ECLI:NL:TGZREIN:2021:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 2051

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:22
Datum uitspraak: 20-04-2021
Datum publicatie: 20-04-2021
Zaaknummer(s): 2051
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat hij zonder klagers medeweten, zonder noodzaak daartoe, zonder behandelrelatie en zonder klagers toestemming klagers medisch dossier heeft ingezien, valse verklaringen heeft afgelegd over zijn mogelijkheid tot toegang tot klagers medisch dossier en betrokken is geweest bij onjuiste aanpassing van het dossier. College: artikel 7:455 lid 2 BW bepaalt dat een hulpverlener de gegevens uit het dossier van een patiënt niet hoeft te vernietigen voor zover het gegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt. Nu ook de toenmalige commandant van klager en de vliegerpsycholoog in verweerders aantekeningen werden genoemd, getuigt het van zorgvuldigheid van verweerder om deze op dit punt nog aan een toets te onderwerpen om er zeker van te zijn dat de aantekeningen ook daadwerkelijk in zijn geheel verwijderd konden worden. Ongegrond.

Uitspraak: 20 april 2021

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 mei 2020 ingekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

bedrijfsarts

destijds werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mr. M.F. van der Mersch te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-       het klaagschrift;

-       het verweerschrift;

-       het aanvullend klaagschrift;

-       de brief van 6 oktober 2020 van de secretaris aan klager;

-       de brief van 19 oktober 2020 van de gemachtigde van verweerder;

-       de brief van 17 februari 2021 met bijlagen van klager;

-       de pleitnota van klager;

-       de pleitnota van de gemachtigde van verweerder;

-       het slotwoord van verweerder, voorgedragen ter zitting.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 9 maart 2021 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1           Klager is in 1997 in dienst getreden bij de Koninklijke Luchtmacht en sinds juli 2006 werkzaam geweest bij het onderdeel luchttransport op een Nederlandse vliegbasis.

Verweerder was in 2009 werkzaam als onderdeelsarts op de vliegbasis.

2.2           Op 16 november 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de commandant van klager. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerder in het Subjectief/Objectief/Evaluatie/Plan (SOEP)-deel van het patiëntendossier van klager, dat deel uitmaakt van het elektronische militair geneeskundig dossiersysteem GIDS (Geneeskundig Informatiesysteem Defensie), genoteerd (alle hiernavolgende citaten overgenomen inclusief taal- en spelfouten):

“/S: gesprek met c336 en in SMT, mag nu niet vliegen van C. leeft mogelijk in een aparte wereld wel incidenten geweest, gaat niet op uitzending, c heeft contact met [naam vliegerpsycholoog]”.

In het systeem is vervolgens door verweerder op 16 november 2009 de volgende diagnose ingevoerd:

“Cas P69 - ICPC P99 Diagnose(s) Overige psychische stoornissen. Andere psychische stoornissen.”

2.3           Op 3 december 2009 heeft verweerder het volgende genoteerd in klagers patiëntendossier:

“/S: dd 031209 uitgebreid gesproken, lijkt compos mentis, goed georiënteerd in trias, is door C336 aan de grond gezet, groot werkconflict, is daar zeer ontstemd over, voelt zich genaaid, is nu ballsitic aan het gaan met aangifte Kmar, advocaat, bond, enz, betrokkene geeft aan dat een enkele collega hem juist wel steunen, heeft ook regelmatig contact met [naam vliegerpsycholoog]

/O:

/E: wat is er voorgevallen, wordt patiënt wel door collega’s gesteund zoals patiënt beweerd?, overleg gehad met [naam] of patiënt compos mentis is,

/P: dnif (= duty not included flying, toevoeging college), retour SU 101209”.

2.4           Op 10 december 2009 noteerde verweerder in klagers patiëntendossier:

S/ 101209 weer gesproken met betrokken heeft vrijdag gesprek met CVB, is boos, zeer ontevreden

P/ DNIF as maandag evaluatie”.

Verweerder is kort daarop vertrokken bij de vliegbasis.

2.5           Op 5 januari 2010 noteerde een andere onderdeelsarts in klagers patiëntendossier:

“/S: uitgebreid gesproken, buiten uitingen nav recente gebeurtenissen, geen aanw. voor psychische decompensatie of

/O:

/E:

/P: geen medisch argumenten voor VV (college: vliegverbod), B: OVV (college: opheffen vliegverbod)”.

2.6           In een rapport van 5 februari 2015, geheten ‘Advies van de Onderzoeksraad Integriteit Overheid naar aanleiding van een verzoek van de SG Defensie tot onderzoek, alsmede de melding van [klager] d.d. 2 april 2013’, is (voor zover van belang) opgenomen dat:

“(…) in het onderhavige geval sprake is geweest van een onzorgvuldig wegschrijven onder een onjuiste code in het medisch dossier van klager door de eerste onderdeelsarts.

Ondanks herhaalde verzoeken van klager tot correctie zijn de onjuistheden tot op heden niet gecorrigeerd.”

2.7           Bij e-mail van 20 februari 2015 heeft klager via zijn toenmalige gemachtigde aan de plaatsvervangend secretaris-generaal van het ministerie van Defensie (voor zover van belang) het volgende verzocht:

“Client verzoekt u nu reeds om zijn medisch dossier over de periode 16 november 2009 en 5 januari 2010 geheel te schonen en voorts elke referentie nadien naar deze periode eveneens te verwijderen” (hierna: het verwijderingsverzoek).

2.8           Verweerder was ten tijde van het verwijderingsverzoek niet langer werkzaam bij het gezondheidscentrum van de vliegbasis. De staf van DGO heeft aan een stafarts bij de luchtmacht (hierna: de stafarts) gevraagd het verwijderingsverzoek af te handelen.

2.9           De stafarts heeft het verwijderingsverzoek in behandeling genomen. Zij was, als BIG-geregistreerd arts werkzaam binnen DGO, geautoriseerd voor GIDS. Daarmee had zij ook toegang tot het medisch dossier van klager. De stafarts heeft het verwijderingsverzoek voor advies en toestemming voorgelegd aan de commandant van de DGO, tevens de Hoogste Medische Autoriteit (hierna: HMA). Zij heeft deze toestemming gekregen.

2.10        Verweerder heeft op 12 maart 2015 ingelogd in de GIDS-applicatie en heeft inzage gehad in het medisch dossier van klager. Hij heeft klager hierover niet geïnformeerd.

2.11        De stafarts heeft op 30 maart 2015 ingelogd in GIDS. Op die datum heeft zij ook een e-mail gestuurd aan het hoofd van de medische staf van het onderdeel en (deels c.c.) zes personen die werkzaam waren op de afdeling Personeelszaken respectievelijk Juridische zaken van het ministerie van Defensie. In deze e-mail heeft zij de geadresseerden, voor zover van belang, het volgende meegedeeld:

“Allen, Vandaag is de ziekte-episode van [klager] van 16/11/2009 t/m 05/01/2010 verwijderd uit het medische registratiesysteem GIDS. Onderstaand zijn enkele delen print-screen ingevoegd (pagina beperkt zichtbaar ivm medisch geheim van omgevende informatie op zelfde pagina). (…) Mocht deze aanpassing niet naar tevredenheid zijn, dan AUB uiterlijk vrijdag 3 april laten weten zodat ik nog aanpassingen kan (laten) doen.”

De stafarts heeft bij deze e-mail als bijlage gevoegd een printscreen van het in GIDS opgenomen medisch dossier van klager, waarop uitsluitend het volgende vermeld staat:

Onder “Chronologisch overzicht [klager]”:

“---Teksten---

Datum: 30-mar-2015 11:04

Geen ziekte/A97

Aantekening m.b.t. het ziektegeval: [naam klager];

/S: Op verzoek van [naam klager], met instemming van de behandelend arts (…) [naam verweerder] en (…), is de episode registratie van 16-11-2009 t/m 05-01-2010 op xx maart 2015 uit het medisch dossier verwijderd vanwege incorrecte consultregistratie en een onjuiste diagnose-code.

/O:

/E:

/P:”

Onder “ziekte-overzicht” is de nieuwe diagnose-code A97 weergegeven als:“16-nov-2009 05-jan-2010 Geen ziekte”.

2.12        Het verwijderingsverzoek is afgehandeld. De afhandeling kwam neer op de verwijdering uit het medisch dossier van de gegevens in de periode van 16 november 2009 t/m 5 januari 2010, in het bijzonder de aantekening van verweerder, alsmede de toevoeging van voornoemde informatie (2.11) aan het medisch dossier door de stafarts.

2.13        Op 20 april 2015 is klager geïnformeerd dat zijn medisch dossier was geschoond.

2.14        Klager heeft eerder (onder zaaknummer 18129) bij dit tuchtcollege een klacht ingediend tegen verweerder. De aanleiding tot deze tuchtzaak vormde de door verweerder op 16 november 2009 gemaakte aantekening in klagers medisch dossier. Verweerder werd onder meer verweten dat hij door het toevoegen van die aantekening klagers dossier had vervalst en dat hij zich nimmer daarvoor had verantwoord. Klager lichtte zijn verwijt dat verweerder zich nimmer had verantwoord toe door te stellen dat verweerder in 2010 en 2011 e-mails van klager over die kwestie onbeantwoord liet. Verweerder heeft toen verklaard dat hij kort na de hele kwestie met klager (in 2009) is vertrokken bij de vliegbasis en gestart met een voltijds managementopleiding die veel tijd en energie kostte. Om die reden en omdat hij niet meer de dienstdoende arts was en geen toegang meer had tot klagers patiëntendossier, heeft verweerder niet geantwoord op die e-mails, aldus verweerder in die procedure.  

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

1.     zonder klagers medeweten, zonder noodzaak daartoe, zonder behandelrelatie en zonder klagers toestemming klagers medisch dossier heeft ingezien op 12 maart 2015;

2.     valse verklaringen over zijn mogelijkheid tot toegang tot klagers medisch dossier heeft afgelegd, waarmee hij:

a. klager ernstig heeft benadeeld en

b. een collega-arts ernstig heeft benadeeld;

3.     als arts betrokken is geweest bij de onjuiste aanpassing van klagers medisch dossier in de periode februari – maart 2015, waarbij het dossier niet conform klagers eis volledig is geschoond en er valse informatie aan het dossier is toegevoegd;

4.     ten overstaan van het tuchtcollege valse verklaringen over zijn handelen als arts heeft afgelegd, terwijl hij beter wist;

5.     geen verantwoording heeft afgelegd voor zijn handelen als arts rondom het op onjuiste wijze aanpassen en daarmee vervalsen van klagers medisch dossier in de periode februari – maart 2015;

6.     zijn beroepsgeheim heeft geschonden;

7.     op onjuiste wijze klagers medisch dossier heeft aangepast en daarmee zijn dossier heeft vervalst:

a. met medeweten van, en/of

b. in samenspraak met, en/of

c. in opdracht van:

   i.       een persoon, of meerdere personen, werkzaam bij de bestuursstaf van het

             ministerie van Defensie;

   ii.     personen elders werkzaam binnen Defensie.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Klachtonderdeel 1

5.1           Verweerder wordt verweten dat hij zonder klagers medeweten, zonder noodzaak daartoe, zonder behandelrelatie en zonder klagers toestemming, klagers medisch dossier heeft ingezien op 12 maart 2015. Verweerder was op dat moment als senior beleidsmedewerker bij de DGO en BIG-geregistreerd arts ook geautoriseerd voor GIDS. Hij had geen behandelrelatie (meer) met klager. Verweerder heeft gesteld dat de stafarts hem had verzocht te toetsen of aan het vernietigingsverzoek van klager kon worden voldaan, aangezien hij destijds degene was die de aantekening had gemaakt. Verweerder heeft aan dat verzoek gehoor gegeven, omdat hij wilde toetsen of er geen uitzondering gold ingevolge de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) op grond waarvan de door hem gemaakte aantekeningen op 16 november 2009, 3 december 2009 en 10 december 2009 niet konden worden verwijderd. Verweerder had klager inderdaad niet om toestemming gevraagd. Verweerder stelt dat hij direct na de beoordeling zijn akkoord heeft gegeven op het vernietigingsverzoek.

5.2           De verklaring die verweerder heeft gegeven voor de inzage in klagers dossier op 12 maart 2015, acht het college aannemelijk. Naar het oordeel van het college rustte op verweerder geen verplichting om contact op te nemen met klager en evenmin om toestemming aan hem te vragen voor het toegang nemen tot het medisch dossier op verzoek van de stafarts. Door de gemachtigde van klager was op 20 februari 2015 een verwijderingsverzoek gedaan en dat verzoek was specifiek en ondubbelzinnig. De stafarts was belast met de uitvoering van dat verwijderingsverzoek. Inzage door verweerder in klagers medisch dossier vond plaats op verzoek van de stafarts in verband met dat verzoek.

Klager heeft nog gesteld dat er geen legitiem belang kon bestaan om een vals consult met twee valse diagnoses te behouden. Daarom is het volgens klager onbegrijpelijk dat nog beoordeeld moest worden of sprake was van een uitzonderingssituatie. Op dit punt geldt echter het volgende. Artikel 7:455 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (Wgbo) bepaalt onder meer dat een hulpverlener de gegevens uit het dossier van een patiënt niet hoeft te vernietigen voor zover het verzoek gegevens betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt. Nu ook de toenmalige commandant van klager en de vliegerpsycholoog in de aantekeningen werden genoemd, getuigt het van zorgvuldigheid van verweerder, als degene die de aantekeningen had gemaakt, om deze op dit punt nog aan een toets te onderwerpen om er zeker van te zijn dat de aantekeningen ook daadwerkelijk in zijn geheel verwijderd konden worden of dat deze wellicht deels moesten worden behouden. Verweerder heeft na inzage klaarblijkelijk ook direct akkoord gegeven op het verwijderingsverzoek. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdelen 2 en 4

5.3           Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking, aangezien deze beide zien op door verweerder afgelegde beweerdelijk valse verklaringen. Volgens klager sprak verweerder in de eerdere tuchtzaak bij dit college (onder zaaknummer 18129) niet de waarheid toen hij verklaarde dat hij geen toegang meer had tot GIDS en daarmee tot klagers dossier, nadat hij sinds medio 2010 niet meer werkzaam was op de vliegbasis in Eindhoven. Verweerder had immers op 12 maart 2015 wel inzage in klagers medisch dossier en was klaarblijkelijk wel geautoriseerd voor GIDS. Klager stelt dat verweerder klager en een collega-arts heeft benadeeld door het afleggen van de valse verklaringen. Verweerder stelt dat hij in de vorige tuchtzaak niet in strijd met de waarheid heeft verklaard, laat staan ‘opzettelijk’, en dat klager dit verwijt niet heeft onderbouwd. Het college overweegt als volgt.

5.4           Het college oordeelt dat uit het feit dat verweerder op 12 maart 2015 inzage heeft gehad in klagers medisch dossier, niet kan worden afgeleid dat hij eerder in strijd met de waarheid heeft verklaard toen hij zei dat hij geen toegang (meer) had tot klagers medisch dossier. Verweerder heeft deze verklaring in de eerdere tuchtprocedure gegeven naar aanleiding van het concrete verwijt dat hij e-mails van klager in 2010 en 2011 onbeantwoord had gelaten. Het college heeft geen aanleiding om te twijfelen aan verweerders stelling dat hij in die tijd niet meer geautoriseerd was voor GIDS vanwege het volgen van een voltijds management opleiding en omdat hij toen niet meer de dienstdoende arts was. Kennelijk heeft verweerder in zijn latere functie(s) weer toegang gekregen tot GIDS en daarmee tot klagers medisch dossier. Dat verweerder daar niet uit eigen beweging over heeft verklaard, kan – gelet op het feit dat hij is bevraagd over de e-mails in 2010 en 2011 – niet worden beschouwd als het afleggen van een valse verklaring of het opzettelijk verzwijgen van op dat moment wezenlijke informatie. Hij hoefde er niet op bedacht te zijn dat het mogelijk van belang zou zijn dat hij in 2015 opnieuw toegang had gekregen tot GIDS. Nu klager geen andere feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verweerder destijds in strijd met de waarheid heeft verklaard, zullen deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdelen 3, 5 en 7

5.5           Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Het verwijt dat klager aan verweerder maakt, komt er in de kern op neer dat verweerder als arts betrokken is geweest bij de onjuiste aanpassing van klagers medisch dossier in de periode februari – maart 2015 en daarover geen verantwoording heeft afgelegd. Verweerder heeft betwist dat hij betrokken is geweest bij de aanpassing van klagers medisch dossier door de stafarts. Hij stelt dat de stafarts het verwijderingsverzoek zelf heeft afgehandeld. Het college overweegt als volgt.

5.6           Vast staat dat verweerder inzage in klagers dossier heeft genomen op 12 maart 2015. Eveneens staat vast dat de stafarts het verwijderingsverzoek omstreeks 30 maart 2015 heeft afgehandeld door aanpassing van het medisch dossier van klager. Niet gebleken is dat verweerder méér heeft gedaan dan het op verzoek van de stafarts inloggen in het dossier op 12 maart 2015 en het bekijken van de bewuste aantekeningen, met het doel te beoordelen of sprake was van een uitzonderingssituatie op grond waarvan niet aan het verwijderingsverzoek kon worden voldaan. Verweerder heeft daarover verklaard dat hij na inzage akkoord was met de verwijdering van de aantekeningen. Er bestaan geen aanwijzingen dat verweerder betrokken is geweest bij de aanpassing van zijn medisch dossier door de stafarts omstreeks

30 maart 2015. Het enkele feit dat verweerder op 12 maart 2015 inzage heeft gehad in het dossier is daarvoor onvoldoende. De stafarts heeft zelf ingelogd in GIDS op 30 maart 2015. De klachtonderdelen 3 en 7 en daarmee ook klachtonderdeel 5 (het afleggen van verantwoording voor zijn handelen als arts rondom het op onjuiste wijze aanpassen) zijn ongegrond.

Klachtonderdeel 6

5.7           Het college heeft geen aanwijzingen dat v erweerder met iemand anders dan de stafarts overleg heeft gehad over het verwijderingsverzoek, noch dat hij op de hoogte was van de

e-mail van 30 maart 2015 van de stafarts. Dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden, is dan ook niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.8           De conclusie is dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is.

Verzoek kostenveroordeling

5.9           Sinds 1 april 2019 is in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg opgenomen dat het college in geval van een geheel of gedeeltelijk gegronde klacht kan beslissen dat de aangeklaagde partij de kosten dient te vergoeden die de klagende partij in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarvan is in dit geval, zoals uit het vorenstaande blijkt, geen sprake, zodat om die reden het verzoek van klager op dit punt dient te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-       verklaart de klacht ongegrond.

-       wijst het verzoek tot veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure af.

Aldus beslist door N.B. Verkleij, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,

R.P.J. Ansem, C.M.F. van Roessel en P.E. Rodenburg, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van I.H.M. van Rijn, secretaris, en uitgesproken door N.B. Verkleij op

20 april 2021 in aanwezigheid van de secretaris.