ECLI:NL:TGZREIN:2021:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2269

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:79
Datum uitspraak: 29-12-2021
Datum publicatie: 29-12-2021
Zaaknummer(s): E2021/2269
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Kinderarts wordt verweten dat hij zijn beroepstitel heeft gebruikt om een brief c.q. verklaring af te geven waarin hij observaties beschrijft die in de privésfeer zijn gedaan. De inhoud van de brief zou ondeskundig/niet objectief zijn en de kinderarts wist dat deze verklaring in de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar ex-partner zou worden gebruikt. Niet gehandeld zoals een behoorlijk (kinder)arts betaamt door professionele hoedanigheid in te zetten. Kinderarts had kunnen en moeten beseffen dat de brief in de gerechtelijke procedure zou worden ingebracht. Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak: 29 december 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 januari 2021 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. F.P. van Dalen te Leeuwarden

tegen:

[C]

kinderarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. drs. S. Slabbers te Utrecht

1.         Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

  • het klaagschrift
  • het verweerschrift.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 17 november 2021 behandeld.

Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Beiden hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van klaagster aan de hand van pleitaantekeningen die aan het procesdossier zijn toegevoegd.

2. De feiten

2.1 Klaagster en haar ex-partner, hierna: de ex-partner, zijn verwikkeld in een

echtscheidingsprocedure. Uit dit huwelijk zijn twee (thans nog minderjarige) kinderen geboren. 

2.2 Verweerder, als kinderarts werkzaam in een ziekenhuis, is een (studie)vriend van de

ex-partner. Klaagster en verweerder kennen elkaar sinds 2012.

2.3 Op 5 december 2020 heeft verweerder een brief opgesteld voor de ex-partner.

Verweerder heeft in de brief zijn visie op het gezin van klaagster en de rol van de ex-partner als vaderfiguur beschreven. De brief luidt (onder meer) als volgt (citaten zijn

inclusief eventuele taal- en typfouten):

2.4 “Geachte heer/mevrouw,

Middels dit schrijven wil ik enkele observaties met u delen. Ik wil benadrukken dat ik dit doe als vriend van [de ex-partner], gezien onze vriendschap sinds de start van onze studie Geneeskunde. Ik ben dus niet volledig objectief. Ik ben echter ook werkzaam als kinderarts in het [ziekenhuis], waarbij ik meermaals vanuit mijn vakgebied betrokken ben geweest bij echtscheidingen. Als vriend ben ik zeer geraakt door de ernstige en ongefundeerde beschuldigingen van seksueel misbruik. Als kinderarts maak ik mij ernstige zorgen over de ontstane situatie waarin de kinderen beland zijn. Ik wil vooral op dit laatste ingaan.

In de afgelopen jaren heb ik nooit ook maar enigszins getwijfeld aan de vaderrol van [de ex-partner]. Hij is een liefhebbende vader die zijn kinderen altijd op de 1e plaats zal zetten. Wel is mij vanaf de geboorte van [naam kind] opgevallen, dat [de ex-partner] de vaderrol nooit helemaal heeft kunnen vervullen zoals hij zelf wilde. De moeder van de kinderen heeft zich van begin af aan zeer gehecht, waarbij zij eigenlijk nooit echt ruimte heeft gecreëerd voor een vaderfiguur. Ik heb mij over deze hechting weleens zorgen gemaakt, maar dit tot de scheiding van de ouders nooit durven uitspreken. Het voelt alsof de moeder nooit de navelstreng tussen beide kinderen heeft doorgeknipt. (…)

Hoe het momenteel geregeld is, komt de relatie en de hechting tussen [de ex-partner] en de kinderen niet ten goede. Ik maak mij hierover als kinderarts ernstige zorgen, en heb om die reden recent een anoniem advies gevraagd bij Veilig Thuis (conform de meldcode Kindermishandeling). Een juridische oplossing hiervoor is echter de enige manier waarop de kinderen een normale omgang met hun vader kunnen hebben.(..)”

2.5 Verweerder heeft de brief afgesloten met vermelding van zijn naam en zijn BIG-

registratienummer. 

2.6 De brief is door de ex-partner ingebracht in de echtscheidingsprocedure tussen hem en

klaagster. Op 8 december 2020 heeft in deze procedure een mondelinge behandeling bij de rechtbank plaatsgevonden.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij ten behoeve van de ex-partner zijn beroepstitel heeft gebruikt om een brief c.q. verklaring af te geven waarin hij observaties beschrijft die in de privésfeer zijn gedaan. De verklaring is ondeskundig, niet objectief en bevat waardeoordelen over onder andere klaagster. Verweerder wist dat deze verklaring in de echtscheidingsprocedure zou worden gebruikt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder voert primair aan dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht omdat de eerste noch de tweede tuchtnorm van toepassing is op het handelen waarover geklaagd wordt. Verweerder heeft geen arts/patiënt relatie (gehad) met klaagster of de ex-partner of hun kinderen. De brief is niet in strijd met wat een behoorlijk (kinder)arts betaamt want deze is geschreven in en voor een privé-situatie. Subsidiair verzoekt verweerder het college de klacht kennelijk ongegrond te verklaren.

5. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

5.1       De tuchtnormen van artikel 47 lid 1 Wet BIG betreffen niet alleen handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt en diens naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm, lid 1 onder a) maar ook ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm, lid 1 onder b). Wat verweerder door klaagster wordt verweten is geen handelen dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm. Verweerder verleende immers geen zorg aan klaagster of een andere betrokkene in deze zaak. Het college dient dus de formele vraag te beantwoorden of hetgeen klaagster verweerder verwijt onder het bereik van de tweede tuchtnorm valt. Zo ja, dan dient het college de materiële vraag te beantwoorden of verweerder in strijd met die norm heeft gehandeld. Volgens de tweede tuchtnorm is verweerder onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen buiten een zorgrelatie dat in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Het college is van oordeel dat op het handelen van verweerder de tweede tuchtnorm van toepassing is omdat verweerder de brief heeft geschreven mede in zijn hoedanigheid en deskundigheid als kinderarts. Dit blijkt reeds uit de tekst, waar verweerder tweemaal schrijft dat hij zich als kinderarts ernstige zorgen maakt. Dit blijkt te meer uit het feit dat verweerder zijn brief heeft afgesloten met vermelding van zijn BIG-registratienummer. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat zijn handelen als persoon verweven was met en niet los kan worden gezien van zijn hoedanigheid als kinderarts. Van handelen in uitsluitend de privésfeer zonder enig verband met de individuele gezondheidszorg is derhalve geen sprake. Klaagster is ontvankelijk in haar klacht.

Inhoudelijke beoordeling

5.2       Nu klaagster ontvankelijk is in haar klacht, zal het college beoordelen of verweerder met het schrijven en versturen van de brief tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college is van oordeel dat verweerder hiermee de grenzen van wat een behoorlijk (kinder)arts betaamt heeft overschreden.

5.3       Verweerder heeft in zijn brief gewezen op zijn hoedanigheid van kinderarts en een daaruit voortvloeiende deskundigheid op het terrein van hechtingsproblematiek tussen ouders en kinderen - ten minste - gesuggereerd. Kennelijk heeft verweerder daarmee beoogd aan de brief een gewicht te geven dat deze niet zou hebben gehad wanneer hij de brief slechts als vriend van de ex-partner en bekende van klaagster en de kinderen geschreven zou hebben. Verweerder heeft in zijn brief niet-neutraal geformuleerde observaties, die mede betrekking hebben op de relatie tussen klaagster en haar kinderen, gedeeld met de geadresseerde. Vast staat echter dat verweerder klaagster en/of de kinderen nimmer zelf heeft onderzocht. De uitlatingen omtrent de hechting tussen de kinderen en de ouders zijn, zo blijkt ook uit de eigen toelichting van verweerder, alleen gebaseerd op observaties die in de privésfeer zijn gedaan, zonder mededeling aan betrokkenen dat die observaties zouden worden gebruikt in een (mede) als professioneel gepresenteerde verklaring. Het betaamt een goed (kinder)arts niet om op deze manier zijn professionele hoedanigheid in te zetten teneinde een privédoel te (helpen) bereiken of aan derden een persoonlijk oordeel te verkondigen.

5.4       De brief heeft een neutrale aanhef (Geachte heer/mevrouw), was gericht aan de advocaat van de ex-partner in de echtscheidingsprocedure met klaagster, en is gedateerd enkele dagen voor de mondelinge behandeling van de rechtbank in die procedure. Het heeft er hierdoor de schijn van dat verweerder heeft beoogd, en in elk geval had hij moeten beseffen, dat zijn verklaring zou worden ingebracht in de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de ex-partner, en daardoor gevolgen voor klaagster en (de omgangsregeling met of het gezag over) de kinderen kon hebben. Ook daarom betaamt het een behoorlijk handelend (kinder)arts niet om een brief als deze te schrijven en versturen.

5.5       Verweerder heeft zijn handelen gerechtvaardigd met de stelling dat zijn ernstige zorgen om de kinderen (mede) aanleiding waren om de brief, met deze inhoud, op te stellen. Dat vormt, indien juist, echter slechts een verklaring, maar geen rechtvaardiging die de onjuistheid van verweerders handelen wegneemt. Verweerder heeft zijn zorgen kennelijk (ook) willen uiten bij Veilig Thuis. Dat stond hem vrij en daarbij had hij het moeten laten.

5.6       Op grond van de voorgaande overwegingen wordt de klacht gegrond verklaard.

De maatregel

5.7       De gegrondverklaring van de klacht rechtvaardigt de oplegging van een maatregel. Bij het bepalen daarvan is rekening gehouden met het volgende.

Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij naïef is geweest door een brief met deze inhoud en met vermelding van zijn hoedanigheid op te stellen voor de advocaat van de ex-partner. Verweerder heeft ook erkend dat hij had kunnen weten dat de brief door de advocaat zou kunnen worden gebruikt in de echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft zich in zoverre toetsbaar opgesteld, en ter zitting verklaard dat hij in een dergelijk geval in de toekomst anders zou handelen. In zoverre is het college er gerust op dat verweerder een fout als deze niet nogmaals zal maken. Ook heeft verweerder het college ervan overtuigd dat hij heeft gehandeld vanuit oprechte zorgen omtrent het gezin van klaagster. Dit alles in samenhang beziend is het college van oordeel dat een waarschuwing op zijn plaats is.

5.8       Om redenen aan het algemeen belang ontleend, met name de beoogde preventieve werking van tuchtrechtelijke uitspraken, zal deze beslissing op de hierna te formuleren wijze worden gepubliceerd.

6. De beslissing

Het college:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt verweerder daarvoor de maatregel van een waarschuwing op;
  • bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift ‘Medisch Contact’.

Aldus beslist door F.C. Alink-Steinberg, voorzitter, E.P van Unen, lid-jurist, N.G. Hartwig, A.A.M. Leebeek-Groenewegen en E. van Pinxteren-Nagler, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. Uzun-Karatepe, secretaris, en uitgesproken door E.P van Unen op 29 december 2021 in aanwezigheid van de secretaris.