ECLI:NL:TGZRGRO:2021:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2021/06
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2021:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-09-2021 |
Datum publicatie: | 26-10-2021 |
Zaaknummer(s): | G2021/06 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen verzekeringsarts. Het college oordeelt dat beklaagde gehandeld heeft conform de geldende richtlijnen en adequaat kennis heeft genomen van de bestaande informatie. Niet aannemelijk is geworden dat beklaagde klager niet heeft bevraagd over diens klachten en het college acht de overweging van beklaagde goed navolgbaar. Verder oordeelt het college dat beklaagde geen aanvullende informatie bij de huisarts had hoeven opvragen nu de informatie reeds compleet was om tot een oordeel te komen. Niet aannemelijk is geworden waarom beklaagde de beperkingen van klager onjuist zou hebben beoordeeld. Klacht ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN
Beslissing in raadkamer d.d. 29 september 2021 naar aanleiding van de op 14 januari 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen ingekomen klacht van
A, te B,
k l a g e r
-tegen-
C, verzekeringsarts, (destijds) werkzaam te D,
Bijgestaan door mr. A. B. Schippers-Juergens, verbonden aan het UWV,
b e k l a a g d e
- HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.
- DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager – geboren in 1956 - was sinds 19 juli 2017 werkzaam als productiemedewerker / machine-operator bij E. Op 9 augustus 2018 heeft hij zich arbeidsongeschikt gemeld als gevolg van duizeligheidsklachten, nystagmus (oogafwijking) en slaapproblematiek wegens een ernstige aandoening van zijn partner (kanker met uitzaaiing).
Klager heeft zich op 4 oktober 2019 ziek gemeld. In het kader van de beoordeling einde wachttijd Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) vond op 29 juli 2020 een telefonisch spreekuur plaats tussen klager en beklaagde. Klager is uitleg gegeven over het doel en de werkwijze van de beoordeling.
Het door beklaagde opgestelde medisch onderzoeksverslag d.d. 30 juli 2020 vermeldt als vraagstelling:
“Is de klant (on)geschikt te achten voor het eigen werk, als bedoeld in artikel 19 Ziektewet? Heeft de klant verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek? Zo ja, wat zijn de benutbare mogelijkheden?”
In het verslag heeft beklaagde – na een beschrijving van het dossier - onder anamnese het volgende genoteerd:
“Medisch
Medische anamnese
Het contact heeft met instemming van klant telefonisch plaatsgevonden, zie hierboven. In aansluiting op de beschikbare gegevens, die kort samengevat aan de orde zijn geweest, vertelt klant dat de privésituatie wat rustiger is dan eerder. Partner heeft de chemotherapie afgerond en is op de been, maar blijft wel kwetsbaar voor onder andere corona, en moet om de twee maanden voor een scan. Dat levert wel altijd spanning op. Zij is wisselend bij klant en in haar eigen huis in F. Ze is ADL-zelfstandig, en klant hoeft wat dat betreft niets voor haar te doen. Ook het huishouden in F is allemaal geregeld.
Ook meldt hij Corona in het algemeen als oorzaak van veel spanning te ervaren.
Klant zelf geeft aan dat zijn duizeligheid het grootste probleem is. In 1996 heeft hij een zwaar fietsongeluk gehad en de klachten die daaruit voortkwamen “verwaarloosd” tot de duizeligheidsklachten begonnen. De neuroloog vond destijds wel wat afwijkingen, onder andere in de formatio reticularis, en hij moest oefeningen doen. Heeft een periode Nootropil gebruikt en was toen van zijn klachten af, maar moest dat stoppen omdat het slechts tijdelijk mag worden voorgeschreven. Sinds 2008 heeft hij weer aanvallen van duizeligheid die vaak nog een tijd nasleep hebben en de laatste tijd heeft daarbij ook het linkeroog een soort dwangstand. Verder geeft klant aan last te hebben van zijn atlanto-occipitale gewricht. Ziet regelmatig dubbel, kan niet lang achter de computer zitten. Zijn aanvallen van duizeligheid voelt hij van tevoren aankomen. Ze treden nu zo’n twee keer per maand op en hebben wisselende intensiteit en nasleep. De laatste forse aanval was begin april, begonnen nadat hij heftig zijn hoofd naar links draaide. Blijft dan een tijdje onzeker, duizelig en onprettig gevoel houden ook bij het lopen. Noemt ook “gevoel alsof je een klap op je hoofd hebt gekregen, zoals bij voetbal”. Traplopen doet klant al langdurig niet meer omdat het niet hoeft. Boodschappen laat hij grotendeels bezorgen, mede door de corona. De huisarts heeft Nortriptyline voorgeschreven, “misschien ook wel een beetje omdat de door de BVA gesignaleerde depressiviteit besproken is”. Effect op de duizeligheid heeft hij niet gemerkt. De dosering is toen verdubbeld. Alles is toen “iets rustiger geworden”, maar heeft er verder niks van gemerkt. . Heeft toen voor de derde maal telefonisch contact gehad met de huisarts. Die heeft corticosteroïden via neusspray voorgeschreven. dit onder andere vanwege druk op de oren en het rare gevoel in het hoofd. Met de oren gaat het beter, verder heeft hij ook hiervan geen effect gemerkt. De tinnitus is vervelend, maar is klant aan gewend en kan hij wel mee functioneren.
Tractus anamnese
Af en toe is linkerarm “helemaal dood” en heeft hij ook klachten aan het linkerbeen. Heeft er in het verleden een EMG voor gehad. Er is iets gevonden met de nervus ulnaris. Daar kon klant wel gewoon mee functioneren, betrof zijn linkerarm en hij is rechtshandig. Kan potten opendraaien, maar vooral met rechts. Typen doet hij uitsluitend rechts.
Gevraagd naar stemmingsklachten geeft klant aan “geen slecht humeur te hebben”, maar hij kan minder hebben dan vroeger. Hij voelt zich niet depressief. Desgevraagd maakt hij zich meer druk over dingen, is schrikkerig. Dit bijvoorbeeld als de telefoon gaat, of als hij een kerkklok hoort. Piekert soms, “maar wie niet?” Als klant geen duizeligheid heeft, kan hij genieten en is de stemming goed. De eetlust is goed. Er is geen ondersteuning door de POH GGZ ingezet of andere behandeling op dit vlak. Het slapen wisselt wat, is vaak wakker maar heeft dat al zijn hele leven. Klant slaapt overdag een uur of twee alleen als hij heel duizelig is, maar niet structureel. Ook in de nasleep van een aanval is hij moe, en hij gaat ’s avonds vaak vroeg naar bed. Heeft dan ook overal spierpijn.
Omdat klant in een van de vragenlijsten longklachten vermeldt is hierop doorgevraagd. Er is geen sprake van COPD of iets dergelijks. Hij is wel “allergisch voor alles”, kon daarom ook niet voor een desensibilisatiekuur in aanmerking komen. Noemt concreet vooral bomen, huisstof, hond, kat. Dit gaat gepaard met allergische bronchitis waarvoor hij gemiddeld tweemaal per jaar antibioticakuren gebruikt. In het verleden ook wel Prednisonkuren maar “ik word daar manisch van” en dat is gestopt.
Verder niet bijdragend.
Therapie
Medicatie.
Notriptyline tweemaal daags 10 mg, mometason neusspray.
Intoxicaties
Geen.
Sociaal/dagvulling
Klant heeft goed contact met zijn ex-partner, kan vanwege zijn duizeligheid niet altijd naar F rijden om met haar naar het G te gaan. Er zijn vier kinderen, met wie hij vooral zeer regelmatig telefonisch contact heeft en met een daarvan ook in persoon contact. Klant kent weinig mensen in de omgeving en door de corona crisis komt hij bijvoorbeeld ook niet meer in het buurthuis. Maakt wel een praatje over de heg met de buurman. Heeft met zijn huisarts alleen telefonisch contact.
Klant staat rond 7:00 uur op. Ontbijten en douchen. Gaat achter de computer zitten, onder andere het financiële nieuws lezen. Huishoudelijke taken als stofzuigen et cetera doet hij alleen als hij zich goed voelt. Soms blijft klant dan ook wel achter de computer zitten, of gaat op de bank zitten lezen. Lezen lukt goed als hij niet erg duizelig is, leest van alles waaronder dingen over financiën, geschiedenis en astronomie. Klant heeft een kleine tuin met veel potten en weinig benodigd onderhoud. Dat kan hij allemaal wel doen. Huishouden doet hij volledig zelf, in porties als hij zich goed voelt. Klant kookt. Hij doet eenmaal in de maand boodschappen en heeft veel in de vriezer, en laat bezorgen. Hij slaapt overdag alleen bij aanvallen van duizeligheid. Gaat doorgaans rond 20:00 uur naar bed, eerst nog film kijken of een boek lezen en gaat tussen 21:00 uur en 0:30 uur slapen, afhankelijk van of het lukt om in te slapen. Hobby’s lukken niet goed meer. Tuinieren deed hij graag en uitgebreid, maar door de duizeligheid is dat nu flink beperkt. Sleutelt graag aan auto’s maar voorovergebogen werken geeft ook veel klachten. Hij wandelt weinig.”
Beklaagde heeft onder “Diagnose” artrose van de wervelkolom, overige aanpassingsstoornissen en allergische reacties vermeld.
Onder “Beschouwing” heeft beklaagde aangegeven dat zij geen reden zag voor urenbeperking. Voor het overige heeft beklaagde de bij eerdere onderzoeken aangegeven beperkingen gehandhaafd, waarbij de allergieën werden toegevoegd bij de arbeidsomstandigheden. Als prognose vermeldde beklaagde dat de functionele mogelijkheden niet of nauwelijks zouden veranderen.
Als conclusie vermeldde beklaagde:
“De klant heeft verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek overeenkomstig de [FML]. Of hij daarmee geschikt is voor het eigen werk als bedoeld in artikel 19 Ziektewet is ter beoordeling aan de arbeidsdeskundige.”
Beklaagde heeft tevens een Kritische Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld d.d. 30 juli 2020. Deze vermeldt als conclusie dat de klant over benutbare mogelijkheden beschikt, zij het met beperkingen ten opzichte van het functioneren volgens de referentiewaarden.
- HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat:
- zij uitspraken heeft gedaan over de beperkingen van klager zonder hem vragen te hebben gesteld, een anamnese te hebben uitgevoerd of lichamelijk onderzoek te hebben verricht;
- zij onterecht geen aanvullende medische informatie heeft ingewonnen bij de huisarts;
- zij hem onterecht niet heeft bevraagd op de door haar, beklaagde, opgegeven beperkingen zoals vermeld in de FML en daardoor niet tot de juiste beperkingen is gekomen.
- HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert -zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - aan dat zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame en behoorlijke beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen haar door klager wordt verweten en stelt dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
- DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college stelt met betrekking tot klachtonderdeel 1. voorop dat het UWV – als opdrachtgever van beklaagde – zich vanwege de coronapandemie genoodzaakt zag af te zien van fysieke spreekuren, tenzij de verzekeringsarts van oordeel was dat voor een goede behandeling van een cliënt een fysiek consult noodzakelijk werd geacht. Het college acht het verdedigbaar dat beklaagde klager – gezien de bijzondere omstandigheid waarin de gezondheidszorg zich vanwege de pandemie bevond – niet heeft opgeroepen voor een fysiek consult. Dat de specifieke situatie van klager aanleiding gaf om toch een fysiek consult te laten plaatsvinden, is niet gebleken. Gelet op het voorgaande volgt het college het verweer van beklaagde dat een fysiek consult, teneinde de WIA-aanvraag van klager te beoordelen, niet was vereist. Klager was reeds in een eerder stadium fysiek onderzocht en – zo blijkt uit het medisch dossier –van enige verslechtering sindsdien was geen sprake. Eveneens stond klager niet onder behandeling.
Voorts blijkt uit het medisch dossier dat beklaagde gehandeld heeft conform de daarvoor geldende richtlijn Inleiding verzekeringsgeneeskundige beoordeling uit 2018 van de Nederlandse Vereniging voor verzekeringsgeneeskunde. Beklaagde heeft adequaat kennis genomen van de bestaande informatie, heeft - getuige het onderzoeksrapport – wel degelijk een uitgebreide anamnese afgenomen waarbij de in het dossier voorkomende klachten en de medicatie worden uitgevraagd en heeft tevens een uitgebreide beschrijving van het dagverhaal gegeven. Tevens wordt de eigen visie van klager beschreven. Dat beklaagde dit alles heeft opgetekend zonder klager te hebben bevraagd, wat klager lijkt te stellen, acht het college in dit licht niet aannemelijk. De beschouwing en overwegingen acht het college voorts goed te volgen en zijn opgenomen in de FML. Derhalve faalt het eerste klachtonderdeel van klager en is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
5.3
Met klachtonderdeel 2. wordt aangevoerd dat beklaagde onterecht geen medische informatie heeft ingewonnen bij de huisarts van klager. Het college stelt vast dat klager hier niet uitdrukkelijk om heeft verzocht, ook niet in bezwaar. Beklaagde beschikte reeds over de bekende informatie die voor haar voldoende was om tot een advies te komen. Daarenboven heeft klager aangegeven ten tijde van het consult niet onder behandeling te staan. Onduidelijk is waarom het opvragen van aanvullende informatie volgens klager meerwaarde zou hebben gehad. Nu de voorliggende informatie over de gezondheid en het functioneren van klager actueel en compleet was oordeelt het college dat beklaagde niet had hoeven overgaan tot het opvragen van de medische informatie bij de huisarts. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
5.4
Met betrekking tot klachtonderdeel 3. oordeelt het college als volgt. Bij het opstellen van de FML gaat het om de verzekeringsgeneeskundige weging van de verschillende items. Dit is pas mogelijk na bestudering van alle informatie, nadat het beoordelingsgesprek heeft plaatsgevonden en de overwegingen daaruit vertaald worden naar de FML. Blijkens de medische rapportage heeft beklaagde aan het voornoemde voldaan. Het betreft hier het afgewogen oordeel van beklaagde op basis van de verkregen informatie en het gesprek met klager. Beklaagde geeft in haar verweer aan dat zij in grote lijnen aan klager heeft uitgelegd welk type beperkingen bij hem aan de orde waren. Daarbij is niet elk detail besproken. Dat is volgens beklaagde niet gebruikelijk en ook niet goed mogelijk omdat de rapportage op het moment van het gesprek met de klant nog moet worden opgesteld. Het college overweegt dat klager niet concreet specificeert waarom beklaagde de beperkingen van klager onjuist zou hebben weergegeven. Klager heeft dit ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt. Het klachtonderdeel is daarmee kennelijk ongegrond.
5.5
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, H. Donkers en G. Koster, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.