ECLI:NL:TGZREIN:2021:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2524

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:81
Datum uitspraak: 22-12-2021
Datum publicatie: 22-12-2021
Zaaknummer(s): E2021/2524
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager, die een subarachnoïdale bloeding (SAB) kreeg enkele dagen na consult bij huisarts, verwijt huisarts onvoldoende lichamelijk onderzoek, onjuiste notities in het dossier, het niet insturen van klager naar de SEH, het niet verwijzen naar neuroloog en het voeren van een onprettig telefoongesprek. Er waren geen neurologische uitvalsverschijnselen. Tijdens consult geen aanwijzingen voor ernstige oorzaak. Geen gronden voor verwijzing naar neuroloog. Geen oordeel over communicatie. Ongegrond.

Uitspraak: 22 december 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 februari 2021 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde [C] te [B]

tegen:

[D]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. K.S. Waldron te Utrecht

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift
  • het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 10 november 2021 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Klager is patiënt in de huisartsenpraktijk waar verweerder als waarnemend huisarts werkzaam is.

Klager heeft op 26 februari 2020 telefonisch contact met de Huisartsenpost (hierna: HAP) opgenomen in verband met toenemende hoofdpijn, nadat hij een dag eerder tijdens het werk was flauwgevallen en op zijn hoofd terecht was gekomen. Klager is niet op de HAP gezien. In het waarneembericht staat - voor zover van belang - genoteerd (alle citaten worden overgenomen inclusief eventuele taal- en/of typfouten):

“ S       Krachtverlies- , spraakstoornis-, zicht+, misselijk-, duizelig met vlagen, klam/zweterig. Geen neurologische uitval, geen sufheid, geen braken!

            (…)

  P       Tramadol gebruiken volgens voorschrift, kan slaperigheid als bijwerking geven. Bij krachtverlies, spraakstoornis, braken dan terug contact HAP, anders bij aanhoudende klachten contact eigen HA. Dhr is akkoord”

Omdat klager hoofdpijn bleef houden, werd hij op 28 februari 2020 door zijn eigen huisarts

gezien. Op grond van zijn bevindingen uit anamnese, onderzoek en aanvullend

bloedonderzoek schreef de huisarts medicatie voor.

Op maandag 21 december 2020 nam de echtgenote van klager (hierna: de echtgenote) contact

op met de huisartsenpraktijk. De assistente noteerde daarover in het dossier:

“ S       mw belt voor dhr, heeft sinds vrijdag aanhoudende hoofdpijn, geen koorts, was even niet lekker geworden vrijdag icm duizeligheidsklachten. hoofdpijn blijft aanhouden ondanks pcm gebruik, herkend het niet in deze mate wil afsprk consult

   P      mogelijk toch corona gezien vreemde hoofdpijn die aanhoudend is, eerst ggd bellen voor test, bij negatief afsprk spreekuur maken. mw. akk.

  S        hoofdpijn eenzijdig, stekende pijn. visus GB, ooit eerder zon hoofdpijn gehad; pcm geen effect.”

Klager kreeg naproxen voorgeschreven en afgesproken werd dat er na de coronatest opnieuw

contact zou zijn.

Op woensdag 23 december 2020 is klager door een waarnemend huisarts op de praktijk

gezien. In het dossier staat daarover genoteerd:

“ S HA: 5 dagen geleden gevoel van wegraklen, kon zich corrigeren door op knieen te gaan

zitten, geleidleijk hoofdpijn ontstaan, rechtsvoor, daarna plots erger geworden. Nu iets gezakt met pcm, maar blijft aanhouden. Was normaal aan het werk. Geen bijzondere omstandigheid. In januari ook gehad. (…) Nu tweede maal zo’n aanval met hoofdpijn.

  O       RR 120/80, Sat 98%, hf 80/min ra.

isoscore pupillen met goede lichtreactie.

FAST: gb. Schedeldrukpunten: gb

  E       Hoofdpijn, neiging tot collaps.

  P       Via ZorgDomein verwezen naar Neurologie [naam ziekenhuis]”

De volgende dag, 24 december 2020, belde de echtgenote opnieuw naar de praktijk:

“ S       Ziet nu ook wazig met 1 oog; hoofpijn met nu neurologische uitval, situatie verslechterd; willen met spoed gezien worden. -> Besproken eerst beoordeling vanuit daar verder beleid. hij mag gelijk naar de praktijk ter beoordeling, vangnet besproken bij verslechtering.”

Klager werd diezelfde dag op het spreekuur gezien door verweerder. Hij noteerde in het

dossier:

“ S       Hoofdpijn.

  O       Patiënt loopt gewoon binnen, is goed aanspreekbaar Is gisteren uitgebreid door collega hier op SU onderzocht. Daarbij en ook nu geen alarmsignalen. FAST test negatief. Heeft afspraak neuroloog op 25 januari. Neemt Naproxen en paracetamol dart helpt onvoldoende. maar wil geen tramadol want daar wordt daar te slaperig van!!! Er zijn geen schitteringen, flikkeringen gezichtsveld uitval, misselijkheid of braken. Is niet lichtschuw. Komt nu met een nieuw symptoom, nl, slechter zien met rechter oog. Vraagt of ik ik zijn afspraak bij Neuroloog kan vervroegen, heb uitgelegd dat dit, in kader Corona drukte als er geen ernstiger alarm symptomen zijn niet mogelijk is. Advies om vandaag voor de zekerheid oog even te laten testen bij opticien. Er zijn geen duidelijke neurologische uitvalsverschijnselen.

  E       Hoofdpijn (ex. N02, N89, R09)

  P       Bij aanhouden of verslechtering klachten retour SU.”

Diezelfde dag is op verzoek van de echtgenote de verwijzing naar de neuroloog omgezet naar

een ander ziekenhuis om de wachttijd te bekorten.

Op 26 december 2020 is klager op de Intensive Care afdeling van het ziekenhuis opgenomen

nadat een subarachnoïdale bloeding (hierna: SAB) werd vastgesteld.

Nadat verweerder hiervan op de hoogte was gesteld, heeft hij op 10 februari 2021 telefonisch

contact met de echtgenote opgenomen en in het dossier genoteerd:

“ S       tel contact met echtgenote: sterkte gewenst bij herstel.”

Klager heeft nog steeds last van de gevolgen van de SAB.

3. De klacht

Klager verwijt de huisarts dat hij nalatig is geweest waardoor klagers gezondheid ernstig risico heeft gelopen, omdat:

  1. hij tijdens het onderzoek op 24 december 2020 geen (lichamelijk) onderzoek bij klager heeft verricht en dat zijn notities daarover in het medisch dossier niet stroken met de werkelijkheid;
  2. hij klager, gelet op zijn klachten, niet heeft ingestuurd naar de spoedeisende hulp, dan wel contact heeft opgenomen met het ziekenhuis/de neuroloog voor het bespoedigen van klagers afspraak;
  3. door zijn woordkeuze in het telefoongesprek met klagers echtgenote, dit gesprek door haar als zeer onprettig is ervaren en dat hij pas empathie wist op te brengen toen klagers echtgenote dreigde met het indienen van een tuchtklacht.

Ter toelichting stelt klager dat het consult op 24 december 2020 slechts vijf minuten heeft geduurd, dat verweerder zich niet in het dossier van klager heeft verdiept en dat hij hem totaal niet serieus heeft genomen. Klager had neurologische uitval en heeft bij verweerder aangedrongen op een verwijzing naar de Spoedeisende Hulp (SEH), maar verweerder wilde hierover niet in discussie en heeft klager weggestuurd. De echtgenote heeft later een pittig telefoongesprek met verweerder gehad, waar zij een heel vervelend gevoel aan heeft overgehouden.

4. Het standpunt van verweerder

Voor een consult wordt 15 minuten ingepland. Ter voorbereiding van het consult van

24 december 2020 heeft verweerder het dossier van klager doorgenomen. Verweerder heeft alle tijd voor klager genomen en hem serieus genomen; hij heeft naar hem geluisterd, hem goed geobserveerd en vragen gesteld. Verweerder zag geen alarmsignalen en had geen ‘niet-pluis’ gevoel. Gelet op het uitgebreide lichamelijke onderzoek dat de dag ervoor door zijn collega-huisarts was verricht en het feit dat klager door deze collega naar de neuroloog was verwezen, zag verweerder geen aanleiding opnieuw uitgebreid onderzoek te doen. Hij zag evenmin aanleiding de neuroloog te raadplegen of de afspraak die klager bij de neuroloog had, te bespoedigen. Verweerder zag geen reden het door zijn collega ingezette beleid te wijzigen. Klager vertoonde niet de klassieke symptomen die aan een SAB doen denken. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij de FAST-test weliswaar niet op de voorgeschreven wijze heeft uitgevoerd, maar dat hij wel alle onderdelen van de test heeft uitgevoerd door klager goed te observeren.

Verweerder heeft geen notities van het telefoongesprek met de echtgenote gemaakt maar kan het zich nog goed herinneren. Verweerder heeft het als een lastig gesprek ervaren omdat de echtgenote een ontevreden indruk maakte en hij weinig ruimte kreeg zijn handelen toe te lichten. Hij had goede bedoelingen en heeft gedurende het hele gesprek empathie getoond. Hij betreurt het dat de echtgenote het gesprek anders heeft ervaren.

5. De overwegingen van het college

Klachtonderdelen 1 en 2

Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking. In afwijking van de volgorde van deze klachtonderdelen zal het college eerst ingaan op de notities in het dossier.

De notities in het dossier

Verweerder heeft onder de O-regel van de SOEP-notitie in het dossier genoteerd wat hij objectief (O) heeft vastgesteld. Klager stelt wel dat dit niet juist staat weergegeven, maar het college gaat in beginsel uit van de juistheid van de inhoud van een medisch dossier, tenzij het tegendeel blijkt of aannemelijk wordt gemaakt. Het college heeft echter in de stukken noch uit hetgeen ter zitting door partijen verklaard is, een aanknopingspunt van het tegendeel gevonden. De wijze waarop een FAST-test behoort te worden uitgevoerd, staat beschreven in de NHG-richtlijn ‘Beroerte’. Het feit dat verweerder, zoals hij zelf heeft verklaard, het FAST-onderzoek niet op de voorgeschreven wijze heeft uitgevoerd, maar wel de waarnemingen heeft genoteerd die bij een dergelijk onderzoek zouden zijn gedaan, levert evenmin een aanknopingspunt voor het tegendeel op. Dit betekent dat het college uitgaat van de juistheid van de notities.

Het niet verrichten van (lichamelijk) onderzoek, het niet insturen van klager of contact opnemen met het ziekenhuis of de neuroloog.

Aangezien verweerder als ingangsklacht en als werkdiagnose ‘Hoofdpijn’ heeft genoteerd, neemt het college bij de beoordeling van het handelen van verweerder de NHG-richtlijn ‘Hoofdpijn’ als uitgangspunt. Bij de aandoening SAB staan in deze richtlijn als risicofactoren/kenmerken vermeld: (per)acuut ontstane, hevige hoofdpijn, gedaald bewustzijn, nekpijn, nekstijfheid, begin tijdens inspanning, misselijkheid, braken.

Op basis van de aantekeningen in het medisch dossier en op hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, stelt het college vast dat klager zich met hoofdpijn en visusklachten presenteerde. Er was geen sprake van een gedaald bewustzijn, van nekpijn of nekstijfheid. Ook niet van misselijkheid en braken. Er waren geen neurologische uitvalsverschijnselen.

Aangezien visusklachten niet behoren tot de riscofactoren of kenmerken van een SAB, stelt het college vast dat er tijdens het consult geen aanwijzingen waren voor een dergelijke ernstige oorzaak. Naar het oordeel van het college, hoefde verweerder dan ook niet bedacht te zijn op een SAB. Gelet op zijn bevindingen mocht verweerder tot de conclusie komen dat er geen gronden waren voor verwijzing naar de neuroloog of voor het bespoedigen van de bestaande afspraak bij de neuroloog.

Het feit dat klager twee dagen later in het ziekenhuis werd opgenomen waar een SAB werd geconstateerd, kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat verweerder de klachten van klager verkeerd heeft beoordeeld en/of tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Dit betekent dat de klachtonderdelen 1) en 2) ongegrond zijn.

Klachtonderdeel 3

Het telefoongesprek van 10 februari 2021

Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt het college voorop dat verwijten omtrent inhoud en wijze van (mondelinge) communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen door het college, dat van die communicatie immers geen getuige is geweest. Het is vaak de toon die de muziek maakt, en die toon is aan derden niet (goed) over te brengen. Iets soortgelijks geldt ook voor de context waarin woorden of uitlatingen worden gebruikt. Die kan bepalend zijn voor de betekenis ervan, zeker indien de deelnemers aan die communicatie bij het onderwerp ervan emotioneel betrokken zijn, maar is hooguit gebrekkig te reconstrueren. Dit maakt het beoordelen van de gegrondheid van verwijten als bedoeld, voor derden tot een moeilijke opgaaf.

Vaststaat dat de echtgenote van klager en verweerder ieder een andere beleving van het telefoongesprek hebben. Hoewel duidelijk is geworden dat beide partijen het geen prettig gesprek vonden, zijn er geen objectieve gegevens beschikbaar op grond waarvan het college kan vaststellen hoe het gesprek is verlopen. Het college kan dan ook niet beoordelen of verweerder al dan niet klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door E.P. van Unen, voorzitter, A.M. Bossink, lid-jurist, M.A.M.U. Vermeulen, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en J.D.M. Schelfhout, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van C.W.M. Hillenaar, secretaris en uitgesproken door E.P. van Unen op

22 december 2021 in aanwezigheid van de secretaris.