ECLI:NL:TGZRGRO:2021:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/106

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2021:12
Datum uitspraak: 06-04-2021
Datum publicatie: 06-04-2021
Zaaknummer(s): G2019/106
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager meldt zich op de huisartsenpost met vermoedelijke oogontsteking. Hij verwijt de huisarts onder meer dat hij geen goede zorg heeft verleend en klager meteen had behoren door te sturen naar de oogarts. College: op basis van de bevindingen van dat moment mocht beklaagde uitgaan van een oppervlakkige ontsteking (conjunctivitis). Hij heeft bovendien als advies gegeven de volgende dag terug te komen indien de pijn zou aanhouden. Dat vier dagen later door de oogarts een keratitis werd vastgesteld en dat deze nog een lens in het oog aantrof, bewijst niet dat beklaagde dit reeds had kunnen en moeten vaststellen. Klacht ongegrond.

Rep. nr. G2019/106

6 april 2021

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

A,

klager,

wonende te B,

tegen

C,

huisarts te D,

beklaagde,

gemachtigde: mr. S. Könning.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift binnengekomen op 9 december 2019;

- het op 26 februari 2020 ingekomen Waarneembericht Huisartsen Post G;

- de op 3 maart 2020 binnengekomen producties van klager;

- het verweerschrift binnengekomen op 5 maart 2020;

- de aanvulling op het klaagschrift, ingekomen per mail op 21 juli 2020;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 10 augustus 2020;

- de op 16 juni 2020 en op 21 januari 2021 binnengekomen nadere reacties van klager.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2021.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

Klager, geboren in 1978, heeft zich op 31 augustus 2019 gemeld bij de Dokterswacht F in G. Klager was hiernaar verwezen door de EHBO-post op het Psy Fi festival dat klager had bezocht. Hierna worden enkele voor de casus relevante passages uit de stukken aangehaald (eventuele taal- en tikfouten zijn in onderstaande citaten niet gecorrigeerd).

Het waarneembericht van de dokterswacht van die dag vermeldt onder meer het volgende

Waarneembericht van: C, huisarts. Verrichting: consult tijdens diensturen Urgentieclassificatie: Spoed (U2) Contactdatum: 31-8-2019 Deelcontact: (F70.00) Infectueze conjunctivitis

(S)

(H) Graag beoordeling oog

(B) Balie: zelfverwijzer vanaf Psy-Fi. Heeft pijnlijk oog. patient onder invloed van drugs en matig bijdragend aan anamnese. patient heeft aan de balie geschreeuwd dat verging van de pijn en zorgde voor veel onrust bij personeel en andere patienten in de wachtkamer. Patient vertelt dat hij contactlenzen heeft aangehad en een oogontsteking heeft.

(O) continu aan het kreunen en houdt de ogen dicht, na het verdoven met oogdruppels de oog beoordeeld, rode oog, oppervlakkig ogend, geen fotofofobie en met fluoresceine kleuring geen cornea erosie of andere beschadigingen zichtbaar, geen corpusalienum en contactlenzen niet a vue

(P) gezien de presentatie vermoed ik dat patient de klachten als zeer ernstig beleeft onder effect van drugs. echter zie ik nu geen alarmsymptomen. patiente chlooramfenicol ingebracht en oogverband voor de nacht. advies pijnstilling innemen en als morgen de aanhoudend pijnlijk is revisie. advies om chlooramfenicol gedurende 5 dagen 3dd te gebruiken.

Medicatie: CHLOORAMFENICOL HPS OOGZALF 10 MG/G TUBE 5G imm DWF, levering van 1 tube”

Het waarneembericht van de huisartsenpost te H d.d. 3 september 2019 vermeldt over het consult van klager:

“Waarneembericht Huisartsenpost H [...] Contactdatum: 3-9-2019 Deelcontact: (F73.02) Keratitis (incl herpes zonder ulcus)

(S)

(HES)

(H) hele dag al oog dat steeds slechter wordt, zaterdag

(B) ( zegt!) vanaf zaterdag geen zicht in rechter oog

(M) geen

(V) geen

(TRI) ABCD is veilig!

Ingangsklacht Triage: Oogklachten

reden Urgentie: Visusdaling

(BZU)

(BRK) Op festival in G. Afgelopen zaterdag naar HAP ivm ontsteking oog, chlooramfenicol gekregen. Aantal maal op de hAP geweest voor toedienen van de zalf. Zou aangegeven hebben dat het slechter gaat, maar steeds te horen hebben gehad dat het zijn tijd moet hebben. Draagt contactlenzen. Ziet wazig, kan niet tegen licht.

(O) (BRK) fors gezwollen oogleden, troebele pupil, empyeem, pupil lichtstijf, fors geinjiceerd

(P) (BRK) iom oogarts, mag naar I komen”

De brief d.d. 22 november 2019 van Dr J, oogarts, die klager ziet op 4 september, 6 september en 11 september 2019, vermeldt onder meer:

“Op 01-11-2019 zag ik [klager].

Onderzoek

Anamn.: Controle, subj. geenveranderingen, heeft een kant en klare minbril (S—3.00), zicht lijkt daarmee iets beter te zijn

VOD: ec= 0.25 (S—3.00) cc=ntc (ARM error) stp=0.40

cl =S -5.75 V 0.80-

VOS: ec= 1.00 (S-3.00

TODS: 13—(11:27)

SLOD: centraal litteken, afvlakking

Conclusie

via HAP H ivm verdenking corneaal ulcus OD(03-09-19) 19.00

(03-09-19) forse keratouveitis OD bij cl gebruik dd bacterieel/Acanthamoeben

- contactlens nog in situ OD > verwijderd ( 04-09-19)

beoordeling dr. J met name ook overwear probleem ook!, (6-9-2019)

PCR Panfungal: negatief

PCR Acanthamoeba: negatief

aerobekweek swap: geen groei

aerobe kweek cl: geen groei

01-11-2019 nu rustig rest litteken cornea OD na keratitis bij CL gebruik, lijkt met name ook overwear probleem van CL te zijn geweest. Met harde CL (medische indicatie) wel beter zicht mogelijk tot 0.8-. Dit traject is nu opgestart.”

Het memo van een balie-assistente van de dokterswacht aan beklaagde d.d. 6 februari 2020 vermeldt onder meer:

Mijn dienst begon om 16:00 uur en rond 17:00 uur ben ik gebeld door de SEH om de betreffende patiënt over te dragen. Hij was gezien door de EHBO op het festival (I), waarschijnlijk had hij vuil in zijn oog. En patiënt zou op gaan op weg naar G. Uren later in de avond volgens mij, kwam deze patiënt aan de balie. Schreeuwend en niet coöperatief. Hij wilde geen vragen beantwoorden en wilde geen ID afgeven. Hij wilde meteen hulp. Omdat hij geen afspraak had en pas uren later kwam, moest hij

plaatsnemen in de wachtkamer. Intussen was het erg druk in de wachtkamer. Ik heb dhr. aantal keren gevraagd zich te gedragen. Dat ik zo niet de andere patiënten kon helpen.

Dhr. heeft mij uitgescholden (ik meende kut hoer). Maar voor politie reden om in te grijpen.

Politie heeft hem apart in de hoek van de wachtkamer gezet. Dhr. op de grond liggen rollen,

schreeuwend, zwetend. Vies op de vloer en stoel van zweet en speeksel. Mensen in de wachtkamer waren angstig voor zijn gedrag. Een moeder kwam nog aan de balie: dat ze met haar kind graag ergens anders wilde zitten. Hij was niet voor reden vatbaar. De politie heeft dhr. een aantal keren gevraag zich te gedragen. Dusdanig intimiderend en agressief: voor ons een reden om een huisarts te vragen hem met voorrang te beoordeling. Dr. C kwamen als eerste in de gang tegen en was bereid meneer mee te nemen. Op basis van zijn gedrag in de wachtkamer en niet op basis van urgentie werd meneer eerder geholpen.”

3. De klacht

De klacht luidt – samengevat weergegeven – als volgt.

Klager verwijt beklaagde dat hij:

a) niet met de vereiste spoedeisendheid heeft gehandeld en heeft nagelaten klager conform de richtlijnen met spoed door te verwijzen naar een oogarts;

b) het lichamelijk onderzoek niet naar behoren heeft verricht, omdat het oog voorafgaand aan het onderzoek werd verdoofd en de nog aanwezige contactlens tijdens het onderzoek niet heeft opgemerkt;

c) ten onrechte heeft gesteld dat klager zich onbeschoft en intimiderend heeft gedragen en LSD had gebruikt.

4. Het verweer

Beklaagde stelt, samengevat weergegeven, dat hij in de gegeven omstandigheden voldoende zorg heeft gegeven en conform de richtlijnen heeft gehandeld. Het was niet alleen klager, maar ook wachtende patiënten en de toevallig aanwezige politie duidelijk dat klager zich niet naar behoren gedroeg, in het bijzonder tegenover de balie-assistente.

Aan het begin van het consult kwam ter sprake dat klager op een festival was geweest. Omdat klager een geagiteerde indruk maakte en naar de ervaring van beklaagde op festivals drugs worden gebruikt heeft hij klager daarnaar gevraagd. Klager heeft toen geantwoord dat hij LSD had gebruikt, althans, zo begreep beklaagde dat en daarom heeft hij genoteerd dat klager drugs had gebruikt.

Klager verklaarde niet consistent en niet volledig. Door de pijn van klager kon beklaagde het oog niet goed onderzoeken. Daarom werd het oog (conform de richtlijn Rood oog en oogtrauma van het Nederlandse Huisartsen Genootschap) verdoofd. Beklaagde heeft twee druppels oxybuprocaïne toegediend. Hierop verminderde de pijn aanzienlijk. Fotofobie is ook na een verdoving te constateren. Zijn bevindingen op dat moment wezen niet op keratitis. Er bleek sprake van een rood oog met heldere pupil, zonder dat sprake was van fotofobie. Bij kleuring met fluoresceïne werden geen beschadigingen van het hoornvlies waargenomen. Van (andere) alarmsymptomen (visusverandering, misselijkheid of braken) was geen sprake.

Beklaagde achtte het meest waarschijnlijk dat sprake was van conjunctivitis (ontsteking van het oogslijmvlies). De hevige pijn paste daar niet direct bij, maar beklaagde hield er rekening mee dat de pijnbeleving werd geaccentueerd door het drugsgebruik van klager. Het was zaterdagavond en beklaagde wist dat de oogarts niet aanwezig was. De casus van klager kon bij gebreke aan alarmsignalen niet als spoed worden aangemerkt en zou door de oogarts dus niet meteen worden gezien.

Beklaagde heeft onder beide oogleden gezocht naar contactlenzen, maar heeft deze niet gevonden. Hij merkt daarbij op dat klager zelf niet zeker was of hij de lenzen wel droeg.

Hij heeft oogverband en chlooramfenicol zalf aangebracht. Hij gaf klager het advies zijn roes uit te slapen en pijnstilling te nemen. Beklaagde meent zeker te weten dat hij dit heeft gezegd, want klager antwoordde daarop dat hij weer terug naar het festival zou gaan. Beklaagde heeft klager geadviseerd dat, indien de pijn de volgende dag nog aanwezig zou zijn of er sprake zou zijn van verslechtering van de visus, hij direct contact moest opnemen voor herbeoordeling.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Toetsingskader

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college merkt voorts op dat het handelen van beklaagde wordt beoordeeld op basis van de casus zoals deze zich op dat moment aan hem voordeed. Kennis achteraf van het verloop van de casus speelt bij de beoordeling geen rol.

5.3

De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Het college is van oordeel dat de casus op het moment van beoordeling door beklaagde geen aanleiding gaf voor een onmiddellijk spoedconsult door de oogarts. Beklaagde heeft het oog naar het oordeel van het college onderzocht en kon – ondanks de heftige pijn – op basis van zijn bevindingen op dat moment oordelen dat er sprake leek van een oppervlakkige ontsteking, die geen spoedconsult bij de oogarts rechtvaardigde. Behandeling met chlooramfenicol paste daar volgens de richtlijn bij. Voor het college weegt bovendien zwaar dat beklaagde het juiste “vangnet-advies” heeft gegeven, dat klager terug diende te komen indien de pijn de volgende dag zou aanhouden. Het college acht het aannemelijk dat dit advies werd gegeven nu beklaagde dit in het journaal heeft genoteerd. Het college acht de reden die beklaagde opgeeft waarom hij het oog had verdoofd (het oog was anders niet goed te onderzoeken geweest), aannemelijk. Een verdoving vanwege pijn is conform de richtlijn en belemmert niet het onderzoek van het oog. Niet optimaal acht het college dat beklaagde tijdens het spoedconsult de visus niet heeft gecheckt. De mogelijke afwezigheid op de post van een visus-kaart had beklaagde daarvan niet hoeven weerhouden. Tot een tuchtrechtelijk verwijt leidt dit echter niet, nu de zorg en het vervolgadvies in het geheel bezien op dat moment toereikend waren. Dat de oogarts enkele dagen later, op 3 september 2019, een keratitis constateerde, vormt geen bewijs dat beklaagde dit reeds op 31 augustus 2019 had kunnen en moeten vaststellen. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.4

Het is spijtig dat beklaagde op het moment van onderzoek de op dat moment mogelijk nog aanwezige contactlens niet heeft gevonden. Of de lens zich op dat moment in het oog bevond, is achteraf echter niet meer objectief vast te stellen. Doch ervan uitgaande dat dit wel het geval is geweest, kan dit nog niet betekenen dat beklaagde daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Het ging om een zachte lens die soms moeilijk te vinden is. Niet vastgesteld kan derhalve worden dat beklaagde de lens had behoren te zien, indien deze zich inderdaad nog ergens rond het oog bevond. De klacht is in zoverre ongegrond.

5.5

Klachtonderdeel c)

Beklaagde meent dat hij klager heeft horen zeggen dat hij LSD had gebruikt. Achteraf acht hij het niet onmogelijk dat hij het verkeerd heeft gehoord. Ook hier kan het college achteraf niet op basis van een andere objectieve bron dan het huisartsenjournaal vaststellen wat er feitelijk is gezegd. Dat klager zich op de praktijk minder behoorlijk heeft gedragen, mogelijk onder invloed van de ernstige pijn en angst die hij ervoer, acht het college aannemelijk geworden. De verklaring van beklaagde wordt op dit punt bevestigd door het journaal en door de hiervoor aangehaalde memo van de assistent. Ook in zoverre is de klacht ongegrond.

5.6

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing geanonimiseerd worden gepubliceerd.

Derhalve dient als volgt te worden beslist.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart de klacht ongegrond;

- bepaalt dat deze beslissing in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘Tijdschrift voor Gezondheidsrecht’, ‘Gezondheidszorg Jurisprudentie’, alsmede aan ‘Medisch Contact’.

Aldus gegeven door:

P.A.H. Lemaire, voorzitter;

Th.A. Wiersma, lid-jurist;

F. Krijnen, lid-beroepsgenoot;

A.D.J. van Empel, lid-beroepsgenoot;

A.J.K. Hondius, lid-beroepsgenoot;

bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2021 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

b. Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

c. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

d. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.