ECLI:NL:TGZRAMS:2021:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2250-A2021/035B
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2021:82 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-08-2021 |
Datum publicatie: | 30-08-2002 |
Zaaknummer(s): | A2021/2250-A2021/035B |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | De aangeklaagde GZ-psycholoog heeft, tezamen met een psychiater, een Pro Justitia-rapportage over klager uitgebracht. Klager verwijt de GZ-psycholoog met name dat hij 1) vooringenomen en niet onafhankelijk is geweest, 2) niet de gedragscode in acht heeft genomen, 3) een verkeerd beeld van klager heeft neergezet, waardoor hij TBS heeft gekregen, 4) onwaarheden heeft verkondigd en 5) nagelaten heeft medisch onderzoek te doen. De GZ-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 18 januari 2021 bij het tuchtcollege Zwolle en op 3 maart 2021 te Amsterdam binnengekomen klacht van:
A,
verblijvende te B,
k l a g e r ,
tegen
C,
Gz-psycholoog,
werkzaam te D,
v e r w e e r d e r ,
gemachtigde: mr. T.A.M. van Oosterhout
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- de brief met bijlagen van klager van 14 maart 2021, ontvangen op 17 maart 2021;
- de brief met bijlagen van klager van 17 maart 2021, ontvangen op 22 maart 2021;
- de brief van klager zonder bijlagen van 17 maart 2021, ontvangen op 23 maart 2021;
- de brief van klager van 22 maart 2021, ontvangen op 23 maart 2021;
- het verweerschrift;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- de repliek van klager;
- de dupliek van verweerder;
- brief van de gemachtigde van verweerder van 22 juni 2021 met bijlage.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is in raadkamer behandeld.
2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.
In opdracht van de rechter-commissaris in strafzaken hebben verweerder en een psychiater (verweerder in de zaak 2021/2242 – 2021/035A), beiden verbonden aan E, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klager. Zij hebben een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klager, een Pro Justitia-rapportage over klager uitgebracht en daarin antwoord gegeven op een aantal specifiek gestelde vragen. Verweerder en de psychiater hebben de rapportage uitgebracht op 29 november 2016.
Klager werd onderzocht door een multidisciplinair team dat bestond uit verweerder, de psychiater, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider. Zij werden ondersteund door een procesbegeleidend gedragskundige en een jurist.
Klager heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd.
In het rapport hebben verweerder en de psychiater geadviseerd klager in een gedwongen kader te laten behandelen. De strafrechter heeft klager de maatregel van TBS met verpleging opgelegd.
3. De klacht en het standpunt van klager
Klager verwijt verweerder het volgende, waarbij het college sommige klachtonderdelen bij elkaar heeft genomen:
1. intimidatie en belediging door zijn moeder erbij te betrekken;
2. een vooringenomen, niet onafhankelijke en neutrale behandeling en beoordeling en afwezigheid van de bereidheid om andere argumenten op waarheid te onderzoeken, zoals de bevindingen van een voormalige ambulante behandelaar, psychiater B.;
3. het niet in acht nemen van de gedragscode voor gerechtelijke deskundigen;
4. ridiculiseren van klagers sportperiode als Nederlands kampioen en belediging van klager;
5. het neerzetten van een verkeerd beeld van klager, waardoor hij TBS heeft gekregen;
6. het verkondigen van onwaarheden, onder andere over de omgang met klagers dochtertje;
7. het nalaten medisch onderzoek te doen om de stresshormoonwaarde te peilen in verband met afkickverschijnselen;
8. dat klager al vijf jaar een lijdensweg ondergaat, gebaseerd op misvattingen van de zijde van verweerder.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig zal het college hierna ingaan op hetgeen verweerder daartoe inhoudelijk heeft aangevoerd.
5. De beoordeling
maatstaf
5.1 Volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gelden de volgende criteria bij de beoordeling van de vraag of een deskundigenrapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek door de deskundige uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.
beoordeling van de klacht
5.2
Bij de beoordeling van de klacht acht het college van belang dat klager slechts in
zeer beperkte mate heeft meegewerkt aan het onderzoek, waardoor het onderzoek is bemoeilijkt.
Zoals in de inleiding van de rapportage is vermeld, bracht de weigering van klager
om mee te werken met zich mee dat “voor de individuele onderzoekers een inspanningsverplichting om het onderzoek gestalte
te geven” bestond. Dit betekent niet meer dan dat onderzoekers hun best doen om, ondanks
het niet meewerken van de onderzochte persoon, toch een zo goed mogelijk beeld te
krijgen van hem of haar. Op meerdere plaatsen in de rapportage wordt aangegeven dat
de informatie onvolledig is en welke consequenties dat heeft. Uit de rapportage blijkt
dat de onderzoekers, ondanks de weigering door klager om mee te werken, telkens weer
getracht hebben klager alsnog inhoudelijk bij het onderzoek te betrekken. Bovendien
is klager in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van de verschillende rapport-onderdelen,
de conclusies van de onderzoekers en de beantwoording van de vraagstelling. Klager
heeft de gelegenheid gehad daarop te reageren en zijn reactie is in het rapport verwerkt.
5.3
Het college is van oordeel dat de rapportage, mede gelet op de beperkingen waar verweerder
en de overige onderzoekers mee te maken kregen door het gebrek aan medewerking van
klager, op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In heldere bewoordingen en op consistente
wijze hebben de deskundigen hun bevindingen weergegeven en vermeld waar zij die op
baseren. Ook is helder en duidelijk aangegeven wat zij niet hebben kunnen beoordelen
en wat daarvoor de redenen zijn. Het is duidelijk dat klager het met sommige in het
rapport opgenomen feiten en omstandigheden niet eens is. Ook heeft het college er
oog voor dat TBS met verpleging een ingrijpende maatregel is, die klager zwaar valt.
Van intimidatie, belediging, vooringenomenheid of een niet onafhankelijke en neutrale
opstelling, ridiculiseren van klager, het neerzetten van een verkeerd beeld of onwaarheden
verkondigen door verweerder blijkt het college echter niet uit de rapportage of het
dossier.
5.4
Wat het betrekken van de moeder van klager bij het onderzoek betreft (klachtonderdeel
1): de milieuonderzoeker heeft bij derden informatie ingewonnen over de levensloop
van klager en daarbij wordt gevraagd naar de kindertijd, die van belang is voor de
persoonlijke ontwikkeling van een onderzochte persoon. Daarbij komen ook de ouders
van de betrokkene ter sprake en de antwoorden van de informanten worden in het rapport
opgenomen. Dit is gebruikelijk en volgens de normen voor het opstellen van rapporten
als dit. Verweerder valt daarvan geen verwijt te maken. Daarbij speelt mee dat klager
geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om zelf informatie aan de onderzoekers
te geven, hun vragen te beantwoorden en concrete onjuiste feitelijke informatie in
het rapport aan te vullen of te corrigeren. Uit het rapport blijkt verder dat klager
ook geen machtigingen wilde tekenen om informatie bij derden in te winnen (blz. 45
van het rapport), zodat het niet mogelijk was bij zijn voormalige behandelaar B. informatie
op te vragen. Bovendien was klager niet te spreken over deze psychiater (blz. 22 van
het rapport, “B. ga ik aanklagen”), zodat het de onderzoekers duidelijk was dat klager niet wenste dat zij daar informatie
zouden inwinnen. Voor de suggestie van klager in de aanvullingen op zijn klaagschrift
dat hij via algoritmes zou zijn beoordeeld of dat hij is benadeeld vanwege zijn huidskleur
en geslacht ziet het college geen aanwijzingen in het rapport. De informatie van de
onderzoekers is gebaseerd op de waargenomen individuele gedragingen en uitlatingen
van klager. Klager heeft de klachtonderdelen 2 (vooringenomenheid), 4 (ridiculiseren
en beledigen), 5 (verkeerd beeld neergezet) en 6 (onwaarheden) en de daaruit getrokken
conclusie in klachtonderdeel 8 (aan verweerder te wijten lijdensweg) tegenover de
uitgebreide verslaglegging in de rapportage verder niet voldoende toegelicht of onderbouwd.
Deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.
5.5
Op welke wijze verweerder de gedragscode voor gerechtelijk deskundigen verder niet
in acht zou hebben genomen, heeft klager niet aangegeven en kan het college niet vaststellen.
Klachtonderdeel 3 is daarmee ook kennelijk ongegrond.
5.6
Uit de rapportage blijkt dat aandacht is besteed aan de medische toestand van klager.
Klager heeft inzage in het medisch dossier geweigerd. Nergens blijkt uit dat nader
medisch onderzoek of laboratoriumonderzoek van het bloed van klager ten tijde van
het onderzoek geïndiceerd was. Klachtonderdeel 7 is ook kennelijk ongegrond.
5.7 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Aldus beslist op 30 augustus 2021 door:
N.B. Verkleij, voorzitter,
C.H.A.M. van de Vijfeijken en T.A.W. van der Schoot , leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.
WG WG
secretaris voorzitter