige. De verloskundige werd met trillende handen gezien en meldde zich regelmatig ziek en dan vaak op het laatste moment. De medewerkers van de praktijk hadden ‘via de tamtam’ gehoord dat de verloskundige mogelijk alcoholverslaafd zou zijn. Voorts werd zij door een medewerker van de praktijk onder invloed van alcohol thuis aangetroffen toen zij de betreffende persoon had gevraagd om voor hulp bij haar te komen. Dat de verloskundige tijdens het werk onder invloed zou zijn geweest, is nooit geconstateerd. Ook verder zijn er geen ernstige tekortkomingen vastgesteld in haar handelen.

2.3

Tijdens een gesprek met de inspectie in december 2018 verklaarde de verloskundige dat zij van 2015 tot april 2018 Refusal had gebruikt en geen alcohol had gedronken. In april 2018 was ze gestopt met Refusal, omdat het middel volgens haar niet meer beschikbaar was, en sindsdien dronk ze af en toe wijn. In september 2018 was er sprake van een terugval in alcoholgebruik. Over haar werk zei de verloskundige dat ze zo’n twee maanden ziek thuis zat. De inspectie vroeg met instemming van de verloskundige informatie op bij haar huisarts. De huisarts meldde dat er – in tegenstelling tot wat de verloskundige daar zelf over had gezegd – in de periode 2015 tot april 2018 ook sprake was geweest van een terugval in alcoholgebruik. De huisarts verklaarde ook – anders dan de verloskundige – dat de verloskundige op eigen initiatief was gestopt met Refusal.

In januari 2019 vond er weer een gesprek met de verloskundige plaats. Zij vertelde over haar voornemen om per diezelfde maand weer te gaan werken bij een nieuwe verloskundigenpraktijk. De inspectie uitte haar bezorgdheid hierover, gezien de recente terugval en de gezondheidssituatie van de verloskundige. De verloskundige zegde toe te zullen spreken over haar situatie met de verloskundigenpraktijk. Ook werd afgesproken dat er een nieuw expertiseonderzoek zou worden verricht.

Nadat er wederom overleg plaatsvond met de verloskundige over de vraag of het nu wel verstandig was om weer te gaan werken als verloskundige, bevestigde zij op 11 januari 2019 schriftelijk aan de inspectie dit niet meer te zullen doen. Op 14 januari 2019 kwam de inspectie er echter achter dat zij vanaf 7 januari 2019 weer voor zes à zeven uur per week aan het werk was als verloskundige. Ze deed weliswaar geen diensten, maar wel zelfstandig kennismakingsspreekuren en voerde daarbij zwangerschapscontroles uit.

Er volgde in januari 2019 opnieuw een gesprek met de verloskundige. Zij zei dat ze in afwachting van het expertiseonderzoek enkel zou meelopen met een collega in de praktijk en tijdelijk niet in de verloskunde zou gaan werken. In februari 2019 vernam de inspectie echter dat dat de verloskundige toch weer zelfstandig spreekuur draaide binnen de praktijk.

2.4

In mei 2019 ontving de inspectie het expertiserapport van de externe psychiater. Blijkens het rapport concludeerde de psychiater dat:

  • bij de verloskundige sprake was van ziektebesef zonder ziekte-inzicht;
  • het contact met de verloskundige soms stroef/defensief verliep waarbij ze vaak niet direct antwoord gaf op eenvoudige vragen. Zij leek hierdoor niet het achterste van haar tong te willen laten zien. Hierdoor werd de anamnese als niet volledig betrouwbaar bestempeld;
  • er vanaf de adolescentie sprake was van fors alcoholgebruik. Vanaf 2012/2013 werd dit problematisch. Ten tijde van het onderzoek was sprake van ernstige alcoholafhankelijkheid, in vroege volledige remissie met behulp van medicatie-inname;
  • er sprake was van persoonlijkheidsproblematiek die gezien het disfunctioneren ten tijde van het onderzoek kon worden beschouwd als een matige persoonlijkheidsstoornis NAO (Niet Anders Omschreven) met cluster B- en C-trekken. De verloskundige werd gekenmerkt door een kwetsbare persoonlijkheid, een vermijdende copingstijl, moeite om voor zichzelf op te komen, een gevoeligheid voor wat anderen over haar denken, een hoog betrekkingsniveau en een neiging zich snel aan te passen uit angst voor afwijzing. Deze persoonlijkheidsstoornis werd ten tijde van het onderzoek onvoldoende behandeld. Deze stoornis zorgde ervoor dat de verloskundige gevoelig is voor het oplopen van spanningen, wat een risico betekent voor terugval in alcoholgebruik;
  • de intellectuele capaciteiten van de verloskundige onvoldoende waren om aan het hbo-niveau van verloskundige in de eerste lijn te voldoen. Gezien haar vermijdende copingstijl leek de verloskundige weinig zicht te hebben op het eigen functioneren en zal zij dit waarschijnlijk ook niet bespreekbaar maken op haar werk. Uit een brief van 17 april 2019 van een maatschappelijk werker en een psychiater van E zou blijken dat de verloskundige op haar tenen moet lopen om aan de verwachtingen te kunnen voldoen die gelden voor een hbo-verloskundige;
  • de kans op recidive groot was. De prognose werd dus als ongunstig ingeschat.

Het advies van de psychiater luidde dat de verloskundige gespecialiseerde behandeling zou zoeken voor de persoonlijkheidsstoornis, waardoor de kans op terugval in alcoholgebruik verminderd zou worden. Ook zou de verloskundige intern gemotiveerd moeten worden voor het abstinent blijven. Daarnaast zou de verloskundige coaching nodig hebben op haar werk om beter met frustraties om te leren gaan. Voorts zou een werkplek met een groter vangnet beter aansluiten bij haar opleidingsniveau. De verloskundige is in het buitenland opgeleid nadat zij in Nederland met haar vmbo-vooropleiding niet toegelaten kon worden tot de Nederlandse opleiding tot verloskundige. Mogelijk is het niveau van de buitenlandse opleiding lager dan de Nederlandse opleiding tot verloskundige.

In juni 2019 werden de bevindingen van het expertiseonderzoek besproken met de verloskundige. Deze vielen haar zwaar en de verloskundige zei te overwegen een ander beroep te kiezen.

2.5

In december 2019 ontving de inspectie een signaal van een andere verloskundigenpraktijk waar de verloskundige sinds kort pretecho’s maakte. Uit de melding bleek dat de samenwerking met haar was beëindigd vanwege een ziekmelding na alcoholgebruik en het in de late avond onder invloed van alcohol bellen naar een cliënt om een afspraak te verzetten. De verloskundige mailde de inspectie dat ze niet aan het werk was geweest maar voor een vriendin pretecho’s had gemaakt. Het telefoontje onder invloed van alcohol had plaatsgevonden met een cliënt die een afspraak wilde maken. Daarnaast meldde de verloskundige dat zij begin 2020 waarschijnlijk zou worden opgenomen in een verslavingskliniek. De verloskundige is in de eerste helft van 2020 inderdaad enkele maanden opgenomen geweest in een verslavingskliniek. Hierna zijn er nog gesprekken met de inspectie geweest. De verloskundige had zich aangemeld voor de opleiding tot echoscopist per januari 2021 en zou vanaf september 2020 als planner gaan werken bij een kraamzorgorganisatie.

3. HET STANDPUNT VAN DE INSPECTIE

De inspectie heeft op basis van de feiten onder 2. ernstige zorgen over de geschiktheid van de verloskundige tot het uitoefenen van het beroep van verloskundige. De zorgen hebben betrekking op de bestaande alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek, ontoereikende intellectuele capaciteiten en het ontbreken van randvoorwaarden voor goede zorg. 

Alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek

Ondanks dat de verloskundige zich heeft laten opnemen in een verslavingskliniek in 2020 en volgens de ontslagbrief een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, wordt de kans op recidive groot ingeschat vanwege de persoonlijkheid van de verloskundige. Hierbij speelt mee dat de verloskundige al eerdere malen na een tijd abstinent te zijn geweest weer terugviel in alcoholgebruik.  

Intellectuele capaciteiten

De intellectuele capaciteiten van de verloskundige lijken te laag om te voldoen aan het niveau van een hbo-verloskundige. Een mogelijke verklaring die de inspectie hiervoor geeft, is dat de verloskundige in het buitenland is opgeleid en dat het niveau van de buitenlandse opleiding mogelijk niet overeenkomt met de Nederlandse opleiding.

Randvoorwaarden goede zorg

Vastgesteld is dat de verloskundige wel ziektebesef heeft, maar geen ziekte-inzicht. Dit betekent dat zij onvoldoende inzicht heeft in de invloed van haar beperkingen op haar functioneren. Ze heeft onvoldoende oog voor de invloed van haar handelen op de continuïteit van goede verloskundige zorg, door zich bijvoorbeeld op het laatste moment ziek te melden. Al met al heeft haar handelen ertoe geleid dat ze meermaals ontslagen werd dan wel dat de arbeidsovereenkomst niet voortgezet werd. Ze is dus niet in staat gebleken tot het creëren van een stabiele werkomgeving. 

Verzoek aan het college

De inspectie heeft bij haar voordracht het college verzocht om de verloskundige uit het BIG-register te doen verwijderen. Ook verzocht de inspectie het college om bij wijze van voorlopige voorziening een schorsing van de inschrijving op te leggen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden.

Ter zitting heeft de inspectie haar verzoek genuanceerd. Op basis van de actuele ontwikkelingen geeft de inspectie te kennen dat wellicht met het stellen van gedetailleerde voorwaarden kan worden volstaan. Daarbij zou het college kunnen denken aan de volgende voorwaarden:

  • Wanneer de verloskundige start met haar werkzaamheden als verloskundige, zij de inspectie daarvan voorafgaand aan haar eerste werkdag op de hoogte stelt;
  • De verloskundige geen diensten draait in de verloskundige beroepsuitoefening;
  • De verloskundige supervisie organiseert die voldoet aan het volgende:
  • De supervisor werkt in dezelfde verloskundigenpraktijk;
  • De verloskundige formuleert supervisiedoelen waar deel van uitmaakt het signaleren van frustraties opgedaan op het werk en het spreken daarover;
  • De verloskundige spreekt maandelijks met de supervisor;
  • De verloskundige de supervisor machtigt om halfjaarlijks schriftelijk informatie aan de inspectie te verstrekken over de voortgang van het supervisietraject en om de inspectie te informeren zodra het supervisietraject is afgebroken of zodra de supervisor zorgen heeft over het functioneren van de verloskundige;
  • De verloskundige deelneemt aan door de KNOV of NVOG geaccrediteerde

deskundigheidsbevordering (200 uur per 5 jaar) door het volgen van bij

en nascholing waaronder een jaarlijkse vaardigheidstraining spoedeisende

handelingen; en

  • De verloskundige met een frequentie van ten minste vier maal per jaar

onder behandeling blijft voor de alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek

en zij haar behandelaar machtigt om:

  • tweemaal per jaar de inspectie te informeren over de voortgang van de behandeling;
  • de inspectie direct te informeren indien sprake is van een terugval in alcoholgebruik of indien de behandelaar risico’s ziet voor de patiëntveiligheid in het kader van de beroepsuitoefening door de verloskundige.

4. HET STANDPUNT VAN DE VERLOSKUNDIGE

De verloskundige voert – zakelijk weergegeven – het volgende aan.

Tijdens haar werkzaamheden zijn er nooit ernstige tekortkomingen geweest in haar handelen. Ook zijn er geen incidenten gemeld tijdens cliëntcontacten. De verloskundige heeft zich in januari 2020 laten opnemen in een kliniek. Hier heeft zij door middel van diverse therapieën intensief gewerkt aan haar alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek. Dit heeft veel effect gehad. De verloskundige kan nu beter omgaan met zaken als stress en emoties, ook op de werkvloer. Ook haar toenmalig behandelend psychiater heeft geoordeeld dat zij genezen is en weer in staat zou zijn om haar werk als verloskundige op te pakken. De verloskundige heeft geen behoefte meer gehad om zichzelf “uit te doven” met alcohol en gebruikt ook geen medicatie meer. Wel is de verloskundige sinds haar ontslag uit de kliniek weer onder behandeling bij E, waar zij wekelijks schematherapie volgt. Deze therapie zal zij voortzetten totdat de psycholoog vindt dat het niet meer nodig is. De verloskundige heeft momenteel een stabiele relatie. Van haar partner ontvangt ze veel steun. De verloskundige doet nu andere werkzaamheden, maar wil haar BIG-registratie als verloskundige graag bijhouden. Haar ideaalbeeld zou zijn om in de toekomst – heel beperkt en naast andere werkzaamheden – weer als verloskundige te gaan werken. De verloskundige is bereid zich dan te laten coachen en supervisie te ontvangen. Ook zou ze ermee instemmen als de inspectie door het opvragen van haar gezondheidssituatie een vinger aan de pols houdt.

De verloskundige heeft ter zitting aangegeven zich niet te kunnen vinden in de conclusie van de inspectie dat haar intellectuele capaciteiten te kort schieten en dat de door haar in het buitenland gevolgde opleiding van lager niveau zou zijn dan in Nederland. Zij wijst er onder meer op dat zij recent met een ruime voldoende een vervolgopleiding heeft afgesloten.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

  1.  

Het college heeft kennisgenomen van de zorgen die de inspectie over de verloskundige heeft. In het bijzonder heeft het college ook aandacht besteed aan de onderzoeksrapportage d.d. 19 mei 2019 die de psychiater G in opdracht van de inspectie heeft uitgebracht. De psychiater concludeert dat er bij de verloskundige sprake is van alcoholafhankelijkheid, ernstig van aard, in vroege volledige remissie. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek, die volgens de psychiater aan te merken is als een persoonlijkheidsstoornis. Door haar persoonlijkheid loopt zij gemakkelijk aan tegen stressverhogende situaties. Dit levert risico’s op voor terugval in alcoholmisbruik. De verloskundige lijkt weinig zicht te hebben op haar eigen functioneren en maakt dit ook niet bespreekbaar met collega’s. De psychiater acht het risico op recidive groot. Deze inschatting wordt gevoed door de diagnoses persoonlijkheidsstoornis NAO en alcoholafhankelijkheid en vooral door haar houding tijdens het onderzoek. De verloskundige wekt de indruk niet alles te willen of kunnen zeggen. De psychiater adviseert een gespecialiseerde behandeling, waarmee het risico op terugval in alcoholgebruik zal verminderen. De verloskundige zal intern gemotiveerd moeten worden voor abstinentie. Voorts adviseert de psychiater coaching om op het werk opgedane frustraties eerder te signaleren en erover te praten. Verder adviseert de psychiater een werkplek met een groter vangnet dat beter aansluit bij haar opleidingsniveau.

5.2

Het college overweegt dat de terugval die eind 2019 plaatsvond, de door de psychiater als hoog ingeschatte kans op recidive heeft bevestigd. Het college overweegt dan ook dat de casus als ernstig moet worden aangemerkt. Weliswaar zijn er geen ernstige tekortkomingen of incidenten in de patiëntenzorg geconstateerd, maar dat biedt als zodanig geen afdoende waarborg dat hiervoor in de toekomst niet behoeft te worden gevreesd. De verloskundige heeft sindsdien wel stappen gezet. Zij heeft onder meer EMDR-therapie gevolgd, systeemtherapie, schematherapie, cognitieve gedragstherapie en psychomotorische therapie, alles volgens de ontslagbrief van de verslavingskliniek met goed gevolg. Tevens heeft zij voor de tweede maal behandeling gezocht bij E. Sinds augustus 2020 volgt zij schematherapie bij GZ-psycholoog H. Deze heeft het college bij brief van 12 december 2020 laten weten dat de therapie is gericht op het herkennen en aangeven van grenzen, het omgaan met stress en spanning en vergroten van tevredenheid over zichzelf. De verloskundige is trouw in haar behandelafspraken. Ze stelt zich open voor reflectie en oefent actief met hetgeen in therapie wordt besproken. Voor de komende periode ligt de nadruk op het stilstaan bij het uiten van emoties teneinde deze beter te hanteren en te verminderen. Er is ontwikkeling zichtbaar.

5.3

Dit laatste werd ook ter zitting door de inspectie erkend. Dit was voor de inspectie reden om het college voor te stellen om zo mogelijk in plaats van doorhaling uit het BIG-register (vergaande) voorwaarden te overwegen aan de beroepsuitoefening.

5.4

Het college acht de door de inspectie voorgestelde voorwaarden echter zodanig vergaand dat deze in feite de weg afsnijden naar de situatie dat de verloskundige ooit weer verloskundige werkzaamheden zal oppakken. Dit heeft met name ermee te maken dat de verloskundige geen diensten zou mogen draaien, hetgeen de kern uitmaakt van de verloskundigenpraktijk. Ook de verloskundige heeft daarop gewezen. Daarnaast zal de door de inspectie voorgestelde voorwaarde tot verdere behandeling voor alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek feitelijk moeilijk te realiseren zijn zonder – op dit moment – een concrete indicatiestelling.

5.5

Alles overziend, komt het college tot de volgende afweging. Enerzijds geldt dat de verloskundige bekend is met recidiverend alcoholmisbruik met bijkomende problematiek. Anderzijds zijn er (nog) geen patiënt-gerelateerde incidenten geweest en lijkt de verloskundige succesvolle stappen te zetten in de goede richting. Gelet op de nog vrij recente recidive acht het college het echter te vroeg om nu al af te zien van het geven van een voorziening. Het college acht het noodzakelijk de verloskundige tijd te geven waarin zij – zonder risico’s voor cliënten – de bestendigheid van de abstinentie kan aantonen. Het college zal daarom, op de voet van artikel 80, eerste lid, onderdeel a, Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG), voorwaarden verbinden aan de bevoegdheid het beroep van verloskundige uit te oefenen voor de duur van twee jaar, met uitzondering van het als verloskundige maken van echoscopieën. Deze maatregel zal op grond van artikel 80, derde lid, Wet BIG onmiddellijk van kracht worden. Het college is van oordeel dat uit de geschetste feiten blijkt dat het belang van de bescherming van de individuele gezondheidszorg dit vordert.

5.6

De voorwaarden die het college op basis van artikel 80, eerste lid, onderdeel a, Wet BIG zal verbinden aan de beroepsuitoefening houden in:

  • dat de verloskundige tweemaal per kalenderjaar 2022 en 2023 (elk jaar uiterlijk op 30 april en 31 augustus) de inspectie informeert over haar ontwikkeling op de hiervoor genoemde aandachtspunten, in het bijzonder de abstinentie van alcohol en daarbij inzicht geeft in eventuele terugval en incidenten; en
  • dat zij de inspectie uiterlijk op 1 september 2023 dient te informeren of zij voornemens is weer (andere) verloskundige taken te gaan verrichten; en
  • dat zij, bij een bevestigend antwoord op de vraag bedoeld onder c., de bedrijfsarts op eerste afroep van de inspectie schriftelijk machtigt de inspectie desgevraagd te informeren over onverhoopte terugval of uitval.

Het college gaat ervan uit dat de inspectie aldus voldoende inzicht houdt in de voortgang en – zo nodig – vervolgstappen zal kunnen nemen.

6. DE BESLISSING

Het college:

  • verbindt aan de beroepsuitoefening van de verloskundige gedurende twee jaar, te rekenen vanaf heden, de volgende voorwaarden:
  • de verloskundige verricht voor de duur van twee jaar te rekenen vanaf heden geen verloskundige werkzaamheden met uitzondering van echoscopieën;
  • de verloskundige informeert tweemaal per kalenderjaar 2022 en 2023 (elk jaar uiterlijk op 30 april en 31 augustus) een door de inspectie aangewezen functionaris over haar ontwikkeling op de hiervoor genoemde aandachtspunten, in het bijzonder de abstinentie van alcohol en daarbij inzicht geeft in eventuele terugval en incidenten; en
  • de verloskundige informeert de inspectie uiterlijk op 1 september 2023 of zij voornemens is weer (andere) verloskundige taken te gaan verrichten; en
  • bij een bevestigend antwoord op de vraag bedoeld onder c.: de verloskundige machtigt de bedrijfsarts op eerste afroep van de inspectie schriftelijk om de inspectie desgevraagd te informeren over onverhoopte terugval of uitval.
  • bepaalt dat deze maatregel onmiddellijk van kracht wordt;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.L. Smit, lid-jurist, A.J.K. Hondius, A.C.M. Kleinsman en T.P. Waning, leden-artsen, in tegenwoordigheid van

L.C. Commandeur, secretaris.                                                                                                 

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
    - het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
    - als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  • Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  • Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.