ECLI:NL:TGZRAMS:2021:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/257

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:51
Datum uitspraak: 29-04-2021
Datum publicatie: 29-04-2021
Zaaknummer(s): 2020/257
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager heeft een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget. Tegen het afwijzende besluit heeft klager bezwaar gemaakt. Klager dient een klacht in tegen de arts die het bezwaar van klager heeft behandeld met het verwijt dat de arts tijdens de telefonische hoorzitting klager met een gebrek aan empathie heeft bejegend en geen enkele aandacht heeft besteed aan de kern van de aanvraag, namelijk om als volwaardig mens te worden behandeld en te kunnen reizen. Ook houdt de klacht in dat verweer geen duidelijke uiteenzetting heeft gegeven van de redenen waarom de aanvraag werd afgewezen. Het college verklaart de klacht van klager kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 30 november 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r,

gemachtigde: mr. J. Roozeboom,             

tegen

C,

arts,

werkzaam in D,

v e r w e e r d e r .             

1.          De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     het aanvullend verweerschrift;

-                     de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                     het proces-verbaal van het op 12 maart 2021 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.       Klager heeft op 7 september 2020 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget van E.

            In het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget staat:

1        Inleiding

Dit protocol bevat de criteria die F hanteert bij de indicatiestelling voor het hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) (..) en beschrijft de te volgen procedure bij de indicatiestelling. (..)

3. Criteria

Een aanvrager komt in aanmerking voor een hoog pkb als:

1        de aanvrager beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening, een Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart en

2        gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel (..) en/of

3        door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.

Toelichting

Indien de aanvrager beschikt over de onder 1. Genoemde documenten en geen gehandicaptenkaart bestuurder heeft, vindt een inhoudelijke beoordeling plaats. Doel van de inhoudelijke beoordeling is vast te stellen of een aanvrager gezien zijn ergonomische belemmeringen (criterium 2) en/of chronische medische toetsbare beperkingen (criterium 3) niet met de trein kan reizen. (..) Onderdeel van de inhoudelijke beoordeling is of er sprake is van een uitzonderlijke situatie die afwijking van de criteria in het protocol rechtvaardigt. (..) Het feit dat vrienden en familie ver weg wonen vormt in beginsel geen bijzondere omstandigheid die afwijking van het protocol rechtvaardigt.

4        Medische gegevens en medisch onderzoek

F beoordeelt de aanvraag op basis van de bij de aanvraag gevoegde medische gegevens.

2.2.       Per besluit van 11 oktober 2020 is aan A medegedeeld dat het budget niet wordt toegekend. In het besluit staat:

“(..) In uw situatie is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Daarom konden we helaas geen uitzondering maken en u een hoog persoonlijk kilometerbudget geven. Volgens ons kunt u namelijk nog wel met de trein reizen. (..)”

2.3.       De gemachtigde van A heeft namens A bezwaar ingediend tegen het besluit.

2.4.       Op 10 november 2020 vond de telefonische hoorzitting plaats. Verweerder behandelde dit bezwaar. Verweerder heeft daarvan een verslag gemaakt. Daarin staat:

“(..) Samenvatting telefonische hoorzitting:

(..) U verklaarde het volgende. Uw spierkracht is de afgelopen jaren met zo’n 10% verminderd en sinds ongeveer een half jaar bent u vrijwel niet meer in staat om te staan. Uw hele leven heeft gevochten om zelfstandig in de maatschappij te kunnen blijven functioneren en niet in een rolstoel te belanden. Uw partner, tevens mantelzorger, is vorig jaar plotseling en onvoorzien overleden en een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget is noodzakelijk om uw autonomie te behouden. Momenteel voorziet uw familie in G namelijk voor u in de mogelijkheid zelfstandig te kunnen blijven wonen en een vrienden- en kennissenkring in H doet in het weekend hetzelfde. U moet dus wekelijks reizen naar en vanuit H c.q. G. Wij wezen op het feit, dat het niet willen inleveren van een stuk zelfstandigheid een persoonsgebonden omstandigheid is die helaas niet kan worden meegenomen in de besluitvorming. Uw gemachtigde, duidelijk totaal niet op de hoogte van de jurisprudentie ter zake, meende zijn kennelijke gebrek aan argumenten te moeten compenseren door een ongepaste en grievende aanval op mijn persoon, waarbij mijn integriteit als arts in het geding werd gebracht (..) Hij beschuldigde mij ervan u “in een rolstoel te dwingen” en kondigde aan niet alleen in beroep te zullen gaan via juridische procedures maar ook nog een tuchtzaak tegen mij te zullen aanspannen. Omdat ik er geen behoefte aan had, mij deze onprofessionele en schofferende opstelling van uw gemachtigde nog langer te laten welgevallen, werd het gesprek door mij beëindigd.

Beoordeling bezwaar

(..) Leidend bij de beoordeling van een aanvraag voor een Hoog Persoonlijk Kilometer Budget is het ‘Indicatieprotocol HPKB’(..). Zo hebben wij voor de overheid te beoordelen of u – vanuit zuiver medische optiek gezien – in staat bent om met de trein te reizen, al dan niet met assistentie, begeleiding en/of een hulpmiddel. Persoonsgebonden omstandigheden mogen daarom – en de jurisprudentie is daarover volstrekt helder – door ons niet bij de besluitvorming worden betrokken. (..) Uw aversie tegen het gebruik van een rolstoel en uw vurige wens om zo veel mogelijk uw zelfstandigheid te behouden zijn – hoe invoelbaar en begrijpelijk ook – helaas eveneens zaken die bij de beslissing geen rol kunnen spelen. Door uw medische klachten kunt u nauwelijks meer staan en zich te voet slechts moeizaam over een zeer korte afstand verplaatsen Ook heeft u pijnklachten in uw rechterbeen. Maar hoe vervelend dit ook is, dit zou u kunnen oplossen door een rolstoel te gebruiken. (..) Zonder uw beperkingen te willen betwisten blijven wij daarom van mening, dat het reizen met de trein met gebruikmaking van een rolstoel en de hulp van een persoonlijk begeleider voor u op dit moment mogelijk moet worden geacht. (..)

Conclusie:

Wij hebben uw bezwaar bestudeerd. En wij hebben u en uw gemachtigde, mr. J. Roozeboom, gesproken op 10-11-2020. Daarnaast hebben we kennis genomen van de brief van AIOS Neurologie (..) Bij de beoordeling van uw bezwaar zijn uw punten aangevoerd in het bezwaarschrift en de hoorzitting meegewogen. Tevens is de door u bij de aanvraag aangeleverde informatie meegewogen. Uw beperkingen zijn in samenhang bezien en beoordeeld, daarbij is uw gehele dossier betrokken, Hoe graag wij u ook een HPKB zouden gunnen, op basis van bovenstaande gegevens bestaan er geen redenen om het eerdere besluit te herzien. (..)”

3.          De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager tijdens de telefonische hoorzitting met een totaal gebrek aan empathie heeft bejegend en geen enkele aandacht heeft besteed aan kern van de aanvraag, namelijk om als volwaardig mens te worden behandeld en te kunnen reizen om zijn sociaal-recreatieve contacten te kunnen onderhouden. Ook houdt de klacht in dat verweerder geen duidelijke uiteenzetting heeft gegeven van de redenen waarom de aanvraag werd afgewezen.

4.          Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.          De beoordeling

5.1.       Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard (met andere woorden: of het handelen beter had gemoeten).

5.2.       Klager heeft (kort samengevat) geklaagd over de wijze waarop hij tijdens de telefonische hoorzitting op het bezwaar door verweerder is bejegend. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt het college voorop dat verwijten omtrent inhoud en wijze van (mondelinge) communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen door het college, dat van die communicatie immers geen getuige is geweest. Het is vaak de toon die de muziek maakt, en die toon is aan derden niet (goed) over te brengen. Iets soortgelijks geldt met betrekking tot de context waarin woorden of uitlatingen worden gebruikt: die kan bepalend zijn voor de betekenis ervan, maar is hooguit gebrekkig te reconstrueren. Daarbij komt dat bij communicatie tussen enerzijds leken en anderzijds professionals het misverstaan van elkaar een voortdurend actueel gevaar is, dat nog toeneemt naarmate deelnemers aan die communicatie bij het onderwerp ervan emotioneel betrokken zijn. Een en ander maakt het beoordelen van de gegrondheid van verwijten als bedoeld, voor derden tot een moeilijke opgaaf. Dat neemt niet weg dat in dit geval uit het dossier (de mededelingen van zowel klager als verweerder) wel is op te maken dat de communicatie tijdens de hiervoor bedoelde hoorzitting niet optimaal is verlopen. Wie of wat daarvan de oorzaak was, is echter niet vast te stellen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.

5.3.       Klager heeft ook geklaagd over het feit dat verweerder, naar zijn mening, niet duidelijk uiteengezet heeft waarom de aanvraag is afgewezen. Met name had klager graag uitleg willen hebben over de invulling door verweerder van het derde criterium waaraan de aanvraag getoetst moet worden. Het college is van oordeel dat verweerder duidelijk heeft aangegeven hoe het derde criterium (is de aanvrager door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen?) door hem is ingevuld. Hij heeft immers gemotiveerd aangegeven waarom hij van mening is dat klager, ondanks zijn medische beperkingen, vanuit medische optiek bezien wel in staat is om met de trein te reizen (namelijk: “dit zou u kunnen oplossen door een rolstoel te gebruiken”). Het college begrijpt dat dit voor klager een teleurstellende conclusie is, maar dat maakt verweerders motivering en conclusie op zichzelf niet onjuist of onduidelijk. Ook dit klachtonderdeel is daarom niet gegrond.

5.4.       Indien en voor zover klager heeft geklaagd over de onderzoeksmethode, namelijk een telefonische hoorzitting, is deze klacht ook ongegrond. Door de corona-maatregelen was het houden van een telefonische hoorzitting de aangewezen onderzoeksmethode en er was geen reden om daar in dit specifieke geval van af te zien.

5.5.       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.6.       Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6.         De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 29 april 2021 door:

A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,

E.G. van der Jagt en R.L. Kloots, leden-arts,

bijgestaan door mr. M.G. Verkerk, secretaris.

    WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                        voorzitter