ECLI:NL:TGZRAMS:2021:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2307-A2021/053

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:96
Datum uitspraak: 27-09-2021
Datum publicatie: 27-09-2021
Zaaknummer(s): A2021/2307-A2021/053
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager dient een klacht in tegen een neuroloog met het verwijt dat zij zich niet empathisch heeft opgesteld en tijdens twee consulten kortaf is geweest en dat zij een onduidelijk verwijsbrief met open datum heeft geschreven. Volgens klager kreeg hij weinig tijd van de neuroloog om zijn klachten voor te lezen en vragen te stellen. Door het haastige verloop van de consulten voelde hij zich niet begrepen en letterlijk genegeerd. Dat heeft geleid tot grote onzekerheid, onrust en stress, met name over zijn angst voor generaliseerde dystonie. Vanwege zijn grote zorgen over dystonie vindt hij dat de verwijzing met spoed had moeten worden aangevraagd en had moeten worden aangegeven naar welk specialisme hij werd doorverzen. Volgens de neuroloog bestonden de klachten van klager al jaren en was er geen dystonie gevonden en meende zij dat met de second opinion kon worden gewacht tot na de coronacrisis. Wat betreft het eerste klachtonderdeel erkent zij dat zij klager heeft onderbroken tijdens het voorlezen van zijn klachten, maar zij wilde gerichte vragen stellen om na het stellen van de diagnose en met kennis van zaken zijn vragen te beantwoorden. Naar het oordeel van het college is de klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 30 september 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. C. Velink, advocaat te Amsterdam.

1.        De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hen geboden mogelijkheid om in het kader van het vooronderzoek te worden gehoord.  

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.        De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1     Verweerster is sinds 2009 als neuroloog verbonden aan het D (D).

2.2     Op 10 november 2020 heeft verweerster klager op verwijzing van zijn huisarts op de poli neurologie van het D gezien in verband met voetklachten en pijn in de rechterbil.

2.3     Verweerster heeft een anamnese afgenomen en een lichamelijk onderzoek gedaan. De differentiaaldiagnose na dit onderzoek luidde: cave myelopathie, bijkomend dan wel losstaand hiervan, radiculopathie L5 rechts. Verweerster heeft voorgesteld een MRI te doen om een hernia en verdere problematiek van het ruggenmerg uit te sluiten. De differentiaaldiagnose multiple sclerose heeft zij niet met klager gedeeld om hem niet onnodig ongerust te maken.

Aan het einde van dit consult heeft klager verteld dat zijn moeder gegeneraliseerde dystonie had, inmiddels is overleden en er geen genetisch onderzoek bij haar is gedaan. Verweerster heeft hierop geantwoord dat zij geen dystonie heeft gevonden en daar nu niet aan denkt. De door klager opgestelde historie van zijn klachten en vragen heeft verweerster aan het dossier toegevoegd alsmede een notitie over het vermoeden van klager van dystonie.  

2.4     Op 23 december 2020 is een MRI gemaakt. Daarvoor, medio november 2020, heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met klager om te vragen hoe het met hem ging. Op dat moment waren de gevoelsstoornissen in zijn voet verbeterd en was zijn situatie stabiel.

2.5     Op 4 januari 2021 volgde het tweede consult. De klachten van het radiculaire syndroom in verband met de hernia L4-L5 waren verbeterd en verweerster adviseerde een conservatief beleid. Dit advies was ook volgens wens van klager. Om het bestaan van dystonie uit te sluiten en omdat verweerster vermoedde dat sprake was van onderliggend lijden, heeft zij de mogelijkheid van een second opinion in het E aan klager voorgelegd. Klager heeft hiermee ingestemd en verweerster heeft op 8 januari 2021 een verwijzing geschreven. Daarin heeft verweerster geschreven dat het gevraagde oordeel na de coronacrisis kan worden gegeven omdat de klachten al een aantal jaren bestaan.

2.6     Op 14 januari 2021 heeft klager aan de klachtenfunctionaris van het D verzocht om een spoedverwijzing. Verder heeft hij meegedeeld dat de consulten bij verweerster niet goed zijn verlopen.

2.7     Verweerster heeft op 14 januari 2021 aan het E verzocht om de afspraak voor de second opinion eerder te laten plaatsvinden. Omdat de second opinion op 11 februari 2021 kon worden gepland heeft klager de afspraak bij verweerster op 19 januari 2021 laten vervallen.

2.8     Het E heeft na het consult op 11 februari 2021 geconcludeerd dat er geen aanwijzingen voor dystonie zijn en er geen andere neurologische verklaring voor de spierspanningsklachten in de onderrug en het bovenbeen is gevonden. Omdat dit een erfelijke vorm van dystonie niet uitsluit, heeft klager om een verwijzing naar een klinisch geneticus gevraagd.

3.        De klacht en het standpunt van klager

Klager verwijt verweerster dat zij:

a.    zich niet empathisch heeft opgesteld en kortaf was tijdens de twee consulten;

b.    een onduidelijke verwijsbrief met open datum heeft geschreven.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

Klachtonderdeel a. Bejegening

5.1.    Klager heeft een gebrek aan empathie ervaren. Hij kreeg weinig tijd van verweerster om zijn klachten en zorgen voor te lezen en zijn vragen te stellen. Verweerster was kortaf, en gaf onvoldoende antwoord op sommige vragen. Door het haastige verloop van de consulten kreeg hij geen kans om verduidelijking te vragen. Klager voelde zich hierdoor niet begrepen en niet gehoord en letterlijk genegeerd. Dat heeft geleid tot grote onzekerheid, onrust en stress, met name over zijn angst voor gegeneraliseerde dystonie.

5.2     Verweerster heeft aangevoerd dat zij klager voorafgaand aan het neurologisch onderzoek uitgebreid heeft gesproken en hem de gelegenheid heeft gegeven om zijn vragen te stellen. Het klopt wel dat zij klager tijdens het voorlezen heeft onderbroken, omdat zij gerichte vragen wilde stellen om na het stellen van de diagnose en met kennis van zaken zijn vragen te beantwoorden. Pas aan het einde van het eerste consult kwam de dystonie ter sprake. Verweerster heeft daarop gezegd dat er bij onderzoek geen dystonie zichtbaar was. In het tweede consult stond de angst van klager voor dystonie centraal en is daar uitgebreid over gesproken. Verweerster heeft gezegd dat er geen aanwijzingen waren, maar omdat de klachten van klager neurologisch niet goed te begrijpen waren, heeft verweerster voorgesteld een second opinion in het E te vragen ter uitsluiting van dystonie, maar ook van (andere) onderliggende aandoeningen.

5.3     Het College ziet geen enkele aanleiding om de bejegening van verweerster onprofessioneel, laat staan klachtwaardig te achten. Verweerster heeft zorgvuldig en met aandacht de klachten van klager onderzocht, zoals ook blijkt uit het medische dossier. Dat verweerster te weinig empathisch zou zijn geweest is een subjectieve beleving van klager. Verweerster herkent zich hier niet in, zodat het College hierover geen oordeel kan geven. Dat klager zijn A-viertje niet kon voorlezen is bij hem kennelijk slecht gevallen, maar verweerster had daar een goede reden voor (ze wilde gerichte vragen stellen) en heeft het stuk wel aan het dossier toegevoegd. Ook is niet gebleken dat de vragen en zorgen van klager niet aan de orde zijn geweest. Tijdens de beide consulten heeft verweerster de tijd genomen over alle klachten en zorgen te spreken en zij heeft ook tussen beide consulten contact met klager opgenomen om te vragen hoe het met hem ging.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond. 

Klachtonderdeel b. De onduidelijke verwijsbrief

5.4     Klager vindt dat vanwege zijn grote zorgen over dystonie de verwijzing met spoed had moeten worden aangevraagd en had moeten worden aangeven naar welk specialisme hij werd doorverwezen.

5.5     Verweerster heeft hiertegen aangevoerd dat haar onvoldoende duidelijk was dat de zorgen van klager dermate groot waren dat nader onderzoek geen uitstel kon dulden. Omdat de klachten al jaren bestonden en er geen dystonie was gevonden, meende zij dat met de second opinion gewacht kon worden tot na de coronacrisis.

5.6     Het College is van oordeel dat verweerster inzichtelijk heeft gemaakt dat er geen medische gronden waren om klager met voorrang of spoed te verwijzen voor een second opinion. Als verweerster had gemerkt dat klager bezorgd was, had zij hem direct sneller  verwezen. Dat dit niet is gebeurd is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Dat uit de verwijsbrief kennelijk niet bleek dat klager was verwezen naar de polikliniek bewegingsstoornissen is evenmin verwijtbaar. De overige klachten over de verwijsbrief houden in dat de spoedeisendheid van klagers situatie daarin onvoldoende is onderkend. Dit ziet het college anders, zoals hierboven al is opgeschreven. Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

5.7     Verweerder kan met betrekking tot de klachten geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 27 september 2021 door: mr. E.A. Messer, voorzitter,

J.A. Carpay en J. Poelen, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.

WG                                                                                                              WG

secretaris                                                                                          voorzitter