ECLI:NL:TGZRAMS:2021:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2265-A2021/020

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:72
Datum uitspraak: 29-06-2021
Datum publicatie: 29-06-2021
Zaaknummer(s): A2021/2265-A2021/020
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de GZ-psycholoog - kort samengevat - dat zij in een brief oordelen over klager heeft vermeld die onjuist en onterecht zijn en klager had daar bovendien geen toestemming voor verleend. De privacy van klager is door de handelwijze van de GZ-psycholoog geschonden. De GZ-psycholoog realiseert zich achteraf dat zij die bewuste brief niet had mogen versturen en de inhoud daarvan niet aan de ex-partner van klager had mogen verstrekken. De GZ-psycholoog heeft daar veel spijt van. De GZ-psycholoog verzoekt het college bij het opleggen van een maatregel er rekening mee te houden dat zij uitsluitend goede bedoelingen heeft gehad en dat zij nimmer eerder een (tucht)klacht heeft gehad.   Deels gegrond, berisping      

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 9 februari 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r

tegen

C ,

GZ-psycholoog,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. M.J.J. de Ridder

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                  het klaagschrift met de bijlagen;

-                  het verweerschrift met de bijlagen;

-                  de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek. 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerster werd bijgestaan door mr. M.J.J. de Ridder.

2.         De feiten

2.1.      Verweerster is als GZ-psycholoog werkzaam bij E.

2.2.      In 2015 is de relatie van klager met de moeder van zijn tweeling ten einde gekomen.

2.3.      De ex-partner van klager is bij verweerster onder behandeling. Op haar verzoek heeft verweerster op 7 december 2020 een brief per e-mail gestuurd aan F en een kopie hiervan verstrekt aan de ex-partner van klager, haar cliënte. In het bericht is onder meer te lezen:

“(…) Tijdens de relatie zijn er diverse geweldsincidenten geweest. Hij is haar aangevlogen terwijl zij één van de tweeling vasthield. Verder speelt hij psychologische machtsspelletjes en die duren tot en met de dag van vandaag. Cliente, maar ook de tweeling en de andere kinderen, hebben hier zeer onder te lijden. De tweeling komt bijv. vermoeid en verdrietig thuis bij cliente na een weekend bij vader te zijn geweest en spreken ook bepaalde zaken uit waaruit hun angst voor zijn opmerkingen doorschemert. (…) Voor mij maakt dat een psychologische behandeling extra moeilijk omdat we hebben te dealen met een “dreigende” agressor die continue nog in beeld is. (…)”

2.4.      De ex-partner van klager heeft de e-mail vervolgens in een procedure over de omgangsregeling overgelegd, waarna klager zich tot verweerster heeft gewend om zijn beklag te doen over de e-mail.

2.5.      Bij brief van 18 januari 2021 heeft verweerster haar excuses aangeboden aan klager en aangegeven dat zij zich in haar e-mail aan F niet over hem had mogen uitlaten.

2.6.      Verweerster heeft dezelfde dag ook een rectificatie gestuurd aan F waarin zij heeft aangegeven dat de brief nooit op deze manier geschreven had mogen worden. Ze heeft F verzocht de brief uit het dossier te verwijderen en de rectificatie aan het dossier toe te voegen.

2.7.      Bij brief van 26 januari 2021 heeft F de ontvangst van de rectificatie bevestigd en aangegeven de rectificatie aan het dossier toe te voegen.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven het volgende in:

1)    Verweerster heeft een e-mail aan F gestuurd, waarin zij oordelen over klager heeft opgenomen zonder hem gezien of gesproken te hebben. Verweerster heeft het bericht alleen gebaseerd op hetgeen haar cliënte haar over klager heeft verteld.

2)    Verweerster heeft de e-mail zonder toestemming van klager aan F gestuurd en gedeeld met zijn ex-partner.

3)    Door haar oordeel te delen met derden heeft verweersters de privacy van klager geschonden.

4)    Door het handelen van verweerster is de relatie van klager met zijn ex-partner nog meer verslechterd en heeft verweersters klager en zijn kinderen schade berokkend.

5)    Verweerster heeft klager ernstig beledigd door in de e-mail ongefundeerde beledigende uitspraken over hem te doen.  

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster erkent dat zij de brief/e-mail niet op deze manier had mogen opstellen, aan F had mogen sturen en aan haar cliënte had mogen verstrekken. Zij heeft daar spijt van. Verweerster verzoekt het college bij het opleggen van een maatregel ermee rekening te houden dat zij de e-mail heeft opgesteld vanuit zorgen om de kinderen, nooit eerder een tuchtklacht heeft gehad en heeft getracht het versturen van de e-mail zoveel mogelijk ongedaan te maken. Verweerster heeft ook excuses aangeboden aan klager.

5.         De beoordeling

Toetsingskader

5 .1.          Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen ten opzichte van klager binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, uitgaande van de relevante en vaststaande feiten en rekening houdend met de geldende wettelijke bepalingen, de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 (het afgeven van een verklaring)

5.2.      Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 zien op de op 7 december 2020 door verweerster op verzoek van de ex-partner van klager aan F verzonden e-mail. De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

5.3.       De e-mail van verweerster aan F is een (schriftelijke) verklaring van een behandelend psycholoog. Op de website van het NIP onder het kopje “Verklaringen door behandelend psychologen t.b.v. eigen cliënten” bij “Veelgestelde vragen” is te lezen dat het NIP het afgeven van een verklaring aan de cliënt uitdrukkelijk afraadt wanneer daar een direct juridisch of materieel belang mee is gediend. Verder geldt ook voor GZ-psychologen de tuchtrechtelijke norm die is ontwikkeld door en voor artsen. De KNMG-Richtlijn inzake het omgaan met medische gegevens (zoals die gold in 2020) vermeldt hierover: “De behandelrelatie tussen arts en patiënt dient vrij te blijven van belangenconflicten, die mogelijk kunnen spelen bij het al dan niet afgeven van een geneeskundige verklaring. Het geven van een waardeoordeel dat een ander doel dient dan behandeling of begeleiding moet objectief en deskundig gebeuren, door een onafhankelijke arts die deskundig is op het gebied van de vraagstelling. Een behandelend arts wordt niet geacht objectief te zijn ten opzichte van zijn eigen patiënt. (…). Het geven van een waardeoordeel dat een ander doel dient dan behandeling of begeleiding, moet gebeuren door een onafhankelijke arts die deskundig is op het gebied van de vraagstelling. De grens tussen een waardeoordeel dat de behandeling of begeleiding van de patiënt dient en een waardeoordeel dat dat niet doet, is echter niet altijd scherp te

trekken. Een diagnose wordt niet gezien als een waardeoordeel. En dat geldt ook voor een met medische feiten onderbouwde prognose met een behandeldoel.”

5.4.      Het NIP verbiedt het afgeven van een verklaring dus niet, maar raadt het wel uitdrukkelijk af. Verweerster had zich, als zij desondanks een verklaring wilde afgeven voor haar cliënte, terughoudend moeten opstellen en zich moeten beperken tot objectieve informatie. Ze had kunnen weten, nu zij de ex-vrouw van klager behandelde, dat klager en zijn ex-vrouw al jarenlang in een vechtscheiding zitten en dat haar brief/e-mail mogelijk ook zou worden ingezet in de strijd om de kinderen. Dat zij zich zorgen maakte over de kinderen, die zij niet gezien of gesproken heeft, rechtvaardigt in het geheel niet het schrijven van de brief/e-mail. Niet gebleken is dat verweerster heeft gepoogd om de versie van klager te vernemen. Zij heeft bovendien zonder eigen (psychologisch) onderzoek en observatie een (professionele) verklaring over klager zijn persoon afgegeven. Verweerster had in de e-mail sowieso al heel duidelijk kunnen en moeten weergeven dat zij het (eenzijdige) verhaal van haar cliënte weergaf. Dat heeft zij niet gedaan. Beschrijvingen als “dreigende agressor” over klager is absoluut niet gepast; zij heeft hem immers nooit gezien of gesproken. Verweerster heeft evenwel, zonder toestemming van klager en zonder hem te zien of te spreken, een waardeoordeel over hem aan F verzonden en de betreffende e-mail ook aan haar cliënte verstrekt. Dit is niet toegestaan. Klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 zijn daarmee gegrond.

Klachtonderdeel 4 (de gevolgen van het handelen van verweerster)

5.5.      Klachtonderdeel 4 ziet op de gevolgen van het handelen van verweerster. Dit staat niet ter toetsing van het college.

Slotsom

5.6.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) jegens klager had behoren te betrachten.

5.7.      Het afgeven van een verklaring op de manier waarop verweerster dat heeft gedaan is niet toegestaan. Verweerster heeft erkend dat zij zich vooraf niet heeft beraden op de vraag of zij een verklaring mocht afgeven en zo ja hoe. Verweerster heeft hiervoor haar excuses aangeboden en een rectificatie gezonden aan F. Verweerster heeft overtuigend te kennen gegeven niet nogmaals een verklaring af te geven. Het college heeft uit de behandeling ter zitting echter niet de indruk gekregen dat verweerster voldoende doordrongen is van het professionele kader waarin zij werkt en nauwelijks reflectie toont op haar handelen. Door haar te laten inzetten door een cliënte die in een vechtscheiding zit om de kinderen – en de e-mail te schrijven – heeft verweerster ook geen professionele distantie betracht. Het college heeft ook geen enkele terugkoppeling gezien van dit incident in de organisatie waar verweerster werkt. Evenmin heeft verweerster aangedragen dit incident in een intervisiegroep besproken te hebben. Dit alles baart het college zorgen, temeer omdat verweerster voornamelijk solistisch opereert, een grote werkvoorraad heeft en kennelijk weinig collegiaal overleg heeft. Het college adviseert verweerster dringend haar werk zodanig te organiseren dat reflectie en collegiaal overleg in de dagelijkse praktijk gewaarborgd zijn. Alles tegen elkaar afwegend acht het college een berisping passend.

5.8.      Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze ter publicatie worden aangeboden.

6. De beslissing

Het college:

-                  verklaart klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond;

-                  legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-                  verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-                  bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekend gemaakt en zal worden aan­geboden aan het maandblad van het NIP (De Psycholoog) en het Tijdschrift voor Psychotherapie met het verzoek tot plaatsing.

Aldus beslist door:

R.A. Dozy, voorzitter,

W.C.B. Hoenink, T.A.W. van der Sloot en M.W.J. de Haas, leden-beroepsgenoten,

S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                            voorzitter