ECLI:NL:TGZRAMS:2021:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2230-A2021/015b

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:85
Datum uitspraak: 30-08-2021
Datum publicatie: 30-08-2021
Zaaknummer(s): A2021/2230-A2021/015b
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster, verblijvende in een penitentiaire instelling, verwijt verweerster, psychiater, dat zij ten onrechte (als niet behandelend psychiater) een verklaring heeft afgegeven ten behoeve van een dwangbehandeling. Volgens klaagster is verweerster partijdig omdat zij bevriend is met haar behandelend psychiater en bevat de verklaring onjuistheden. Bovendien is dwangmedicatie volgens klaagster niet nodig. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 19 februari 2021 binnengekomen klacht van:

A ,

verblijvende in de PI te B,

klaagster,

tegen

C ,

psychiater,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ingekomen op 4 maart 2021;

- aanvullende stukken van klaagster, ingekomen op 12 april 2021;

- het verweerschrift;

- het aanvullende stuk van klaagster, ingekomen op 7 mei 2021;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- het proces-verbaal van het op 25 mei 2021 gehouden telefonische vooronderzoek met klaagster;

- de reactie van verweerster op het telefonische vooronderzoek, ingekomen op 29 juni 2021.

Het college heeft de klacht op basis van de stukken beoordeeld.

2. Waar gaat het om?

2.1. Klaagster is een 32-jarige vrouw met een psychiatrische voorgeschiedenis. Zij verblijft sinds 2017 in een penitentiaire instelling (PI). In juli 2020 is klaagster overgeplaatst naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum D (D) in afwachting van plaatsing in een TBS-kliniek. In het D heeft de directeur op 19 januari 2021 een besluit genomen tot dwangbehandeling van klaagster (geneeskundige a-behandeling volgens artikel 46d onder a van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw), verder: de dwangbehandeling). Voor zo’n beslissing moet volgens artikel 46e lid 2 Pbw een verklaring van de behandelend psychiater en een verklaring van een onafhankelijke psychiater worden overgelegd.

2.2. Verweerster is als psychiater verbonden aan het E (E) en voert in die rol beoordelingen uit voor patiënten die verblijven in het PPC D. Zij heeft als onafhankelijk psychiater klaagster beoordeeld op 12 januari 2021 in het kader van voornoemde dwangbehandeling. Op 13 januari 2021 heeft zij een verklaring (hierna: de verklaring) uitgebracht.

2.3. Klaagster is niet tevreden over deze verklaring en het handelen van verweerster in dat verband en zij klaagt daarover in deze tuchtprocedure.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt verweerster – zakelijk weergegeven – het volgende:

1. Partijdigheid, onder meer omdat zij volgens klaagster een vriendschappelijke relatie heeft met de behandelend psychiater die de andere beoordeling voor de dwangverpleging heeft verricht;

2. Valsheid in geschrifte, omdat volgens klaagster in de verklaring onwaarheden staan;

3. Het nauwelijks uitvoeren van een beoordelingsgesprek in het kader van de beoordeling.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. Wat is het oordeel van het college?

5.1. Het college is van oordeel dat alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn. Dit wordt hieronder uitgelegd.

Klachtonderdeel 1: partijdigheid

5.2. Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij vermoedt dat verweerster een vriendschappelijke relatie zou hebben met haar behandelend psychiater, die heeft besloten dat klaagster een dwangbehandeling nodig heeft. Daarom is verweerster volgens haar partijdig. Verweerster heeft ter verdediging aangevoerd dat zij met de (eerste) beoordelend psychiater alleen een zakelijke relatie heeft en dat zij zelf verder nooit betrokken is geweest bij de behandeling of begeleiding van klaagster en haar ook nooit eerder heeft gezien.

5.3. Het college overweegt als volgt. Artikel 46e lid 2 bepaalt dat de onafhankelijke psychiater niet bij de behandeling van de gedetineerde betrokken mag zijn. Deze laatste eis geldt dus voor verweerster. Klaagster heeft niet tegengesproken dat zij nooit door verweerster is behandeld. Aan deze eis is dus voldaan. Verder is niet voldoende aannemelijk geworden dat verweerster bevriend is met de behandelende psychiater. Dat zij elkaar kennen van opleidingsmomenten en in hetzelfde gebouw werken, is daarvoor niet genoeg, en ook niet dat zij met elkaar over klaagster hebben gesproken. Het is gebruikelijk dat een onafhankelijke psychiater die een beoordeling doet, in het kader van informatievergaring contact heeft met de behandelaar en kennis neemt van het dossier. Dat maakt niet dat geen sprake meer is van onafhankelijkheid, of dat de beoordelende psychiater daarmee partijdig zou zijn. Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2: valsheid in geschrifte

5.4. Klaagster vindt dat in de rapportage van verweerster onwaarheden staan. Verweerster heeft volgens klaagster die onwaarheden overgenomen uit de verklaring van de behandelend psychiater, terwijl deze onjuist waren. Zij noemt als voorbeeld de opmerkingen over haar uiterlijk. Daarnaast brengt klaagster naar voren dat zij in november en december 2020 ook psychiatrisch is beoordeeld door twee andere onafhankelijke psychiaters en dat die toen geen behandeling nodig achtten.

5.5. Verweerster wijst naar haar verklaring, waarin haar onderzoeksopzet staat vermeld. Het is gebruikelijk in een dergelijke verklaring de informatie die is verkregen van de behandelend psychiater en andere van belang zijnde informatie te vermelden. Vervolgens dient de onderzoeker op basis van eigen waarnemingen in combinatie met de beschikbare informatie haar conclusie te trekken en een advies te formuleren. Dat is in dit geval gebeurd. De conclusie van andere psychiaters dat klaagster geen medicatie nodig zou hebben, gold in een andere periode en klaagster is volgens de informatie uit de stukken daarna ontregeld. Concluderend valt niet in te zien dat verweerster valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 3: nauwelijks uitvoeren beoordelingsgesprek

5.6. Klaagster stelt dat zij en verweerster elkaar slechts ongeveer vijf minuten hebben gesproken, terwijl verweerster in haar verklaring vermeldt dat het gesprek 40 minuten heeft geduurd. Volgens klaagster zouden er ook videobeelden zijn, waarop te zien is dat verweerster met haar meegaat om haar kamer te zien en heel snel daarna weer weggaat. Verweerster heeft aangevoerd dat zij klaagster (ook) op de afdeling van het PPC heeft gesproken en dat het gesprek ongeveer 40 minuten heeft geduurd.

5.7. Het college overweegt dat het in de verklaring geen aanduiding kan vinden van de tijd die het onderzoek heeft geduurd. Het college kan achteraf ook niet vaststellen hoe lang het gesprek heeft geduurd. Verweerster heeft klaagster volgens de verklaring ook gesproken vóór het kamerbezoek, dus eventuele beelden daarvan zeggen niets over de totale duur van het gesprek. In de verklaring staat immers ‘Na het gesprek nodigt patiënte mij uit om haar kamer te komen bewonderen (…)”. In het verslag maakt verweerster verder voldoende duidelijk dat zij een grondig onderzoek heeft gedaan en gemotiveerd tot haar oordeel is gekomen. Op grond daarvan vindt het college niet aannemelijk dat alles wat is besproken in vijf minuten aan de orde is geweest en lijkt een periode van 40 minuten meer voor de hand liggend. Overigens is er geen criterium voor de duur van een dergelijk gesprek. Het is aan de psychiater een patiënt een zodanige periode te spreken dat een voldoende duidelijk beeld kan ontstaan. Dit kan soms ook in (veel) minder dan 40 minuten. In ieder geval is het college niet gebleken dat verweerster onvoldoende tijd en aandacht aan het gesprek met klaagster heeft besteed. Het klachtonderdeel faalt daarom.

5.8. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 30 augustus 2021 door:

N.B. Verkleij, voorzitter,

A.C.M. Kleinsman en E.D.M. Masthoff, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door C. Neve, secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter