ECLI:NL:TGZRAMS:2021:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/205

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:49
Datum uitspraak: 28-04-2021
Datum publicatie: 28-04-2021
Zaaknummer(s): 2020/205
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, zonder toestemming van klager, medische stukken betreffende klager heeft toegestuurd naar Achmea, waardoor meerdere mensen (niet-medici, zoals de schadebehandelaar en de jurist) de stukken hebben kunnen inzien. Ook heeft verweerder nagelaten om aanvullende medische informatie over klager te beoordelen. Ten slotte stelt klager dat verweerder onvoldoende informatie had om tot het medisch advies te komen. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 28 juli 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r ,

gemachtigde: C

tegen

D,

arts,

destijds werkzaam voor E,

v e r w e e r d e r ,

gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat in Utrecht.             

1.          De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     de op 9 oktober 2020 binnengekomen brief van klager;

-                     het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                     het proces-verbaal van het op 24 februari 2021 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.       Klager is op 12 april 2018 als automobilist betrokken geweest bij een verkeersongeval. Achmea is – als verzekeraar van de bij het verkeersongeval betrokken andere automobilist – aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Achmea heeft voor het uitbrengen van het medisch advies over de situatie van klager E ingeschakeld. Verweerder is werkzaam als medisch adviseur voor E. Op 7 oktober 2019 heeft hij het medisch advies uitgebracht.

3.          De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, zonder toestemming van klager, medische stukken betreffende klager heeft toegestuurd naar Achmea, waardoor meerdere mensen (niet-medici, zoals de schadebehandelaar en de jurist) de stukken hebben kunnen inzien. Ook heeft verweerder nagelaten om aanvullende medische informatie over klager te beoordelen. Ten slotte stelt klager dat verweerder onvoldoende informatie had om tot het medisch advies te komen.

4.          Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.          De beoordeling

5.1.       Bij de tuchtrechtelijke toetsing van het professioneel handelen van verweerder gaat het er niet om of het handelen beter had gekund, maar of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening (met andere woorden: of het beter had gemoeten).

Klacht 1

5.2.      Volgens klager heeft verweerder zonder zijn toestemming medische stukken naar Achmea gestuurd waardoor die door derden konden worden ingezien.

5.2.       Het college stelt voorop dat in de KNMG Richtlijn Omgaan met medische gegevens staat dat de medisch adviseur een medisch advies opstelt dat aan de schadebehandelaar van de verzekeraar wordt verstrekt.

5.3.       Verweerder heeft informatie verstrekt over de werkwijze (en samenwerking) van Achmea en E. De te beoordelen medische stukken worden door het medisch secretariaat van Achmea in een beveiligd portaal van Achmea geplaatst waar verweerder met een code toegang toe heeft. De medisch adviseur brengt vervolgens een medisch advies uit (gericht aan de schadebehandelaar) en dat plaatst hij (samen met de medische stukken) in ditzelfde beveiligde portaal. Er is een wachtwoord nodig om inzage in het medisch dossier met de stukken te krijgen.

5.4.       Verweerder heeft gesteld dat hij deze werkwijze heeft gevolgd en dat hem niet kan worden verweten wat Achmea vervolgens met de medische stukken heeft gedaan (zoals het door klager gestelde toezenden aan derden, zoals de jurist).

5.5.       Klager heeft niet betwist dat dit de werkwijze is die door Achmea en E wordt gehanteerd en dat verweerder deze werkwijze heeft gevolgd. Het college heeft ook overigens geen reden te twijfelen aan de verklaring van verweerder. Nu deze werkwijze gebruikelijk en in overeenstemming met de richtlijn is, valt aan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Klacht 2

5.6.       Ook de tweede klacht is ongegrond. Het college begrijpt dit klachtonderdeel aldus, dat klager verweerder verwijt dat hij de aanvulling bij brief 15 mei 2020 niet heeft beoordeeld. Het college stelt in dat verband vast, dat bedoelde brief is geadresseerd aan Achmea en niet aan verweerder. Verweerder heeft ontkend dat hij deze aanvullende medische informatie heeft gekregen, en klager heeft daarvoor geen bewijs geleverd. Het college houdt het er dan ook voor (mede vanwege de adressering van de brief) dat verweerder deze aanvulling nooit heeft ontvangen, zodat hem niet kan worden verweten dat hij deze stukken niet heeft beoordeeld. 

Klacht 3

5.7.       Voor de derde klacht, inhoudende dat verweerder onvoldoende informatie had om tot het advies te komen, geldt het volgende. Zoals hiervoor al is gebleken, is niet komen vast te staan dat de aanvullende informatie verweerder heeft bereikt. Hij heeft zijn advies uitgebracht op basis van de stukken die hem ter beschikking waren gesteld en heeft in zijn advies geschreven dat als het dossier niet compleet is, er verder onderzoek moet worden gedaan. Daarmee is hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven.

Conclusie

5.8.       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6.         De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 28 april 2021 door:

A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,

E.G. van der Jagt en R.L. Kloots, leden-arts,

bijgestaan door mr. M.G. Verkerk, secretaris.

WG  secretaris