ECLI:NL:TGZRAMS:2021:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/273-A2021/2181

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:71
Datum uitspraak: 22-06-2021
Datum publicatie: 22-06-2021
Zaaknummer(s): 2020/273-A2021/2181
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: laagster verwijt verweerder, tandarts, onder meer dat hij ontoelaatbaar met haar heeft geflirt door haar een stageplek en gratis behandeling aan te bieden. Achteraf bleek er volgens klaagster geen stageplek en zijn er toch kosten in rekening gebracht. Aantijgingen van klaagster kunnen niet worden vastgesteld. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 9 december 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. M.J.T.M. Verstegen, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand.

1. De procedure

1.1 Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 19 maart 2021 gehouden vooronderzoek.

1.2 De klacht is in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster en verweerder hebben elkaar op 10 november 2020 gesproken in de supermarkt waar klaagster werkzaam is.

Verweerder heeft klaagster toen aangeraden contact met de praktijk op te nemen voor een eventuele stage als tandartsassistente.

Verweerder heeft klaagster voorts medegedeeld dat zij voor een behandeling van haar gebit in de tandartsenpraktijk waar hij werkt terecht kon.

Op 11 november 2020 is klaagster met haar moeder in de praktijk van verweerder geweest voor een behandeling.

Op 17 november 2020 hebben verweerder en klaagster elkaar wederom in de supermarkt gesproken. Verweerder heeft gemeld dat hij betaling voor de behandeling verwachtte.

Op 8 december 2020 heeft klaagster van verweerder een rekening ontvangen voor vier eenvlaksvullingen en een periodieke controle, in totaal € 142,16.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

Zakelijk weergegeven verwijt klaagster verweerder:

1. ontoelaatbaar seksueel gedrag, flirten en WhatsApp videobellen met klaagster;

2. het in rekening brengen van kosten, terwijl verweerder eerst had aangegeven dat de

behandeling kosteloos was.

Ter toelichting heeft klaagster onder meer aangevoerd dat verweerder klaagster had gezegd dat hij haar gebit gratis kon behandelen en dat zij ook terecht kon in zijn praktijk voor een stage in het kader van haar opleiding tot tandartsassistente. Zij was blij dat verweerder haar van haar klachten af kon helpen.

In reactie op haar stageverzoek heeft de tandartsassistente klaagster gebeld met de mededeling dat de praktijk op dat moment geen stagiaires nodig had.

Klaagster kon op 11 november 2020 om 12.30 uur bij verweerder terecht in zijn pauze. Klaagster was er een beetje later met haar moeder, verweerder riep haar binnen en zei dat ze zich niet hoefde in te schrijven. Na de behandeling heeft verweerder klaagster zijn telefoonnummer gegeven. Klaagster heeft dit nummer direct weer verwijderd. Verweerder heeft geprobeerd klaagster via Whatsapp en video call te bellen.

Verweerder heeft zonder klaagsters toestemming de persoonsgegevens uit haar CV gebruikt om haar een factuur te sturen en om haar te bellen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Hij heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat hij klaagster met enige regelmaat sprak in de supermarkt waar zij werkte en hij boodschappen deed. Dit heeft hij ook gedaan op 10 november 2020. In dat gesprekje is aan de orde geweest dat hij niet betrokken is bij het aannamebeleid van stagiaires en dat zij daarvoor met de praktijk contact kon opnemen. Klaagster vroeg verweerder of hij haar tanden kon repareren. Verweerder heeft – omdat hij klaagster enigszins kende en haar wilde helpen - aangeboden om haar gebit tegen een gereduceerd tarief te behandelen. Omdat klaagster vanwege haar werk niet bij verweerder kon komen op maandag of donderdag – de dagen waarop hij in de praktijk werkte - maar wel aandrong op een afspraak, heeft verweerder voorgesteld dat zij mogelijk de volgende dag in de pauze van zijn collega kon komen, omdat dan een behandelkamer vrij was. Dat moest klaagster dan zelf telefonisch aanvragen bij de praktijk.

De assistente heeft de volgende dag een afspraak om 12.15 uur ingepland. Klaagster had zich vergist in het adres en kwam om circa 12.35 uur aan. Omdat de behandelkamer slechts tot 13.00 uur beschikbaar zou zijn heeft verweerder gesteld dat de inschrijving door klaagster na de behandeling zou moeten gebeuren. Klaagster is na de behandeling weggegaan zonder zich in te schrijven.

Verweerder heeft klaagster niet zijn privénummer gegeven, maar zijn zakelijke 06-nummer, zodat zij contact met hem kon opnemen met betrekking tot de behandeling en/of problemen. Dit nummer staat ook op verweerders website. Verweerder betwist klaagster telefonisch benaderd te hebben op 12 november 2020. Hij noch de praktijk beschikte over het nummer van klaagster. Verweerder heeft klaagster op 17 november 2020 in de supermarkt gevraagd haar gegevens alsnog door te geven. Klaagster heeft toen aangegeven dit niet van plan te zijn, omdat zij in de veronderstelling was dat de behandeling kosteloos was geweest.

Uiteindelijk heeft de praktijk de verwijderde sollicitatiemail van klaagster terug weten te halen, zodat de praktijk beschikte over de benodigde gegevens om klaagster alsnog een factuur te kunnen sturen.

Verweerder betwist dat sprake is geweest van seksueel getinte opmerkingen, flirtgedrag of ander grensoverschrijdend gedrag. Hij herkent zich volstrekt niet in de verwijten van klaagster.

5. De beoordeling

Beide klachtonderdelen kunnen gezamenlijk worden beoordeeld.

Bij de beoordeling van de klacht stelt het college voorop dat verwijten en bezwaren over de wijze waarop de interactie tussen partijen heeft plaatsgevonden zich niet eenvoudig laten beoordelen. Dit niet alleen omdat het college hiervan geen getuige is geweest en slechts de opvattingen van partijen over de interactie heeft, maar ook omdat bij interactie tussen partijen het niet enkel gaat om wat de ene partij heeft willen uitstralen, maar ook hoe de andere partij dat heeft opgevat. Hierbij speelt de – logischerwijze subjectieve - beleving een grote rol.

De beleving van de interactie tussen partijen staat lijnrecht tegenover elkaar. Klaagster verwijt verweerder ontoelaatbaar seksueel gedrag, flirten, ongewenst videobellen en het in rekening brengen van een behandeling terwijl door verweerder was toegezegd dat de behandeling zonder kosten zou plaatsvinden.

Verweerder herkent zich volstrekt niet in het geschetste beeld. Hij kent klaagster vluchtig uit korte gesprekjes in de supermarkt waar klaagster werkzaam is. Hij heeft klaagster tegen een gereduceerd tarief willen helpen om van haar klachten af te komen. Van ongepast gedrag van welke aard ook is geen sprake geweest, aldus verweerder.

Tussen partijen staat slechts vast dat gesproken is over het bieden van tandheelkundige hulp, dat de kosten aan de orde zijn geweest, dat is gesproken over de mogelijkheid van een stageplaats voor klaagster en dat het is gekomen tot een behandeling van klaagster tegen een gereduceerd tarief.

In hetgeen klaagster naar voren heeft gebracht heeft het college geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder zich ongepast heeft gedragen. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klaagster minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de verweerder. Het oordeel berust erop dat klaagster verweerder weliswaar ontoelaatbaar gedrag verwijt, maar aan dit verwijt op geen enkele wijze invulling heeft gegeven. Klaagster heeft in haar klaagschrift, noch tijdens het mondeling vooronderzoek – ook niet met een grote mate van terughoudendheid die begrijpelijk zou kunnen zijn – inzichtelijk gemaakt waaruit het ontoelaatbaar seksueel gedrag van verweerder zou hebben bestaan en waar dit zou hebben plaatsgevonden. Slechts is aangevoerd dat verweerder bij de behandeling onnodig dichtbij haar zat. Nog daargelaten dat verweerder heeft uiteengezet op welke wijze hij heeft behandeld en hoe hij hierbij heeft gezeten en dat deze wijze van behandeling gebruikelijk is, kan ook niet uit het oog worden verloren dat tijdens de behandeling van klaagster in de praktijk de moeder van klaagster in de behandelruimte aanwezig was. Een verklaring van de moeder omtrent wat zij heeft waargenomen is niet aanwezig.

Het vorenstaande maakt het voor verweerder onmogelijk zich deugdelijk tegen de aantijgingen te kunnen verweren. Voor het college is het onmogelijk om tot het oordeel te komen dat de klacht van klaagster gegrond is. Voordat kan worden beoordeeld dat een verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, zal eerst moeten worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag kunnen worden gelegd. Dat is nu juist niet mogelijk.

Evenmin heeft het college op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd kunnen vaststellen dat verweerder klaagster zou hebben toegezegd de behandeling geheel kosteloos uit te voeren dan wel dat verweerder anderszins onjuist heeft gehandeld.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 22 juni 2021 door:

J. Brand, voorzitter,

H.C. van Renswoude en R. Müller, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter