ECLI:NL:TGZREIN:2021:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 20140

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:44
Datum uitspraak: 15-07-2021
Datum publicatie: 15-07-2021
Zaaknummer(s): 20140
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Huisarts, die zich heeft bekwaamd in manuele therapie, wordt verweten dat hij klager niet goed en ondeskundig behandeld heeft. Relatie tussen de door verweerder gegeven behandeling en de gestelde toename van de klachten kan niet worden vastgesteld. Ongegrond.  

Uitspraak: 15 juli 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 december 2020 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

verweerder

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het college heeft kennis genomen van:

-       het klaagschrift en de aanvulling daarop

-       het verweerschrift en de aanvulling daarop

-       de brief met bijlagen ontvangen van klager op 3 maart 2021.

1.2       Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

1.3       De zaak is behandeld op de openbare zitting van het college van 8 juni 2021. Partijen waren daarbij aanwezig, beiden vergezeld van hun echtgenotes. Zij hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de leden van het college beantwoord.

2.              De feiten

2.1           Verweerder werkt als huisarts sinds 1975. In 1982 heeft hij een getuigschrift gekregen voor het volgen van de opleiding auriculo-medicinæ (oor acupunctuur). Hij heeft zich sindsdien ook bekwaamd in manuele therapie. (Een combinatie van) deze vormen van therapie heeft hij sindsdien regelmatig toegepast bij patiënten. In januari 2018 is verweerder als huisarts met pensioen gegaan. Zijn inschrijving in het BIG-register is daarbij gehandhaafd. Na zijn pensionering is verweerder patiënten blijven zien, met name voor de genoemde therapieën en voor gesprekken.

2.2           Klager kent verweerder al meer dan 30 jaar in een cliënt/behandelaar relatie. Verweerder is nooit klagers vaste huisarts geweest; hij ging naar verweerder met klachten waarvoor zijn huisarts geen remedie had. Dit betrof vooral pijnklachten en bewegingsbeperkingen aan nek en bovenrug, waarvoor verweerder manuele therapie toepaste. 

2.3           Op 22 oktober 2020 is klager, voor het eerst sinds jaren, opnieuw naar verweerder gegaan met pijn en stijfheid aan nek en rug. Klager had daarvoor niet eerst de eigen huisarts geraadpleegd. Nadat hij een door klager meegenomen röntgenverslag van 19 maart 2019 had gezien en klager hem had verzekerd dat hij niet leed aan osteoporose, heeft verweerder klager onderzocht en hem behandeld met manuele therapie (“myotensieve techniek volgens Bourdiol”). Het genoemde röntgenverslag bevat als conclusie:

Degeneratieve veranderingen van de cervicale wervelkolom met meest uitgesproken

discartrose niveau C5-C6 en discusdegeneratietekens niveau C3-C4 en C6-C7.

2.4           Verweerder heeft deze behandeling van klager herhaald op 29 oktober 2020, nadat klager had gebeld met opnieuw klachten over veel pijn. Volgens het verslag door verweerder van dit consult was de behandeling (“manipulatie 1e rib en C3”) pijnlijk en ging zij makkelijk, en zou het resultaat worden afgewacht. Op 30 oktober 2020 heeft klager verweerder opnieuw gebeld, zeggende dat de pijn niet minder werd en dat hij een consult wilde. Dit heeft die dag plaatsgevonden. Verweerder heeft voorgesteld om hem ditmaal te behandelen met oor acupunctuur. Klager heeft daarmee ingestemd en de behandeling heeft plaatsgevonden.

2.5       Bij e-mail van 31 oktober 2020 heeft klager aan verweerder geschreven dat hij nog steeds veel hoofdpijn en grote stijfheid in alle wervels heeft, en koorts. Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd via de e-mail. Tot een door verweerder gewenst (telefonisch) gesprek is het niet gekomen.

2.6       Klager heeft opnieuw röntgenfoto’s laten maken op 10 november 2020. Het verslag bevat als conclusie:

Forse tussenwervelruimte verlies op meerdere niveaus met begeleidend beeld van  facetartrose en begeleidend minimale aanspitsing dek en sluitplaten met name ter hoogte van C5-C6 en C6-C7.

3.              De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij hem niet goed en ondeskundig heeft behandeld. Zeker na het inzien van de röntgenfoto, waaruit bleek van ernstige degeneratieve afwijkingen in het hele gebied van de cervicale nekwervels, had verweerder niet de verrichtingen mogen doen die hij heeft gedaan. Klager heeft er blijvend zeer ernstige en pijnlijke nekklachten aan overgehouden.

4.              Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt dat hij nooit de huisarts van klager is geweest, wel sinds bijna 35 jaar degene die klager periodiek met manuele therapie behandelde wanneer hij last had van pijn en stijfheid aan rug en nek. Dat was ook het geval op 20 oktober 2020. Het was toen al jaren geleden dat verweerder klager had behandeld. Na aarzeling, die werd weggenomen door het röntgenverslag alsmede onderzoek van en vragen aan klager, heeft verweerder klager behandeld met de therapie waarmee hij in het verleden resultaten had behaald, in die zin dat de pijnklachten (tijdelijk) verdwenen. Verweerder betreurt het dat hij klager deze keer niet van zijn pijn af heeft kunnen helpen. Na een beschuldigende e-mail van klager heeft verweerder tevergeefs geprobeerd hierover met klager in gesprek te komen. Hij ziet echter geen enkel verband tussen de door klager gestelde toename van die klachten en zijn behandeling. De röntgenfoto’s van voor en na de behandeling wijzen daar ook niet op: de uitslagen zijn nagenoeg hetzelfde.

 

5.         De overwegingen van het college

5.1       Verweerder is nog steeds als huisarts ingeschreven, ook al voert hij als zodanig geen praktijk meer. Dit betekent dat verweerder, in de woorden van artikel 47 Wet BIG, is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als huisarts behoort te betrachten ten opzichte van patiënten. De klacht komt erop neer dat verweerder in die zorgverplichting tekort is geschoten. Het verweer komt erop neer dat van een tekortschieten geen sprake is. Het college oordeelt dat van een tekortschieten inderdaad niet is gebleken, op grond van de volgende overwegingen.

 

5.2       Partijen hebben twee röntgenverslagen overgelegd, het ene van ruim anderhalf jaar voor de laatste behandelingen van klager door verweerder en het andere van ruim twee weken erna. Uit vergelijking van deze verslagen kan het college, bij gebreke van een toelichting door klager, niet opmaken dat de toestand van nek, schouders en bovenrug van klager na de behandeling door verweerder was verslechterd ten opzichte van de toestand daarvoor. Integendeel lijkt sprake te zijn van een identiek beeld. Ook ter zitting is niet komen vast te staan dat er een relatie is tussen de door verweerder gegeven behandeling en de

gestelde toename van de klachten.

 

5.3       Uit het eerste röntgenverslag volgt (zonder toelichting, die klager ook op dit punt niet heeft gegeven) evenmin dat verweerder van een nek, rug en schouders zoals hij die beschreven zag, af had moeten blijven. Anders gezegd: er zijn geen aanwijzingen dat het eerste röntgenverslag voor verweerder aanleiding had moeten zijn om niet de therapie in te zetten die klager wenste en die in het verleden resultaat had gehad. Dit geldt ook voor het weinige dat klager als toelichting op zijn pijnklachten aan verweerder heeft gezegd. Volgens verweerder (door klager niet betwist of aangevuld) heeft klager bij zijn bezoek op 22 oktober 2020 alleen gezegd dat hij met dezelfde klachten bij een chiropractor was geweest en dat klager dat niet helemaal vertrouwde.

 

5.4       Verweerder heeft klager bovendien voordat hij de behandeling inzette kort onderzocht en bevraagd, en vond geen neurologische uitvalsverschijnselen of andere zaken die hem van een behandeling hadden moeten weerhouden. Klager heeft zulke zaken ook niet aangeduid.

5.5       Ook in de twee deels door klager opgeschreven verklaringen van derden die klager heeft overgelegd - naar hij stelt van zijn fysiotherapeut en huisarts - is geen aanwijzing te vinden voor de juistheid van de stelling dat klagers pijn zeer is verergerd als gevolg van de behandeling door verweerder. Naar inhoud niet omdat dit er niet staat, naar vorm niet omdat de verklaringen niet zijn gedateerd en ondertekend.

 

5.6       Dit betekent dat de grondslag van de klacht, dat verweerder klager niet goed of ondeskundig heeft behandeld, niet komt vast te staan. Daarom wordt de klacht ongegrond verklaard.

 

6. De beslissing

Het college:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door A.H.M.J.F. Piëtte, voorzitter, E.P. Unen, lid-jurist, M.A.M.U. Vermeulen, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en J.D.M. Schelfhout, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van C.W.M. Hillenaar, secretaris, en uitgesproken op 15 juli 2021 in aanwezigheid van de secretaris.