ECLI:NL:TGZRAMS:2021:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/229
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2021:58 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-05-2021 |
Datum publicatie: | 25-05-2021 |
Zaaknummer(s): | 2020/229 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt verweerster (huisarts) met name dat zij nalatig is geweest met betrekking tot de recepten van haar hulpbehoevend kind (inmiddels meerderjarig), dat haar kind geen afspraak kon krijgen bij verweerster en niet de zorg kreeg waar hij om vroeg. Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij het medisch dossier van haar kind en andere informatie, ondanks uitdrukkelijk bezwaar, heeft overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Verweerster heeft deze informatie ook niet gecorrigeerd, ondanks dat het fout en zwaar belastend was. Daarmee samenhangend verwijt klaagster verweerster ook dat zij eenzijdig een belastend verhaal heeft verklaard richting de RvdK. Verder heeft verweerster het medisch dossier niet willen vernietigen, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe van klaagster. De zoon van klaagster is volgens klaagster wilsonbekwaam en de curator stemt in met de klacht. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 12 oktober 2020 binnengekomen klacht van:
A ,
k l a a g s t er,
en
B
k l a g e r,
gemachtigde C,
beiden wonende te D,
gezamenlijk te noemen k l a g e r s.
tegen
E ,
huisarts,
werkzaam te D,
v e r w e e r s t e r,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA te Utrecht.
1. De procedure
1.1. Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ingekomen op 29 oktober 2020;
- de e-mail van klaagster, ingekomen op 18 november 2020;
- de e-mail van klaagster, ingekomen op 28 november 2020;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de namens verweerster genomen akte, ingekomen op 23 december 2020;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- het proces-verbaal van het op 26 januari 2021 gehouden vooronderzoek
- de e-mail van klaagster, ingekomen op 22 februari 2021, met bijgevoegde machtiging;
- de e-mail van klaagster, ingekomen op 6 maart 2021, houdende beantwoording van enkele vragen het tuchtcollege;
- het door verweerster toegezonden medisch dossier van klager.
1.2. De klacht is op 23 april 2021 op een openbare zitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Peet, voornoemd.
2. De feiten
2.2. Verweerster is huisarts. Klagers zijn jaren als patiënten ingeschreven geweest bij verweerster in de praktijk.
2.3. In klaagsters en klagers medisch dossier is vermeld dat verweerster hen
zag op 6 januari 2020 en dat klaagster vertelde dat F, de organisatie waar klager
destijds dagbesteding had, een melding over klager had gedaan bij Veilig Thuis. In
klaagsters medisch dossier staat vermeld dat klaagster verweerster in verband daarmee
heeft verzocht contact op te nemen met F. Daarnaast staat bij dit consult vermeld:
‘moeder ook ontevrede over ons: zij kan nooit een afspraak v B krijgen, altijd gedoe, terwijl de situatie toch duidelijk is.
(….)
P. uitgebreid gesprek, ik zal bellen
Uitgelegd dat er wel een aantekening in dossier staat v B en v pte zelf, B mag altijd eerder gezien worden. Moeder kan, bij onduidelijkheid , ook altijd om een telefonisch consult vragen, dan lossen wij het op’
Hierna is klaagster op zoek gegaan naar nieuwe opvang voor klager.
2.4. In klaagsters medisch dossier staat bij 2 maart 2020 vermeld dat verweerster op verzoek van Veilig Thuis informatie heeft verstrekt over de situatie. Klaagster heeft een rapportage van Veilig Thuis overgelegd waaruit volgt dat Veilig Thuis op 10 maart 2020 contact heeft gehad met verweerster en daarin staat over dat contact vermeld:
‘Huisarts is op de hoogte dan B fulltime thuis is en geen gebruik meer maakt van F. Onlangs heeft de huisarts een verwijzing gemaakt naar AVG, arts verstandelijk gehandicapten voor gedragsonderzoek. B bijt en kan soms heel boos zijn, krijgt hiervoor risperdal voorgeschreven, om deze reden is AVB arts geïndiceerd en mede ter evaluatie van de bestaande medicatie. Daarnaast krijg B oxazepam voorgeschreven. Moeder komt op tijd voor medische hulp bij de huisarts voor zichzelf en voor B Huisarts ziet een liefdevolle moeder die erg haar best doet en die zich heel erg inzet voor haar zoon B. Wel bestaat het vermoeden van overbelasting bij moeder. Het is soms lastig voor de hulpverlening om afspraken met de moeder te maken. Moeder kan soms erg op haar strepen staan en boos reageren, huisarts is van mening dat dit met overbelasting te maken kan hebben echter lijkt dit de communicatie met hulpverlening wel in de weg te staan. Hierdoor is het voor de huisarts niet overzichtelijk of moeder in staat is alles zelf te regelen (nieuwe plek voor B, administratieve zaken, curatorschap). De rol van vader is voor de huisarts niet inzichtelijk op dit moment. (…) Moeder is bekend met alcoholmisbruik in het verleden. Dit is nu in volledige remissie. Er zijn momenteel geen vermoedens van alcoholmisbruik. Moeder heeft een belast verleden. Heeft hiervoor in het verleden behandeling gevolgd bij G ihkv een PTSS icm slaapproblemen. Daarnaast heeft moeder gesprekken gehad bij het H in het verleden”
2.5. Op 8 mei 2020 staat het volgende bericht van klaagster in haar medisch dossier
genoteerd:
“(…) Hierbij verzoek ik je dringend om via (…) contact met veilig thuis op te nemen om alle aanwijzingen uit mijn/B’s dossier uit de afgelopen jaren naar agressie vader en ons verblijf in en blijf van mijn lijf huis wegens vader aan hun door te geven. Dit omdat je dit eerder verzuimd hebt te melden en van het allergrootst belang is. (…)”
2.6. Bij 12 mei 2020 staat de aantekening in het medisch dossier van klaagster dat zij heeft gemeld dat Veilig Thuis vader weer in de picture van klager wil krijgen en dat klaagster het gewelddadige verleden van vader in het dossier wil laten zetten. Verder staat er dat verweerster aan klaagster heeft verteld dat zij deze informatie niet in het dossier heeft en dat verweerster Veilig Thuis zal bellen.
2.7. In het medisch dossier staat bij 14 mei 2020 genoteerd dat verweerster contact
heeft gehad met Veilig Thuis en dat Veilig Thuis wil kijken wat binnen een vrijwillig
kader de beste opvang van klager is in verband met een overbelaste thuissituatie.
Verweerster heeft daarbij aangetekend dat zij informatie heeft gegeven. In de door klaagster overgelegde rapportage van Veilig Thuis waaruit ook volgt dat
Veilig Thuis op 14 mei 2020 contact heeft gehad met verweerster, staat over dat contact staat vermeld:
‘Huisarts laat weten dat zij in hun dossier geen gegevens hebben staan over de BLIJF route die moeder heeft doorlopen in het verleden. Huisarts is wel bekend met deze informatie die zij via moeder heeft verkregen. Huisarts laat daarnaast weten at de AVG-arts het dossier B sluit omdat moeder de afspraken aldaar niet nakomt. Moeder heeft onlangs gevraagd om een verhoging van risperidal voor B, echter is het dan ook van belang dat B wordt onderzocht door een arts en een gedragsdeskundige.”
In het medisch dossier van klaagster staat bij 19 mei 2020 genoteerd dat Veilig Thuis heeft gebeld dat zij het dossier gaan overdragen aan het Ouder Kind Team (hierna OKT) en dat het OKT gaat proberen op vrijwillige basis samen te werken.
2.8. Ook op 3 augustus 2020 bericht klaagster verweerster – kort gezegd – dat zij niet tevreden is over de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) die klager begeleidt. Klaagster schijft daarin ook:
“(…) Zowel Veilig thuis alsmede WS melden medische verwaarlozing melding van jou vanwege jouw AVG verhaal. “Moeder weigert B medische zorg te verlene, volgens (naam verweerster) heeft moeder onterecht afspraken bij de AVG niet nagekomen. Dit om onduidelijke redenen huisarts (naam verweerster). ” etc….
Eerder heb ik dit al meerdere malen naar jou toe gecommuniceerd en wens correctie hierin”.
Verweerster heeft daarop in het dossier genoteerd dat als antwoord aan klaagster is gezonden:
“(…) Het is mij onduidelijk wat er in het dossier staat van Veilig Thuis over de situatie. Mogelijk zou ik een keer contact met hen kunnen opnemen over deze zaak. Heb jij een contactpersoon aldaar die ik kan bellen? (…)”
En verder:
“(…) Ik vind het prima om te kijken naar een andere AVG arts, deze zijn echter moeilijk te vinden. Ik kan kijken wat ik kan doen. (…)”
2.9. Op 11 augustus 2020 staat in het dossier genoteerd over het bezoek van klagers
aan verweerster:
“(…) Pte is boos/teleurgesteld omdat ze vindt dat ik zaken tegen Veilig Thuis heb verteld die niet waar zijn, oa ove alcoholgebruik in het verleden. Ook heb ik niets gezegd over het Blijf van mijn Lijf huis waar ze is geweest.
(…)
Uitgebreid gesprek met patiënte: ik heb alleen medegedeeld wat er in het dossier staat. Daarin staat niets over een Blijf van mijn Lijf huis. Gesproken over vertrouwen: Als pte dat niet meer heeft is het misschien goed een andere huisarts te zoeken. Daar heeft ze over nagedacht, maar vw alles wat nu speelt met Veilig Thuis en de I, wil ze dat nu niet. (…)”
2.10. Op 14 augustus 2020 heeft klaagster verweerster gemaild dat vader heeft geweigerd zijn handtekening te zetten voor de start van klager op een ODC (orthopedagogisch dagcentrum) en verweerster verzocht hierop haar opinie te geven. Verweerster heeft hierop geantwoord dat het vervelend is dat de communicatie met de vader van klager ‘zo moeizaam verloopt’ en dat het haars inziens goed voor klager is om naar een dagopvang te gaan, maar dat zij moeilijk kan inschatten of dit ODC voor hem de juiste keuze is. Zij heeft klaagster aangeraden om aan de AVG of een andere professional te vragen mee te denken.
2.11. Blijkens een brief van 19 augustus 2020 van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aan de vader van klager, deed de RvdK onderzoek naar de situatie van klager. De RvdK vroeg middels die brief (en een meegezonden toestemmingsverklaring) om toestemming van de vader om informatie op te vragen bij de mensen die beroepsmatig bij klager betrokken zijn. Verweerster staat hier ook bij vermeld. De vader van klager heeft dit formulier ondertekend geretourneerd. Blijkens een door verweerster overgelegde e-mail van 13 augustus 2020 van klaagster aan de onderzoeker van de RvdK heeft ook de moeder toestemming gegeven om bij (onder meer) verweerster informatie op te vragen.
2.12. Verweerster heeft de RvdK vervolgens desgevraagd als volgt geïnformeerd:
‘Betreft informatie over situatie Mw. A en B.
B heeft autisme, mutisme en een ontwikkelingsachterstand. Hij auto mutileert. Tijdens zijn verblijf bij F, werd dit erger. De verpleging aldaar vroeg om hulp. Een AVG arts was daar niet aanwezig en verwijzing naar een AVG arts was moeilijk. Na telefonisch overleg met de kinderpsychiater van de J heb ik toen, in samenspraak met de pedagoge van f, risperdal gestart vw dit vele auto mutileren. Daarmee werd hij wel rustiger. Deze medicatie is langzaam verhoogd tot 1.5 mg/dag. Af en toe, bij angstproblemen krijgt hij extra oxazepam 10 mg erbij.
Omdat de vraag is of risperdal de juiste medicatie is voor B, en mijn vragen rondom de juiste Dagbesteding voor hem, heb ik een verwijzing naar de AVG arts van K gemaakt. Het contact tussen deze AVG-arts en moeder was moeizaam. Moeder vertelde dat meerdere afspraken kort van tevoren weren afgezegd. Ik heb enkele keren telefonisch contact gehad met deze AVG-arts, deze vertelde dat moeder slecht /niet bereikbaar was en niet kwam op afspraken. Een goede diagnose/behandelrelatie is niet van de grond gekomen.
B zat bij F op de dagbesteding. Dit is gestopt. Om die reden is hij verschillende maanden thuis geweest samen met zijn moeder. Ik heb begrepen dat er af en toe iemand langskwam om wat met B te doen. Inmiddels is er opvang via L geregeld, voor 2 dagen in de week (van 10-15 uur). Moeder zegt dat B dit heel prettig vindt.
Of dit de juiste opvang voor B is, kan ik niet beoordelen. Het lijkt mij wel wenselijk dat er goed gekeken wordt welke opvang voor hem geschikt is en hoeveel. 2 dagen per week lijkt mij te weinig. Ook zou het goed zijn wanneer een AVG-arts zich buigt over de medicatie en hierin goed adviseert en begeleidt.
B slikt risperdal, daarvoor moet hij af en toe zijn bloeddruk laten controleren en bloedonderzoek laten doen. Als ik moeder vertel dat dit nodig is, komt zij met hem en laat zij dit doen. Onlangs zag ik hem en mij viel op dat zijn gewicht was toegenomen. Dat zie je vaker bij risperdal gebruik. Ik heb moeder hierop gewezen en haar geadviseerd er op te letten. Zij realiseert zich dat dat belangrijk is.
Als moeder komt met B, dan ziet hij er verzorgd uit. Zij komt op de afspraken en B laat zich gewillig onderzoeken. De onderlinge band ziet er positief uit.
Een tijd geleden bleek dat B niet al zijn vaccinaties had gehad. Volgens moeder had vader dit niet goed geregeld. lom de GGD hebben we toen de vaccinaties alhier op de praktijk gegeven. Dat si goed gegaan.
In het dossier van B en moeder staat dat als moeder belt voor een afspraak, zij altijd met hem voor het gewone spreekuur mag komen, omdat het dan rustig is in de praktijk. Minder prikkels.
Enkele keren is moeder boos geworden omdat zij vond dat de praktijk niet goed bereikbaar was, dat ze niet geholpen werd. Soms stuurt zij dan ook mails met een boze toon hierover. Het gesprek hierover aangaan is dan moeilijk. Zij heeft ook aangegeven dat ze weinig vertrouwen had in mij (ons) als huisarts. Hierop heb ik voorgesteld dat ze dan misschien beter een andere huisarts zou kunnen zoeken. Dit beaamde ze, maar ze wil dat nu niet, omdat ze dan de hele geschiedenis van B opnieuw moet vertellen.
De ouders van B zijn gescheiden.
Vader van B zit hier in de praktijk, hij komt weinig Ik heb hem wel gebeld voor toestemming voor verwijzing naar de AVG arts, dit vond hij goed. Toestemming voor verwijzing naar het M wilde hij niet geven omdat de I toen betrokken was.
Moeder heeft meerdere verwijzingen gehad naar de GGZ, o.a. voor aanpassingsstoornis, stemmingsproblemen, angst en paniekproblemen. Ook is de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis genoemd in de brief van het H. Zij is ook meerdere keren verwezen voor PTSS. (o.a. i.v.m. trauma in verleden en in haar relaties).
Er wordt in de brieven ook melding gemaakt van afhankelijkheid van alcohol en benzodiazepinen (2002, 2005, 2008 en 2012).
In 2008 is er een opname van 5 dagen geweest bij het N na huisuitzetting.
Hopende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd, verblijf ik (..)’
2.13. Op 20 augustus 2020 heeft klaagster blijkens het medisch dossier onder meer aan verweerster geschreven:
“(...) jouw opmerking ove dat de communicatie tussen beiden ouders stoef loopt, lijkt
mij ongepast bij een vader die zowel B als mijzelf ernstige fysieke alsmede verbale
mishandeling heeft laten doorstaan door de jaren heen. (…) Hierbij herhaal ik mijn
eerdere vraag op jouw bevindingen hoe graag B uitkeek naar zijn ODC op papier te zetten.
Dit zou ons helpen (…)”
Verweerster heeft hierop gereageerd dat zij heeft aangegeven dat opvang voor klager haars inziens erg gewenst is.
2.14. Op 22 september 2020 heeft klaagster aan verweerster geschreven:
“RvK heeft als reactie op enkel jouw dossier een OTS van B aangevraagd alsmede verdere stappen. (…) (RvK) heeft mij dat zojuist mede gedeeld. Haat exacte woorden waren dat de OTS vanwege het dossier van de huisarts aangevraagd is. De huisarts was niet positief en baarde zich zorgen (vroegere problematiek).
Klaagster heeft die dag een concept van de rapportage van de RvdK ontvangen en geeft verweerster aan bij het lezen daarvan ‘te struikelen over de onjuistheden’. Zij verzoekt verweerster hier nogmaals op te reageren zodat voor de einddatum (29 september 2020, 12.00 uur) een juiste beschrijving kan worden ingeleverd. Verweerster heeft hierop gereageerd dat de zaak bij de RvdK ligt en bij de rechter en dat zij zich daar niet in kan mengen, alsmede dat klaagster in beroep kan gaan.
2.15. Op 23 september 2020 heeft klaagster aan verweerster geschreven dat de brief van verweerster als enige bijlage bij de concept rapportage van de RvdK wordt genoemd, maar dat de RvdK weigert deze aan klaagster te laten zien. Klaagster schrijft verder dat ze het jammer vindt dat verweerster geen medewerking meer wil verlenen en verzoekt verweerster ‘geen enkele (subjectieve) informatie meer door te spelen aan derde’. Verder heeft klaagster aangegeven binnenkort het dossier van haar en haar zoon bij verweerster te willen inzien.
2.16. Klaagster heeft blijkens een melding in het medisch dossier omstreeks 9 oktober 2020 haarzelf en klager willen inschrijven bij een nieuwe huisarts.
2.17. In klaagsters medisch dossier staat bij 14 oktober 2020 vermeld dat klaagster verweerster telefonisch heeft verzocht het medisch dossier van haar en klager te vernietigen. Volgens het dossier heeft verweerster daarop aangegeven het dossier van klager niet te kunnen vernietigen vanwege goed hulpverlenerschap en het dossier van klager nog niet naar de nieuwe huisarts te kunnen zenden, omdat klagers vader hier nog geen toestemming voor heeft gegeven. Verweerster heeft aangegeven het dossier van klaagster wel te kunnen doorsturen, maar dit niet te kunnen vernietigen omdat hier ook informatie in staat die van aanmerkelijk belang is voor klager.
2.18. Met ingang van 21 oktober 2020 is klager onder toezicht gesteld en is een medewerkster van de I (hierna: I) benoemd tot zijn voogd.
2.19. Op 11 november 2020 staat in het medisch dossier vermeld dat verweerster het dossier van klaagster nog niet wil doorzenden aan de nieuwe huisarts omdat klaagster dat alleen wil als het is opgeschoond, maar dat dat een probleem is vanwege de relevantie ervan voor de zorg van klager. Er staat verder in dat eventueel de nieuwe huisarts hierover te woord moet worden gestaan. Wat betreft klager staat er dat ook klager is uitgeschreven en aangemeld bij een andere huisarts, maar dat dit niet kan worden erkend zonder de toestemming van vader.
2.20. Op 20 november 2020 heeft de vader van klager hier telefonisch toestemming
voor gegeven. Daarna moest worden gewacht op de ION aanmelding door de nieuwe huisarts.
Dit is op 9 december 2020 gebeurd waarna klager is uitgeschreven uit verweersters
praktijk.
2.21. Vanaf 24 januari 2021, de datum van zijn meerderjarigheid, is de ondertoezichtstelling van klager komen te vervallen en heeft hij een curator.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
1) zonder klaagsters toestemming, en zelfs met haar uitdrukkelijk verbod het dossier van klager en haarzelf meermaals heeft gedeeld met derden, te weten met Veilig Thuis, het OKT, de I en de RvdK;
2) zich hierbij schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift, list, laster en bedrog door onjuistheden te vermelden over het contact met de AVG, over het OCD en door zich over klaagster denigrerend uit te laten en onwaarheden over haar te vermelden en dit, daarop gewezen, niet heeft willen wijzigen;
3) medicatie niet goed heeft verstrekt aan klager;
4) niet kon zorgen voor aan afspraak voor klager op het moment dat daarom werd gevraagd, ondanks afspraken over speciale zorg (dwz: langskomen voor het reguliere spreekuur in verband met autisme);
5) het dossier van klagers niet op verzoek heeft overgedragen aan de nieuwe huisarts;
6) niet heeft voldoen aan het verzoek het dossier van klagers (deels) te vernietigen.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen
de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand
van de wetenschap ten tijde van het door klagers klachtwaardig geachte handelen en
met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard. Bij de tuchtrechtelijke
beoordeling van dat beroepsmatig handelen gaat het derhalve niet om de vraag of dat
handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde
beroepsbeoefenaar binnen die grenzen is gebleven. In het licht van dat toetsingskader
zal het college de verschillende klachtonderdelen beoordelen.
5.2. Vanwege de onderlinge verbondenheid zal het college klachtonderdeel 1) en 2) gezamenlijk behandelen. Dat geldt ook voor de klachtonderdelen 3) en 4) en ook voor de klachtonderdelen 5) en 6).
5.3. Klaagster verwijt verweerster dat zij, ondanks klaagsters uitdrukkelijk verbod, informatie heeft gedeeld met de door haar genoemde organisaties. Zij doelt daarmee, zo heeft zij ter zitting aan het college desgevraagd toegelicht, op de informatie die is opgenomen in een drietal door haar overgelegde stukken te weten het stuk waarboven met de hand staat geschreven ‘Veilig Thuis’, het stuk waarboven met de hand geschreven staat ‘OKT en WSG’ en het stuk waarboven met de hand geschreven staat ‘RvdK’. Bovendien verwijt zij verweerster dat deze informatie inhoudelijk onjuist was en dat verweerster deze niet heeft willen corrigeren toen zij haar daarom vroeg.
5.4. Verweerster heeft aangegeven inderdaad de door klaagster genoemde informatie aan Veilig Thuis en de RvdK te hebben verstrekt. Zij heeft aangegeven op 13 augustus 2020 schriftelijk toestemming van klaagster te hebben ontvangen informatie te mogen delen. Voor het geven van informatie vóór die datum, had zij, hoewel dat nergens vermeld staat, mondeling toestemming van klaagster. Daarnaast heeft verweerster zich beroepen op artikel 6 ‘Informatie op verzoek van Veilig Thuis’ van de Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Voor wat betreft de inhoud van de informatie heeft verweerster aangegeven zich te hebben gebaseerd op de informatie uit haar dossier en geen onjuiste informatie te hebben verstrekt.
‘OKT en WSG’
5.5. Het college stelt vast dat verweerster ter terechtzitting heeft aangegeven de door klaagster overgelegde informatie aan Veilig Thuis en de RvdK te hebben verstrekt maar dat dat niet geldt voor de door klaagster overgelegde productie waarboven staat ‘OKT en WSG’. Daarvan heeft klaagster ter terechtzitting desgevraagd aangegeven dat zij deze informatie heeft ontvangen van het OKT. Het komt het college, gelet op de inhoud van de tekst (het betreft de door Veilig Thuis gemaakte notities van de gesprekken met verweerster) alsmede het feit dat Veilig Thuis het dossier aan het OKT heeft overgedragen aannemelijk voor dat het Veilig Thuis is geweest die deze informatie heeft gedeeld met het OKT. Wat daar ook van zij, het college kan niet vaststellen dat het verweerster is geweest die deze informatie met deze organisaties heeft gedeeld. Reeds om die reden kan het klachtonderdeel niet slagen voor zover dat ziet op het delen van informatie aan het OKT en/of de WSG.
‘Veilig Thuis’
5.6. Voor het aan Veilig Thuis op 10 maart 2020 en 15 mei 2020 verstrekken van
informatie had verweerster, zo heeft zij desgevraagd ter zitting verklaard, mondeling
toestemming van klaagster. Klaagster heeft evenwel ontkend die toestemming te hebben
gegeven. Het college stelt vast dat de lezingen van partijen hier tegenover elkaar
staan en dat nergens in de door partijen overgelegde stukken expliciet is vastgelegd
dat klaagster verweerster bedoelde toestemming al dan niet heeft gegeven. Wel leest
het college in het medisch dossier van klaagster bij 8 mei 2020 het hiervoor reeds
opgenomen bericht van klaagster inhoudende:
“(…) Hierbij verzoek ik je dringend om via (…) contact met veilig thuis op te nemen om alle aanwijzingen uit mijn/B’s dossier uit de afgelopen jaren naar agressie vader en ons verblijf in en blijf van mijn lijf huis wegens vader aan hun door te geven. Dit omdat je dit eerder verzuimd hebt te melden en van het allergrootst belang is. (…)”
Het college concludeert uit dit bericht niet alleen dat klaagster verweerster verzoekt bepaalde met name door haar genoemde informatie door te geven aan Veilig Thuis, maar ook dat klaagster blijkbaar bekend is met feit dat verweerster ‘eerder’ informatie met deze organisatie heeft gedeeld. Klaagster maakt er in dit bericht wel melding van dat verweerster bepaalde informatie heeft verzuimd te melden, maar maakt op geen enkele manier bezwaar tegen het feit verweerster blijkbaar eerder contact heeft gehad met Veilig Thuis. Het college vindt hierin voldoende steun voor de stelling van verweerster dat zij mondeling toestemming had van klaagster contact op te nemen met Veilig Thuis zodat het klachtonderdeel ook in zoverre niet kan slagen. Wel hecht het college er in dit verband belang aan om verweerster er op te wijzen dat het, zoals zij ook zelf ter zitting heeft aangegeven, van belang is er voor zorg te dragen dat een toestemming zoals hier aan de orde, expliciet schriftelijk wordt vastgelegd.
‘RvdK’
5.7. De informatie die verweerster heeft verstrekt aan de RvdK heeft zij verstrekt nádat zij de toestemmingsmail van klaagster van 13 augustus 2020 had ontvangen. In die mail geeft klaagster de RvdK toestemming verschillende informanten, waaronder de huisarts, te benaderen. Naar het oordeel van het college heeft verweerster terecht verondersteld dat klaagster daarmee impliciet toestemming aan haar verleende om de RvdK te informeren.
De gestelde onjuistheid van de informatie en het niet willen wijzigen daarvan
5.8 Daarnaast stelt klaagster dat verweerster zich, door het geven van de bedoelde informatie, schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift, list, laster en bedrog door onjuistheden te vermelden. Zij doelt daarbij, zo heeft zij ter zitting duidelijk gemaakt, op hetgeen verweerster heeft aangegeven over het contact met de AVG en over het OCD en door zich over klaagster denigrerend uit te laten. Het college overweegt over deze onderwerpen als volgt.
Het contact met de AVG
5.9. Uit hetgeen hiervoor onder feiten is opgenomen blijkt dat verweerster op 10 maart 2020 aan Veilig Thuis heeft gemeld dat zij onlangs een verwijzing heeft gemaakt voor een AVG en wat de reden daarvoor is. Op 14 mei 2020 heeft zij over dit onderwerp aan Veilig Thuis gemeld dat de AVG het dossier van klager sluit omdat moeder afspraken aldaar niet nakomt. Aan de RvdK heeft verweerster over dit onderwerp gemeld dat het contact met de AVG en klaagster moeilijk was, wat de AVG arts en wat klaagster haar daarover hebben verteld en dat een goede diagnose/behandelrelatie niet van de grond is gekomen. Naar het oordeel van het college heeft verweerster hiermee zakelijk weer gegeven wat haar over dit onderwerp bekend is. Het college blijkt bij die weergave van geen enkel waardeoordeel van verweerster of van enige onjuiste of onvolledige informatie.
Het OCD
5.10. In de door verweerster aan Veilig Thuis gegeven informatie staat, behoudens de opmerking over F, niets vermeld over dit onderwerp. Aan de RvdK heeft verweerster gemeld wat zij weet over F, over L, en wat klaagster haar heeft verteld. Verder zegt zij niet te kunnen beoordelen wat de juiste opvang is voor klager en wat haar wenselijk lijkt om een geschikte opvang te vinden en voor hoeveel dagen. Ook wat deze informatie betreft is het college van geen enkele onjuistheid, smaad, list, laster of bedrog gebleken, zodat ook dat niet tot gegrondverklaring kan leiden.
Over klaagster
5.11. Het college stelt vast dat verweerster zich op 10 maart 2020 aan Veilig Thuis (kort gezegd) positief uitlaat over klaagster en over klaagsters inzet voor klager maar ook uiting geeft van haar zorgen over de belasting die dit meebrengt voor klaagster. Ook maakt ze melding van alcoholgebruik bij klaagster in het verleden en eerdere contacten met hulpverlening. Op 14 mei 2020 meldt verweerster dat zij via klaagster bekend is over ‘de BLIJF route’ maar daarover in het dossier geen informatie heeft staan. Aan de RvdK meldt verweerster op dit punt kort gezegd dat moeder soms boos kan worden over de bereikbaarheid van de praktijk, meerdere verwijzingen heeft gehad naar de GGZ en dat er in brieven uit 2012 en eerder melding wordt gemaakt van afhankelijkheid van alcohol en benzodiazepinen en dat er in 2008 een opname van 5 dagen is geweest bij het N na huisuitzetting.
Naar het oordeel van het college heeft verweerster zich met het verstrekken van deze (hierboven bij de feiten letterlijk weergegeven) informatie niet schuldig gemaakt aan enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Verweerster heeft de informatie die zij relevant achtte doorgegeven en ook van deze informatie is, gezien de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, geenszins gebleken van enige onjuistheid, smaad, list, laster of bedrog. Ook de omstandigheid dat verweerster heeft opgenomen dat er in het verleden (voor 2012 en eerder) sprake is geweest van afhankelijkheid van alcohol en benzodiazepinen kan aan dat oordeel niet afdoen. Verweerster heeft specifiek verwezen naar de bronnen waaruit deze informatie blijkt en dat verweerster die informatie onjuist of onvolledig heeft weergegeven heeft klaagster weliswaar gesteld, maar op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Tenslotte stelt het college vast dat verweerster zich naar het oordeel van het college op professionele en op gepaste neutrale wijze heeft uitgelaten over klaagster en dat er daarbij van enige denigrerende toon geen enkele sprake is. Ook dit onderdeel van de klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5.12. Uit het vorenstaande blijkt dat het college van oordeel is dat verweerster zich niet heeft schuldig gemaakt aan het verstrekken van onjuiste informatie, smaad, list, laster of bedrog. Dat betekent dat ook het klachtonderdeel dat ziet op verweersters weigering de onjuiste informatie te herstellen, ongegrond dient te worden verklaard. Voor zover klaagster met dit onderdeel doelt op verweersters weigering bij Veilig Thuis te melden dat er sprake is van een verblijf in een blijf-van-mijn-lijfhuis, is het college van oordeel dat verweerster ook op dit punt geen enkel verwijt te maken valt. Zij heeft er, geheel conform de waarheid, melding van gemaakt hiervan kennis te hebben via klaagster maar in het dossier daarover geen gegevens te hebben.
5.13. Uit het vorenstaande volgt dat de klachtonderdelen 1) en 2) ongegrond dienen te worden verklaard.
De klachtonderdelen 3) en 4)
5.14. Klaagster verwijt verweerster dat zij herhaaldelijk vergat recepten door te sturen of de maandelijkse vervolgrecepten door te verzenden naar de apotheek, waardoor de medicatie voor klager niet of te laat klaar lag. Ook verwijt zij verweerster onvoldoende verantwoordelijkheid te hebben genomen inzake het nakomen van de afspraak die was gemaakt over het bezoek van klager aan verweersters praktijk.
5.15. Verweerster heeft over dit onderwerp aangevoerd dat er ten gevolge van communicatiestoringen of elektronische problemen incidenteel inderdaad wel eens enige vertraging ontstond in de medicijnverstrekking maar dat dat niet structureel was. Zij heeft er daarbij ook op gewezen elke keer goed te willen onderzoeken of de (wijziging in de) medicijnen voor klager wel passend waren en dat daarvoor soms enige tijd benodigd was. Voor wat betreft de bezoeken van klager aan de praktijk wijst zij er op dat in het dossier van klager een attentieregel staat waarin is vermeld dat hij altijd voor het gewone spreekuur gezien kan worden en dat ook de assistentes daarvan op de hoogte waren.
5.16. Het college is van oordeel dat ook deze twee klachtonderdelen ongegrond dienen te worden verklaard en overweegt daartoe als volgt. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken is het het college duidelijk geworden dat klaagster een zeer zorgzame moeder is bij wie het belang van klager vooropstaat. Wat het college daarnaast vaststelt, is dat ook verweerster datgene wat in haar mogelijkheden lag heeft gedaan om een goede zorg voor klagers te bewerkstelligen. Dat het daarbij soms gebeurt dat er enige vertraging bij een medicijnaanvraag ontstaat, acht het college, alleszins begrijpelijk en dat verweerster daarbij specifiek iets te verwijten valt is niet gebleken. Overigens heeft klaagster desgevraagd ter terechtzitting aangegeven dat klager één maal één dag zonder medicijnen is geweest, maar dat niet tot problemen heeft geleid. Hierin vindt het college steun voor verweersters stelling dat er van een structureel probleem geen sprake was.
Ook voor klaagsters stelling dat verweerster onvoldoende verantwoordelijkheid zou hebben genomen om te bewerkstelligen dat de bezoekafspraken konden worden nageleefd vindt het college geen steun in het dossier. Wel blijkt daaruit dat klaagster haar ongenoegen over dit punt heeft geuit bij verweersters praktijk maar dat verweersters daarbij verwijtbaar heeft gehandeld is geenszins komen vast te staan.
De klachtonderdelen 5) en 6)
5.17. Klaagster verwijt verweerster dat zij het dossier van klager en van haarzelf niet op haar verzoek heeft overgedragen aan de nieuwe huisarts. Ook verwijt zij verweerster dat zij niet heeft voldaan aan het verzoek het dossier van haar en van klager (deels) te vernietigen.
5.18. Verweerster heeft hierop gereageerd met de stelling het dossier van klager niet te hebben vernietigd vanwege goed hulpverlenerschap omdat het dossier informatie bevat die relevant is voor de zorg aan klager en het dossier van klager nog niet naar de nieuwe huisarts te hebben kunnen zenden, omdat klagers vader hier nog geen toestemming voor had gegeven. Het dossier van klaagster had ze wel kunnen doorsturen maar niet onder de voorwaarde waaronder klaagster dit toestond, namelijk eerst nadat er delen uit vernietigd zouden worden. Ook het dossier van klaagster bevatte informatie die relevant is voor de zorg aan klager.
5.19. Het college is van oordeel dat verweerster op goede gronden heeft gehandeld ten aanzien van de onderwerpen waarop deze klachtonderdelen zien. Terecht heeft zij, in het belang van klager, geen gevolg gegeven aan het verzoek het dossier van klager of klaagster (gedeeltelijk) te vernietigen en terecht heeft zij er op gewezen dat het zonder toestemming van vader niet mogelijk was het dossier van klager door te zenden. Gelet op de door klaagster gestelde voorwaarde, waaraan verweerster dus terecht niet heeft voldaan, heeft zij ook het dossier van klaagster niet kunnen doorzenden. Hieruit volgt dat ook deze klachtonderdelen ongegrond dienen te worden verklaard.
Conclusie
5.20. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door:
A. van Maanen, voorzitter,
D.E. de Jong, H.C. Baak en G.J. Dogterom, leden-huisarts,
E. Pans, lid-jurist,
bijgestaan door A. Kerstens, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
WG WG
secretaris voorzitter