ECLI:NL:TGZRGRO:2021:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2021/13
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2021:22 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-08-2021 |
Datum publicatie: | 20-08-2021 |
Zaaknummer(s): | G2021/13 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klagers partner heeft – toen klager in een verwarde/psychotische toestand verkeerde – telefonisch contact met de huisarts gezocht. De huisarts heeft telefonisch medicatie voorgeschreven voor klager en heeft een paar dagen later een visite afgelegd. Klager verwijt de huisarts dat hij telefonisch medicatie heeft voorgeschreven en dat hij zonder klagers toestemming enkele dagen bij hem later langs is geweest. Ook verwijt klager de huisarts dat deze zijn praktijk – waar hij nu nog als waarnemer werkt – aan een andere huisarts heeft overgedragen. Het college is van oordeel dat de huisarts niet verwijtbaar heeft gehandeld. Het voorschrijven van medicatie en het huisbezoek waren beide geïndiceerd. Dat de medicatie telefonisch werd voorgeschreven en dat de visite niet met toestemming van klager gebeurde, maken het handelen van de huisarts onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. En het overdragen van een praktijk levert evenmin een tuchtrechtelijk verwijt op. De klacht is kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN
Beslissing in raadkamer d.d. 20 augustus 2021 naar aanleiding van de op 23 februari
2021 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Groningen ingekomen
klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift;
- het medisch dossier.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Op 3 februari 2021 heeft de partner van klager contact gezocht met beklaagde. Klager – geboren in 1985 – maakte volgens de partner een verwarde indruk in verband met werk en weinig slaap. Het medisch dossier vermeldt – met betrekking tot het contact tussen de partner van klager en beklaagde – het volgende (eventuele typefouten zijn overgenomen):
“03-02-21 S In de war en drukte met werk en weinig slaap.
S (hoesten kind) Het skipakje van F moest
S aanblijven. Was ook ernstig achterdochtig. Zit er
S nu wel een stuk rustiger bij. Vriendin doet kind
S het huis uit en hij wil voor achter de hande wel
S een pilletje
E cave paranoide psychose (nooit eerder gehad) n
P zn zyprexa an
P R/10 st olanzapine tabl 5mg (n 1).”
De volgende dag is er weer contact gezocht met beklaagde. Beklaagde heeft over dit contact het volgende genoteerd:
“04-02-21 S heeft een goede nacht gehad, ook weer wat minder
S verward,
P voor nu zo door en even kijken hoe het verder
P verloopt, als niet gaat weer bellen en sowies
P volgende week even bellen hoe verder, ook met
P betrekking tot de olanzapine”
Op 5 februari 2021 nam de partner van beklaagde contact op met beklaagde omdat de situatie dreigde te escaleren. Klager was weer erg achterdochtig, zo volgt uit het medisch dossier. In overleg met beklaagde werd afgesproken om na 17:00 uur contact op te nemen met de doktersdienst B. Het medisch dossier vermeldt als volgt:
“05-02-21 S VG mogelijk paranoide psychose
S Med zyprexa 5 mg sinds 3-2 S Op advies van eigen huisarts om na 17u naar G te
S bellen
S Vriendin belt zonder zijn medeweten naar G:
S blijft achterdochtig, draait deuren extra op
S sloten, wordt geagiteerd door aanwezigheid van
S vriendin, voelt zich verder goed, kijkt veel naar
S buiten. Vriendin weet niet of hij de 5mg zyprexa
S heeft ingenomen. Visite is afgesproken, onderweg
S belt vriendin dat hij absoluut geen dokter wil
S zien. Huisarts mag niet komen
S Overleg met vriendin, momenteel is zoon veilig
S ondergebracht, zelf voelt ze zich veilig en
S ontstaan er geen onveilige situaties omtrent dhr
S A of haarzelf.
S Nu niet zinnig om hem te bezoeken.
S Momenteel zijn er vrienden onderweg naar hem
S thuis, die ook ervaring hebben met psychoses.
S Intoxicaties-
E Psychose
P Iom vriendin: nu er geen onveilige situatie is
P voor haarzelf of voor dhr even een pas op de plaats.
P Proberen vertrouwen te winnen door vrienden en dan
P naar G komen voor beoordeling
P Eventueel mag ze in totaal 10 mg zypexa geven (g
P 80kg, geen cardiale voorgeschiedenis)
P Ik zal eigen huisarts inlichten over dit plan
P Bij onveiligheid à politie bellen.
05-02-21 S vriendin in tranen, de boel dreigt weer te
S escaleren, dhr weer erg achterdochtig iom ha om
S 17.00 uur contact doktersdienst”
Op 6 februari 2021 heeft de zus van de partner van klager contact gezocht met beklaagde. Zij gaf aan dat er contact gelegd was met de doktersdienst B, maar dat er – in verband met achterdocht van klager – geen visite werd afgelegd. Wel was afgesproken dat, indien noodzakelijk, een verwijzing naar de crisisdienst van D in het systeem zou komen. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden tussen D en een collega van beklaagde. De uitkomst van het overleg was dat zodra er een reële dreiging zou ontstaan er opnieuw contact opgenomen zou worden met de doktersdienst B voor een beoordeling van klager.
Op 7 februari 2021 heeft de partner van klager gebeld met de praktijk van beklaagde. De partner stelde dat het niet goed ging met klager en dat de medicatie geen effect had. In het medisch dossier staat – met betrekking tot de situatie van klager – het volgende genoteerd:
“07-02-21 S Partner aan de telefoon. Gaat helemaal niet goed
S met haar man, lijkt psychotisch. Veel onrust.
S Zoekt prikkels op (internet, harde muziek). Geen
S ziekteinzicht. Inmiddels al een aantal dagen
S zyprexa 10 mg, geen effect. Hij is wat agressief,
S controleert haar en haar telefoon. Zij is continu
S op haar hoede en trekt het niet meer. Is nu
S vandaag uit huis gegaan. Zoontje is al elders in
S H. Willen heel graag dat er een huisarts
S komt voor een beoordeling, want dan kan traject
S met D in gang gezet (er is daar al wel een
S verwijzing).
S Moeder van patient heeft mogelijk in verleden
S psychoses gehad. Hij nog nooit eerder dit soort
S klachten. Wel veel stress en slaapgebrek door hun
S zoontje.
E Andere/niet gespecificeerde psychose (n)
P DT
P 2e triage (zo 12:12)
P Advies Triagist:
P - DT U3
P
P I HA: lang gesprek, uitleg waarom een visite
P nu geen optie is. C moet het morgen oppakken.
P Olanzapine naar 2x10mg en oxazepam 10mg zn 1-3d.
P Ik bel einde middag even hoe het gaat.
P R/olanzapine tablet 10mg – 10.0 ST (2D1T)
P R/oxazepam tablet 10mg – 10.0 ST (3D1T ZN)
P R/10 st olanzapine tabl 10 mg (2.1T)
P R/10 st oxazepam tabl 10mg (3z1T)
07-02-21 S Even gehoord hoe het nu gaat. Ze heeft vanmiddag
S geprobeerd om binnen te komen en het over
S medicatie te hebben. Hij wilde haar niet naar
S binnen laten en medicatie niet innemen. Heeft hem
S wel de doosjes gegeven. Ze voelt aan alles dat hij
S meer geagiteerd is. Nu verblijft ze bij haar zus.
S Ouders en schoonouders zijn opde hoogte, vrienden
S houden een oogje in het zeil. Heeft met haar werk
S op de IC vrij kunnen regelen. Hun zoon is bij haar
S ouders. Snapt dat we vandaag niks konden doen.
S Klinkt ondanks alle spanning en stress heel
S adequaat.
E Andere/niet gespecificeerde psychose(n)
P K voor dr I
P
P Morgen via C actie richting D.”
Op 8 februari 2021 heeft beklaagde een visite afgelegd bij klager. Na het gesprek met klager heeft beklaagde contact opgenomen met de crisisdienst van D en heeft hij een schriftelijk verzoek tot beoordeling ingediend. Het medisch dossier vermeldt als volgt:
“08-02-21 P Via J verwezen naar Psychiatrie D,
P locatie Aanmeldservice
P (Dignis/Forint/Jonx/Psyq/Volwassenenpsychiatrie/Te
P am290).”
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat:
1. hij zijn praktijk per 1 januari 2021 overgedaan heeft aan mevrouw E. Hiermee heeft beklaagde de gedragsregels van artsen overtreden;
2. hij diverse medicatie heeft voorgeschreven op basis van telefonisch contact;
3. hij huisvredebreuk heeft gepleegd nu klager geen toestemming heeft gegeven aan beklaagde om zijn woning te betreden.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde heeft in zijn verweerschrift uitleg gegeven over de situatie van klager en gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het college oordeelt met betrekking tot klachtonderdeel 1. als volgt. Beklaagde werkt sinds 1 januari 2021 als waarnemend huisarts in de praktijk van zijn opvolger nadat hij de praktijk aan haar heeft overgedragen. Beklaagde wordt verweten dat hij door de overdracht van de praktijk de gedragsregels voor artsen heeft geschonden. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd. Klager heeft dus niet vermeld welke gedragsregels voor artsen hij bedoelt, noch heeft hij toegelicht waarom deze zouden zijn overschreden door de praktijkoverdracht. Het college kan daardoor niet vaststellen wat hij beklaagde precies verwijt. Het enkel overdragen van een praktijk is namelijk geen reden om aan te nemen dat er gedragsregels geschonden zijn. Dat de overdracht gepaard zou zijn gegaan met het schenden van gedragsregels kan evenmin op basis van het dossier wordt vastgesteld. Voor zover klager bedoelt te stellen dat beklaagde met ingang van 1 januari 2021 geen arts meer is, gaat de klacht niet op. Beklaagde is nog immer als arts, met als specialisme huisartsgeneeskunde, in het BIG-register ingeschreven. Klachtonderdeel 1. is derhalve kennelijk ongegrond.
5.3
Met klachtonderdeel 2. wordt aangevoerd dat beklaagde enkel op basis van telefonisch contact medicatie aan klager heeft voorgeschreven. Het college is van oordeel dat het telefonisch voorschrijven van antipsychotica aan klager – zonder dat hij bekend was met een psychiatrische voorgeschiedenis – niet de voorkeur heeft. Echter acht het college de handelswijze van beklaagde in de context van dit geval verdedigbaar. De veiligheid van de omgeving was in het geding en het afleggen van een huisbezoek zou op dat moment tot onrust hebben geleid. Eveneens valt de voorgeschreven medicatie – te weten 5 mg Olanzapine voor de nacht – te billijken, nu het een lage en veilige hoeveelheid betrof en tevens was geïndiceerd. Derhalve is klachtonderdeel 2. kennelijk ongegrond.
5.4
Beklaagde wordt met klachtonderdeel 3. verweten huisvredebreuk te hebben gepleegd, omdat klager hem geen toestemming had verleend zijn woning te betreden. Op grond van het medisch dossier acht het college het handelen van beklaagde op 8 februari 2021 gerechtvaardigd. Beklaagde heeft in de dagen voorafgaand aan de visite meerdere malen contact gehad met de partner van klager en haar zus. Uit het dossier volgt dat in eerste instantie een visite niet werd afgelegd omdat dit tot onrust zou leiden. De zoon van klager werd voor zijn veiligheid elders ondergebracht en vrienden hebben getracht klager rustig te krijgen. Voorts wenste klager in verband met achterdocht geen visite van beklaagde of een andere zorgverlener. Aangezien de psychische toestand van klager met de dag verslechterde en de situatie steeds onveiliger werd (ook de partner had een veilig heenkomen gezocht), acht het college de poging van beklaagde om klager te zien - op uitdrukkelijk verzoek hiertoe van klagers partner – vanuit een goed hulpverlenerschap op zijn plaats. Klagers partner heeft daarbij de deur voor beklaagde open gedaan. Beklaagde is dus niet wederrechtelijk de woning binnengedrongen. De visite is in een situatie als de onderhavige een vaak voorkomende procedure en een zorgvuldige en juiste wijze om hulpverlenerscontact tot stand te brengen. Klachtonderdeel 3. faalt en is kennelijk ongegrond.
5.5
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, B.R. Schudel en F. Krijnen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.