ECLI:NL:TGZRAMS:2021:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2286-A2021/036
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2021:93 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-09-2021 |
Datum publicatie: | 10-09-2021 |
Zaaknummer(s): | A2021/2286-A2021/036 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt verweerster, tandarts, haar kaak te hebben gebroken bij het trekken van een kies. Dat de kaak gebroken is destijds, is echter niet komen vast te staan. Verder verwijt klaagster verweerster dat zij een declaratie heeft gestuurd voor een prothese, terwijl enkel haar eigen brugprothese is aangepast, alsmede dat ze onvoldoende geïnformeerd is over de behandeling en de risico's. Het college overweegt dat verweerster juist heeft gedeclareerd en dat het verweerster niet in gebreke is gebleven wat betreft de informatievoorziening. Klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 4 maart 2021 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
tegen
C ,
tandarts,
werkzaam te B,
verweerster.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 21 juni 2021 gehouden vooronderzoek.
Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.
2. Waar gaat de zaak over?
2.1. Klaagster is sinds september 2016 patiënte in de praktijk van verweerster. Eind 2018 wordt klaagster doorverwezen naar verweerster om een volledige prothese in de bovenkaak en onderkaak, eventueel met implantaten, te bespreken. Naast verweerster is klaagster door een tandprotheticus gezien. Klaagster had problemen met ontstekingen in haar gebit, die eerst behandeld moesten worden voordat de prothese en implantaten geplaatst zouden kunnen worden.
2.2. Op 12 november 2018 heeft verweerster een kies bij klaagster getrokken. Die dag hebben verweerster en klaagster ook het IVF-traject dat klaagster op dat moment onderging besproken, omdat klachten na een extractie van een kies en de daaruit voortvloeiende pijnbestrijding effect zouden kunnen hebben op de punctie en terugplaatsing van de eicellen.
2.3. Op 11 januari 2019 wordt nogmaals gesproken over het uitbreiden van partiële plaatjes in de bovenkaak en de onderkaak en ook over de begroting. In de periode daarna worden nog meerdere kiezen bij klaagster getrokken.
2.4. Op 3 mei 2019 worden twee kiezen van klaagster getrokken, hetgeen moeizaam verliep.
2.5. Op 27 juni 2019 worden meerdere kiezen bij klaagster getrokken en wordt de kaak van klaagster gecorrigeerd met een knabbeltang.
2.6. Uiteindelijk wordt klaagster op 4 november 2019 doorverwezen naar de kaakchirurg.
2.7. Op 10 maart 2020 heeft klaagster per e-mail een klacht bij de praktijk van verweerster ingediend. Verweerster heeft klaagster diezelfde dag gebeld en uitgenodigd voor een gesprek op de praktijk dat op 27 maart 2020 heeft plaatsgevonden. Tijdens het gesprek is gesproken over een financiële compensatie voor een tot dan toe niet goed functionerende prothese.
2.8. Vanaf 15 april 2020 is een collega van verweerster gestart met het vervaardigen van eerst een nieuwe bovenprothese en vervolgens de onderprothese.
2.9. Op 7 juli 2020 heeft klaagster een afspraak voor een nacontrole gehad, waarbij zij aangaf het moeilijk te vinden de onderprothese de hele dag in te houden.
2.10. In maart 2021 is klaagster geopereerd ter correctie van haar onderkaak.
3. De klacht
Volgens klaagster heeft verweerster onzorgvuldig dan wel onjuist gehandeld omdat zij:
1. een chirurgische fout heeft gemaakt;
2. verkeerd heeft gedeclareerd;
3. onvoldoende informatie heeft verstrekt over de behandeling, de risico’s en de (mogelijkheden van) pijnbestrijding.
4. Het verweer
Verweerster heeft de klacht bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. Wat is het oordeel van het college?
5.1. Het college is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor die beslissing acht het college het volgende van belang.
Klachtonderdeel 1: chirurgische fout
5.2. Volgens klaagster heeft verweerster op 3 mei 2019 één van haar kiezen getrokken, waarna haar kaak is gebroken. Klaagster voelde dat de wond en de pijn anders waren dan de keren daarvoor dat een kies werd getrokken. Verweerster heeft misschien niet haar hele kaak gebroken, maar het voelde heel anders dan normaal. Zij heeft een tijd lang ontzettend veel pijn gehad, aldus klaagster.
5.4. Verweerster daarentegen betwist dat de kaak van klaagster is gebroken. De door haar getrokken kies was een kies die gewoon in een tandartspraktijk getrokken kon worden. De klachten die klaagster ervoer – veel meer pijn dan anders en zwelling – passen binnen de gebruikelijke klachten na een behandeling.
5.5. Het college is van oordeel dat verweerster geen chirurgische fout heeft gemaakt bij het trekken van één van de kiezen van klaagster op 3 mei 2019. Hoewel het trekken van de kies van klaagster wat moeizaam is verlopen, kan het college niet vaststellen dat het trekken ervan heeft geleid tot een breuk in de kaak van klaagster. Dat klaagster meer pijn en meer zwelling na afloop heeft ervaren, is goed op een andere manier te verklaren. Hoe en in welke mate pijn na het trekken van een kies wordt ervaren, is immers niet altijd hetzelfde, maar afhankelijk van meerdere factoren, zoals de grootte van de wortel van de kies en hoe die in de kaak is verankerd, hoe de behandeling is verlopen, maar bijvoorbeeld ook hoe klaagster zichzelf voelde die dag en de dagen erna.
5.6. Voor zover klaagster bedoelt erover te klagen dat er mogelijk een stukje bot is meegekomen met het trekken van haar kies, is het college van oordeel dat het niet ongebruikelijk is dat bij het trekken van een kies een stukje bot van de kaak meekomt. Verweerster kan daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Klachtonderdeel 2: verkeerd gedeclareerd
5.7. In het tweede klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij verkeerd heeft gedeclareerd. Volgens klaagster heeft zij moeten betalen voor een prothese terwijl eigenlijk alleen haar eigen, oude brugprothese is gebruikt.
5.8. Verweerster beaamt dat zij de oude brugprothese van klaagster heeft gebruikt. Zij heeft van die prothese gebruik gemaakt omdat de kaak van klaagster na het trekken van tanden en kiezen eerst moest genezen. Beide bestaande protheses zijn daaraan aangepast. Bij klaagster zijn alleen kosten in rekening gebracht die voor de aanpassing van de oude protheses nodig waren.
5.9. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Naar het oordeel van het college heeft verweerster juist gedeclareerd voor de door haar verrichte aanpassingen aan de oude protheses van klaagster en daarbij niet allerlei (onnodige) ‘toeters en bellen’ in rekening gebracht. Voor de in het voorjaar van 2020 vervaardigde nieuwe protheses zijn geen kosten berekend. Verweerster heeft dan ook geen kosten bij klaagster in rekening gebracht die zij niet in rekening had mogen brengen.
Klachtonderdeel 3: onvoldoende informatie over behandeling, risico’s en pijnbestrijding
5.10. Het derde klachtonderdeel behelst tot slot het verwijt dat verweerster onvoldoende informatie heeft verstrekt over het behandelplan en dat zij niet na alle behandelingen pijnmedicatie heeft gekregen. Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft klaagster toegelicht dat de kern van dit klachtonderdeel is dat verweerster niet eerder wist dat zij een kaakoperatie nodig had.
5.11. Verweerster erkent dat het behandelplan niet direct duidelijk is geweest. Klaagster bleek ontstekingen in haar gebit te hebben, die eerst moesten worden behandeld voordat de prothese geplaatst kon worden en bovendien onderging klaagster een IVF-traject waarmee ook rekening moest worden gehouden. Daarnaast moest worden onderzocht of een kaakoperatie inderdaad noodzakelijk was of dat klaagster (slechts) uit gewoonte gewend was haar onderkaak naar voren te bewegen. Er zijn elementen getrokken en het in verband daarmee uitbreiden van partiële plaatjes is met klaagster besproken. Na elke behandeling heeft zij een nazorgbrief meegegeven al dan niet in combinatie met een coldpack en bij napijn is klaagster gezien voor het uitspoelen van de extractiewond en is er medicatie voorgeschreven, aldus verweerster.
5.12. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Gelet op de veranderingen die plaatshadden in het gebit van klaagster, de herstelperiodes na het trekken van kiezen en het ivf-traject dat klaagster destijds onderging, kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het niet eerder doorverwijzen naar de kaakchirurg, voor zover klaagster daarover bedoelt te klagen.
5.13. Daarnaast heeft het college uit de door verweerster overgelegde stukken kunnen opmaken dat verweerster in ieder geval na de eerste behandeling een nazorgbrief heeft meegegeven, waarin wordt beschreven wat te doen bij pijn, op de gebruikelijke manier pijnstilling heeft aangereikt en een recept heeft uitgeschreven.
5.14. Het voorgaande leidt tot de beslissing dat verweerster met betrekking tot de klachtonderdelen geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. De klachtonderdelen zijn daarom kennelijk ongegrond.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Aldus beslist op 10 september 2021 door:
E.A. Messer, voorzitter,
H.C. van Renswoude en H.W. Luk, leden-tandarts,
bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.
WG WG
secretaris
Voorzitter