ECLI:NL:TGZRAMS:2021:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/254

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:32
Datum uitspraak: 04-03-2021
Datum publicatie: 04-03-2021
Zaaknummer(s): 2020/254
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager heeft verweerder gevraagd een expertise te maken over de gevolgen voor klager van een scooterongeluk in verband met een geschil over de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart. Klager stelt dat hij aan het ongeluk een whiplash heeft overgehouden. Klager verwijt verweerder onder meer dat hij de opdracht niet had mogen aannemen en dat de door verweerder uitgebrachte expertise niet aan de eisen voldoet. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 11 november 2020 bij het college te Den Haag en op 20 november 2020 te Amsterdam binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r ,

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- de repliek van klager van 7 januari 2021;

- de dupliek van verweerder van 8 januari 2021;

- de brief van klager met bijlage van 22 januari 2021;

- de brief van verweerder van 4 februari 2021.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klager, geboren in 1991, heeft enkele malen een scooterongeval gehad, voor het laatst in 2015. Klager heeft aan de ongevallen klachten overgehouden, die na het laatste ongeval zijn verergerd.

2.2. Per e-mail van 11 maart 2017 heeft klager verweerder het volgende geschreven (alle citaten zijn inclusief type- en spelfouten):

Ik wil een expertise laten verrichten omdat ik een whiplash heb opgelopen door een aanrijding op de scooter. Mijn vraag is met name over het causaal verband en de BIGP. Wat zal dit kosten ? ik ben bereid dit zelf te betalen ( ook kan mijn advocaat dit bij u aanvragen) maar wilde graag weten wat het zal kosten.

2.3. Verweerder heeft klager diezelfde dag geantwoord als volgt:

Een dergelijke expertise kost ongeveer 1000 euro. Ik adviseer u met uw advocaat te overleggen en ubte oriënteren omtrent het standpunt van de Nederlandse Vereiging voor Neurologie inzake whiplash.

2.4. Per e-mail heeft een jurist bestuursrecht van de DAS verweerder namens klager benaderd en onder meer het volgende geschreven:

Namens DAS sta ik een cliënt bij in een beroepszaak tegen een het College van B&W van een gemeente. In geschil is of cliënt recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart op basis van een regeling. Cliënt is eerder gekeurd maar, cliënt kon zich niet in de uitkomst van dit rapport vinden en daarom is voor het ingestelde beroep is een tweede advies (contra-expertise) noodzakelijk. Vanuit DAS en vanuit cliënt bent u aan mij aanbevolen. In overeenstemming met cliënt is er een vraagstelling opgesteld aan de hand waarvan de contra-expertise uitgevoerd kan worden. Het doel van de contra-expertise is om de fysieke klachten van cliënt in kaart te brengen en uit de expertise moet naar voren komen of cliënt al dan niet in staat is 100 meter zelfstandig te voet te overbruggen.

(…)

Indien u in staat bent een opdracht tot contra-expertise uit te voeren, zal ik in overleg met cliënt u de vraagstelling toezenden en zorgen dat u beschikking krijgt over het medisch dossier van cliënt.

2.5. Verweerder heeft klager op 30 juni 2020 onderzocht en op 3 juli 2020 zijn rapport in concept uitgebracht met verzoek aan klager om binnen twee weken te laten weten of klager van zijn blokkeringsrecht gebruik wilde maken. De concept rapportage maakt melding van de medische stukken die aan verweerder ter beschikking zijn gesteld. Bij de beschouwing heeft verweerder als conclusie genoteerd:

Er kan op neurologisch vakgebied geen diagnose worden gesteld, het klachtenpatroon en de bevindingen passen niet bij een aandoening op neurologisch vakgebied. Vanuit mijn visie als neuroloog zie ik ook geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van een specifieke aandoening op een ander vakgebied anders dan dat van de psychiatrie; wat dit laatste betreft baseer ik mij op de gegevens vanuit de behandelende sector. Een nadere visie hierover onttrekt zich aan mijn deskundigheid.

Bij de beantwoording van meerdere van de 16 aan verweerder gestelde vragen heeft verweerder aangegeven: “Aangezien er naar mijn oordeel geen sprake is van een aandoening op neurologisch vakgebied kan ik deze vraag niet beantwoorden”, of een soortgelijk antwoord.

2.6. Per e-mail van 8 juli 2020 heeft klager verweerder bericht dat het hem opviel dat verweerder de vragen die hem voorgelegd niet kon beantwoorden. Klager schrijft in die e-mail onder meer:

Ik verzoek u vriendelijk opheldering te geven hierover, en verzoek u vriendelijk antwoord te geven op de vragen of u bekend was vooraf de opdracht met de vraagstelling, als u weet dat het vooral om een acceleratie de-acceleratie mechanisme gaat en gehandicaptenkaart (wat overigens nooit op neurologische gronden wordt toegekend maar eerder lichamelijk) waarom u dan de opdracht hebt aangenomen.

(…)

Ik zie uw reactie met belangstelling tegemoet en zal erna besluiten voor blokkering of niet.

Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd als volgt:

Bij blokkering is de vraag “ja of nee”. Als u niet blokkeert zal ik eventuele vragen van uw belangenbehartiger beantwoorden

2.7. Op 21 juli 2020 heeft verweerder het rapport met de door klager gestelde vragen naar zijn opdrachtgever verzonden.

3. De klacht en het standpunt van klager

3.1. Klager verwijt verweerder:

- dat hij de opdracht niet had mogen aannemen;

- dat de antwoorden van verweerder niet stroken met die van andere specialisten en rapportages;

- dat verweerder niet heeft geantwoord op de vraag of verweerder de leidraden heeft gehanteerd;

- dat verweerder geen klachtenprotocol heeft gestuurd na een daartoe strekkend verzoek van klager.

3.2. Ter toelichting op de klacht heeft klager onder meer aangevoerd dat vooraf aan verweerder is gevraagd of hij de keuring kon doen en de vragen kon beantwoorden, waarop verweerder positief heeft gereageerd. Naderhand bleek dat de helft van de vragen niet beantwoord kon worden en het klopte ook niet met een ander neurologisch expertise rapport. Er is niet aangegeven dat klager correctie- en blokkeringsrecht heeft. Wel is er veel mis met de rapportage.

4. Het standpunt van verweerder

4.1. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd.

4.2. Verweerder mocht de opdracht aannemen. Klager is tevoren ingelicht over de eventuele kosten. Verweerder heeft klager in 2017 geadviseerd met zijn advocaat te overleggen en zich te oriënteren omtrent het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie inzake whiplash, omdat dit inhoudt dat bij klachten die als postwhiplashsyndroom worden omschreven door de neuroloog geen functieverlies wordt toegekend. Verweerder heeft zich bereid verklaard de keuring uit te voeren, die op 12 juni 2020 door de rechtsbijstandverlener van klager van hem is gevraagd. Verweerder heeft klager onderzocht en de rapportage gemaakt. Klager is in staat gesteld het rapport te beoordelen en eventueel gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht. Dat heeft hij niet gedaan. Dat het resultaat van het onderzoek is, dat een aantal voorgelegde vragen niet kan worden beantwoord, is inherent aan de procedure.

Verweerder heeft klager gezegd dat het rapport van een andere neuroloog, waarnaar klager verwijst, tot precies dezelfde conclusie komt als verweerders rapportage. De andere neuroloog heeft op een van de hem gestelde vragen immers geantwoord: “bij het ontbreken van een neurologisch substraat voor de klachten kunnen conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie geen beperkingen worden aangegeven. Dat is in deze zaak het geval.”

Een neuroloog dient zich bij het ontbreken van een neurologisch substraat te onthouden van het vaststellen van functieverlies. Dat is overeenkomstig de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische rapportage en de AMA guides to the evaluation of permanent impairment, zesde editie.

De rapportage voldoet aan de zorgvuldigheidseisen, die door het CTG zijn geformuleerd. Van de rechtsbijstandverlener van klager heeft verweerder geen berichten meer ontvangen, wat de geëigende procedure zou zijn geweest bij eventuele bezwaren tegen het rapport van verweerder.

5. De beoordeling

5.1. Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. (CTG 30 januari 2014 C2012.100 ECLI:NL:TGZCTG:2014:17)

5.2. Het college is van oordeel dat het rapport van verweerder voldoet aan de hiervoor vermelde criteria. Verweerder heeft de juiste beoordelingskaders gehanteerd en klager (onverplicht) al in een eerder stadium informatie verstrekt over het standpunt van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie met betrekking tot whiplash. Verweerders conclusies zijn niet onbegrijpelijk.

5.3. Verweerder mocht de opdracht tot het uitbrengen van een expertise aannemen. Verweerder is na onderzoek van klager en bestudering van de onderliggende medische stukken, die hem ter beschikking zijn gesteld, tot de conclusie gekomen dat hij neurologisch geen beperkingen bij klager heeft kunnen vaststellen. Dat brengt met zich dat verweerder op vragen die ingaan op de aard en omvang van beperkingen geen antwoord kan geven, zeker niet waar het mogelijke beperkingen op ander dan neurologisch terrein betreft. Verweerder dient immers in een rapportage binnen de grenzen van zijn deskundigheid te blijven. Indien en voor zover de conclusies niet overeen zouden komen met conclusies van anderen, maakt dat de rapportage van verweerder niet onjuist of onzorgvuldig. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat de eerste drie klachtonderdelen kennelijk ongegrond zijn.

5.4. Voor zover klager over het (niet of niet juist toepassen van) het blokkeringsrecht heeft willen klagen is het college van oordeel dat hij bij dit klachtonderdeel geen belang heeft, nu het rapport is uitgebracht op eenzijdig verzoek van/namens klager en niet is gesteld of gebleken dat het rapport aan een ander dan klager en zijn rechtsbijstandverlener is toegezonden.

5.5. Klager heeft het klachtonderdeel over het klachtenprotocol niet verder toegelicht en is niet ingegaan op de stelling van verweerder dat hij van de rechtsbijstandverlener van klager geen bezwaren tegen de rapportage heeft ontvangen, terwijl dat de geëigende weg zou zijn geweest. Ook het vierde klachtonderdeel wordt kennelijk ongegrond verklaard.

5.6. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 4 maart 2021 door:

E.A. Messer, voorzitter,

E.G. van der Jagt en J.A. Carpay, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter