ECLI:NL:TGZRGRO:2021:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2020/17
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2021:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-05-2021 |
Datum publicatie: | 12-05-2021 |
Zaaknummer(s): | G2020/17 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een forensisch arts van de GGD, in verband met het o.a. stellen van een onjuiste diagnose en het advies om beklaagde in een cel met cameratoezicht te plaatsen en alleen ‘veilig voedsel’ te verstrekken. Klacht kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. G2020/17
12 mei 2021
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing in raadkamer op de klacht van:
A,
klager,
wonende te B,
tegen
C,
als forensisch arts verbonden aan de GGD te D,
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift dat is ingekomen op 24 april 2020;
- het aanvullende klaagschrift dat is ingekomen op 13 mei 2020;
- het verweerschrift van 6 augustus 2020, ingekomen op 10 augustus 2020.
In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De klacht is behandeld in raadkamer.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Klager is in de nacht van 3 op 4 oktober 2020 aangehouden door de politie op verdenking van het gooien van een steen door de ruiten van een rijdende auto/taxi en de angst voor onmiddellijke herhaling hierop. Klager is vervolgens meegenomen naar het politiebureau, waar hij in een cel is geplaatst vanwege vermeend agressief gedrag.
2.2
Op vrijdag 4 oktober 2020 is beklaagde als forensisch arts van de GGD, door de politie gevraagd om klager te beoordelen.
2.3
Beklaagde is op 4 oktober 2020 tot 17.00 uur betrokken geweest bij de situatie van beklaagde. Hierna zat haar dienst erop en heeft zij klager overgedragen aan een collega. Verder is zij niet betrokken geweest als behandelaar.
3. De klacht
Klager verwijt beklaagde – kort en zakelijk weergegeven – het volgende:
- het stellen van een onjuiste of te late diagnose;
- het schenden van haar beroepsgeheim;
- het geven van onvoldoende informatie over de behandeling, eventuele risico’s en andere
mogelijkheden;
- het onjuist declareren;
- dat zij medeplichtig is aan het vier dagen plaatsen van klager in een isoleercel, zonder enig voedsel en drinken.
4. Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Beklaagde stelt dat zij altijd zorgvuldig heeft gehandeld en dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.1
De politie heeft beklaagde geadviseerd om klager niet via een open deur te benaderen omdat hij zeer agressief zou zijn. Beklaagde heeft klager daarom in eerste instantie via het luikje van de celdeur benaderd. Het gesprek tussen klager en beklaagde verliep zeer moeizaam. Beklaagde heeft het gesprek met klager zelfs als dreigend ervaren, vanwege zijn agressieve verbale en fysieke houding. Hierdoor was het niet mogelijk om een gesprek met open deur te kunnen houden.
4.2
Beklaagde heeft op verzoek van de politie een inschatting gemaakt in hoeverre klager medische zorg nodig had. Beklaagde heeft hierbij – gelet op de voorgeschiedenis van klager – overwogen dat de kans op een psychiatrische aandoening het grootst was. Het gebruik van middelen heeft zij hierbij ook overwogen. Echter gezien de verstreken tijd van zeker negen uur na aanhouding, zijn de meeste middelen uitgewerkt. Daarom kon dit waarschijnlijk niet het enige probleem zijn voor het agressieve gedrag van klager. Beklaagde heeft ook andere medische aandoeningen overwogen die het gedrag van klager zouden kunnen verklaren, zoals suikerziekte (ontregeling van bloedsuikers kan agressie tot gevolg hebben), maar dit leek haar onwaarschijnlijk, omdat hij al jaren incidenteel bekend is met dit gedrag. Vanwege de veiligheid van beklaagde, heeft beklaagde klager niet fysiek kunnen onderzoeken om dit geheel uit te sluiten. Beklaagde heeft zich bij het tot stand komen van haar advies gebaseerd op haar eigen waarnemingen, het informatiedossier van de politie (met daarin info van de GGD F) en het mondelinge contact met een medewerker van het Team Overlast en Geweld van de GGD E. Daarnaast heeft beklaagde advies ingewonnen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd en bij GGZ-instelling G.
2.4
Beklaagde heeft de politie en officier van justitie op 4 oktober 2020 geadviseerd om beklaagde te laten onderzoeken door een forensisch psychiater. Omwille van de veiligheid van zorgmedewerkers, wilde beklaagde klager niet onder de reguliere zorg laten vallen. Beklaagde heeft tevens geadviseerd om klager in een gedwongen setting op te nemen, vanwege het feit dat hij zich al jaren meermalen zou hebben onttrokken aan zorg. Ook heeft beklaagde de kans op herhaling van het ongewenste agressieve gedrag als zeer hoog (100%) ingeschat en verweerder aangemerkt als ‘gevaar voor derden’.
5. Beoordeling van de klacht
In deze tuchtzaak moet het college beoordelen of beklaagde binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is gebleven. Het college oordeelt als volgt.
Het college maakt uit de stukken op dat beklaagde zeer zorgvuldig is omgegaan met het (niet) stellen van een diagnose, behalve dat een psychiatrische aandoening een belangrijke mogelijkheid was, waarover een andere deskundige – namelijk een psychiater – een oordeel zou moeten vellen. Beklaagde heeft zich vervolgens ingespannen om zo’n beoordeling voor elkaar te krijgen. Daarnaast heeft beklaagde ook andere oorzaken voor klager zijn gedrag willen onderzoeken (middelenmisbruik en diabetes), maar de situatie liet een nader lichamelijk onderzoek niet toe. Uit de informatie die het college heeft, blijkt ook geenszins dat de situatie zo acuut was dat er een somatisch onderzoek op zijn plaats was geweest. Gelet op de omstandigheden is het aannemelijk dat het voor beklaagde eveneens ondoenlijk was om op normale wijze met klager te communiceren en om hem enige uitleg te geven over haar handelwijze en eventuele alternatieven.
Voorts blijkt uit de stukken geenszins dat beklaagde haar beroepsgeheim geschonden heeft. Beklaagde heeft met de politie en de leidinggevende van het cellencomplex waar klager verbleef, enkel gesproken over het objectieve gedrag van klager en haar zorgen hieromtrent. De politie was bovendien zelf al op de hoogte van het mogelijk psychiatrische verleden van klager. Naast politie en justitie heeft beklaagde met een medewerker van de GGD E over beklaagde gesproken voor medische achtergrondinformatie. Deze communicatie was van medisch doelmatig belang, omdat beklaagde zonder fysiek onderzoek en bij gebrek aan goede communicatie met beklaagde, anders geen zorgvuldig advies kon uitbrengen. Daarnaast heeft beklaagde contact gezocht met het NIFP en GGZ-instelling G, om een psychiatrische beoordeling aan te vragen. Het college is van oordeel dat beklaagde geen tuchtrechtelijke norm heeft overschreden.
Het klachtonderdeel met betrekking tot het onjuist declareren wordt door klager niet nader toegelicht. Ook is er geen kopie toegevoegd van de onjuiste declaratie of enige correspondentie daarover met beklaagde. Het college kan daarom niet vaststellen of er sprake is geweest van een (opzettelijk) onjuiste declaratie.
Ten aanzien van de plaatsing van klager in een cel met cameratoezicht en het verstrekken van voedsel aan hem, geldt dat beklaagde in dezen slechts een adviserende rol heeft gehad. Beklaagde heeft in haar advies aangegeven dat zij geen medisch bezwaar had tegen een cel met cameratoezicht. Daarnaast heeft zij geadviseerd om klager veilig eten en drinken aan te bieden, wat inhoudt: water uit een zachte beker en brood en ander koud eten zonder bestek. Dit advies is zorgvuldig tot stand gekomen en beklaagde valt hieromtrent geen verwijt te maken. De uiteindelijke beslissing om klager in een cel met cameratoezicht te plaatsen was voorts niet aan beklaagde, maar aan de politie/arrestantenzorg en de (hulp)officier van justitie.
6. Slotsom
Het college is van oordeel dat uit de stukken en het hierboven overwogene niet blijkt dat beklaagde onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Beklaagde geeft er blijk van voor zover mogelijk onderzoek te hebben gedaan en haar advies zorgvuldig te hebben afgewogen. Voorts heeft beklaagde zich ingespannen om in een ingewikkelde situatie, adequate medische zorg en een passende verblijfsetting voor klager te vinden. Dat dit mogelijk niet voldoende is gelukt, ligt naar het oordeel van het college buiten de macht van beklaagde. De klacht zal daarom in zijn geheel als kennelijk ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gegeven door:
P.A.H. Lemaire, voorzitter,
A.J.K. Hondius, lid-beroepsgenoot,
J.M.C. van Dam, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door N. Brouwer, secretaris,
en op 12 mei 2021 ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
b. Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
c. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
d. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.