ECLI:NL:TGZRAMS:2021:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/130

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:3
Datum uitspraak: 07-01-2021
Datum publicatie: 07-01-2021
Zaaknummer(s): 2020/130
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, tandarts en eigenaar van een kliniek voor cosmetische tandheelkunde, onder meer zijn medewerkers onder druk te zetten een duurdere behandeling uit te voeren en geen behandelplan te overhandigen alsmede haar onheus te hebben bejegend toen zij haar klachten uitte. Ook verwijt ze verweerder als verantwoordelijke voor de bedrijfsvoering niet te voldoen aan de eisen van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG). Gegrond. Berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 5 juni 2020 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. M.A.M. de Vries-Meijer, advocaat te Alkmaar.

tegen:

C,

tandarts

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, verbonden aan VvAA-rechtsbijstand.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de conclusie van repliek met bijlagen;

- de conclusie van dupliek met bijlagen;

- stukken ten behoeve van de zitting met aanvulling eis van de zijde van klaagster.

1.2 De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 november 2020. De partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. M r. De Vries-Meijer heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota met aangehechte stukken, die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.

1.3 De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Die zaak is bekend onder dossiernummer 2020-131.

2. De feiten

2.1 Klaagster wilde haar boventanden cosmetisch verbeteren en heeft hiertoe contact opgenomen met de E (verder: de kliniek). Verweerder is praktijkhouder en enig bestuurder van de kliniek. Het intakegesprek en de behandeling van klaagster zijn gedaan door een als zzp-er aan de kliniek verbonden tandarts, hierna ook te noemen: de tandarts, verweerster in de procedure met nummer 2020-131. De intake vond plaats op 25 september 2019.

2.2 Op 11 oktober 2019 is bij klaagster een gebitsreinigingsbehandeling uitgevoerd en op 10 oktober is haar gebit boven en onder gebleekt.

2.3 Op 18 oktober 2019 is een ‘mock-up’ van composiet gemaakt op klaagsters voortanden. Het resultaat is met klaagster besproken. Vervolgens zijn klaagster tanden geprepareerd door deze te slijpen aan drie zijden. De afdruk van de mock-up en de foto’s die tijdens het proces zijn gemaakt zijn aan de tandtechnieker verstrekt voor het maken van keramische partiële kronen.

2.4 Op 23 oktober 2019 heeft klaagster de tandtechnieker bezocht ter bepaling van de kleur en vorm van de kronen. Klaagster heeft toen een foto gezien van haar geslepen tanden.

2.5 Op 29 oktober 2019 heeft klaagster meermalen telefonisch contact opgenomen met de kliniek met het verzoek om de behandelend tandarts te spreken. Verweerder heeft klaagster hierop terug gebeld.

2.6 Op 1 november 2019 hebben klaagster en haar man een persoonlijk klachtgesprek gehad met de behandelend tandarts en de assistente, F, van ongeveer een uur op de praktijk. Er is afgesproken de behandeling voort te zetten en hiertoe is een afspraak gemaakt voor 6 november 2019. Op die dag zijn de kronen definitief geplaatst.

2.7 Op 19 november 2019 heeft klaagster een schriftelijke klacht ingediend bij de kliniek. Hierop is op 27 november 2019 door verweerder en de tandarts gereageerd. Bij schrijven van 27 maart 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van klaagster de kliniek aansprakelijk gesteld voor de door klaagster geleden en nog te lijden schade.

2.8 Op 18 oktober en 25 oktober 2019 zijn via G facturen verzonden aan klaagster ter hoogte van 497,28 respectievelijk 4.878,88 Euro. Deze zijn tot op heden niet voldaan. Op de facturen staat de naam van de kliniek en daaronder de naam van verweerder. Als declaratiecodes zijn op laatst genoemde factuur opgevoerd: M03, A10 (6X), R24 (6x), R14 (6x), G10 en X10 (2x). Verder is zes keer het bedrag van 498,- Euro opgevoerd aan Techniek/Materiaalkosten. De eerst genoemde factuur is voor het per kaak uitwendig bleken (2x).

2.9 In het dossier bevindt zich een ongedateerde nota met hierop vermeld, voor zover van belang:

“E.

Betreft: specificatie tandtechniek eigen beheer

Opgebakken keramische partiële kronen schouderporselein 13,12,11,21,22,23 voor A November 2019:

Per element: Code: Omschrijving:

0011 Ontwerp e 34,93

0101 Kleurbepaling op laboratorium e 18,80

0103 Desinfectie in opdracht van de tandarts e 3,50

0105 Verzendkosten e 6,60

0106 Arbo-en milieutoeslag e 2,54

0120 Bruikleen Dentatus articulator e 18,60

0121 Bruikleen etskit e 16,45

0201 Foto in verband met kleur/vorm bepaling e 13,67

4002 Gipsmodel e 9,85

4003 Superhard gipsmodel e 13,50

4054 Model monteren in meerv. inst. articulator e 25,77

4101 Zaagmodel e 15,43

4103 Vuurvaste stomp e 22,72

4115 Stompen inkerven e 5,25

4162 Stomp terugplaatsen in afdruk e 6,88

4166 Soft tissue model e 48,62

4301 Kroon keramische kap e 213,39

4821 Toeslag voor schouderporselein e 28,51

--------------------

6x e498,- (…)”

2.10 Het tandtechniekwerk is uitgevoerd door H, een eenmanszaak, niet gevestigd in de kliniek en evenmin exclusief werkend voor de kliniek. Verweerder is eigenaar van de machine waarmee de werkstukken voor de kliniek door de tandtechnieker worden verwaardigd. Tussen verweerder en H is een standaard prijs per werkstuk overeengekomen.

2.11 De beleidsregel ‘tandtechniek in eigen beheer’ (BR/REG-1907) luidt, voor zover hier van belang:

“Tandtechniek in eigen beheer. De tandtechnische stukken die door de zorgaanbiederzelf worden vervaardigd. Toelichting.

Zelfvervaardiging betekent vervaardiging door de zorgverlener zelf, maar kan ook betekenen dat de technieken worden vervaardigd door een tandtechnieker binnen de praktijk of binnen een bedrijf waarvan de zorgaanbieder (of zorgverlener) eigenaar is. Als het gaat om meerdere (rechts)personen, dan is bepalend of de zorgaanbieder invloed heeft op de prijs(vorming). Dit zal doorgaans het geval zijn als deze zorgaanbieder zeggenschap heeft. Wanneer er sprake is van invloed op de prijs(vorming) door deze zeggenschap, dan gelden de maximumtarieven voor tandtechniek in eigen beheer. Zeggenschap houdt in: de mogelijkheid om op grond van feitelijke of juridische omstandigheden strategische invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming en daarmee ook op de prijsvorming. Zeggenschap kan bijvoorbeeld worden verkregen door de verwerving van participaties in het kapitaal, verwerving van vermogensbestanddelen, uit hoofde van een overeenkomst, of op andere wijze.”

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij:

a. tegen klaagster heeft geschreeuwd door de telefoon;

b. de door klaagster ingediende klacht niet goed heeft afgehandeld;

c. medewerkers onder druk zet om voor een dure behandeling te kiezen en vooraf geen offerte of behandelplan te overleggen;

d. onjuist heeft gefactureerd;

e. tarieven niet bekend heeft gemaakt.

Klaagster verzoekt het college om verweerder op grond van artikel 69, lid 5, van de Wet BIG te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachtonderdelen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Anders gezegd, of hij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld met de kennis die verweerder op dat moment had of behoorde te hebben. Verweerder is alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar op zijn rol en verantwoordelijkheid als praktijkhouder.

5.2 De op 18 november 2020 door het college ontvangen stukken ten behoeve van de zitting en aanvulling eis van de zijde van klaagster zullen door het college bij de beoordeling van de zaak worden betrokken. Aldus heeft de voorzitter beslist op grond van artikel 4, derde lid, van het Reglement van de Regionale Tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. Niet is gebleken dat (de gemachtigde van) verweerder, die deze stukken eerder dan het college heeft ontvangen, in zijn verdediging is geschaad. Ook het college acht zich niet beperkt in haar voorbereiding van deze zaak met de (beperkte) overschrijding van de termijn voor het indienen van stukken van twee weken voor de terechtzitting.

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

5.3 Klaagster stelt door verweerder tijdens een telefoongesprek op 29 oktober 2019 onheus te zijn bejegend. Zo zou hij tegen haar hebben geschreeuwd en hebben gedreigd haar slapeloze nachten te bezorgen als het niet zou ophouden. Verweerder ontkent dit. Het is het woord van de een tegen het woord van de ander. In een dergelijk geval kan het college niet vaststellen wat er is gezegd en kan daarmee ook niet worden vastgesteld dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

5.4 Het college is van oordeel dat de klachtafhandeling door verweerder voldoende is geweest. Op de website van de kliniek staat onder het kopje “vragen of klachten” voldoende informatie over de interne en externe mogelijkheden tot klagen. De kliniek is aangesloten bij de KNMT. Op de klachtbrief van klaagster van 19 november 2019 is door onder meer verweerder schriftelijk inhoudelijk gereageerd. Hierin is ook vermeld: “Wij zijn lid van de KNMT, ANT en het KOM”. Hierna volgde het traject van aansprakelijkstelling en het indienen van de tuchtklacht. Ook dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel c.

5.5 Er is onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat verweerder zijn medewerkers onder druk zet om dure behandelingen uit te voeren. Het gespreksverslag van het heimelijk opgenomen klachtgesprek met de behandelend tandarts is hiertoe onvoldoende.

5.6 Op grond van artikel 6.1 van de Regeling Mondzorg dient een zorgverlener, voorafgaand aan de behandeling, voor alle behandelingen vanaf een totaalbedrag van 250 Euro standaard een voor de consument vrijblijvende prijsopgave te verstrekken. Niet ter discussie staat dat aan klaagster niet een dergelijke schriftelijke kostenbegroting met uitsplitsing van de kosten voorafgaande aan de behandeling is verstrekt, anders dan mogelijk een kladje. Dit laatste wordt alleen door klaagster gesteld en niet verder onderbouwd zodat niet kan worden vastgesteld dat dit kladje voldoet aan de aan een prijsopgave te stellen eisen. Verweerder stelt dat het zijn voorkeur heeft om eerst een schriftelijk de begroting te verstrekken als er overeenstemming is over de uit te voeren behandeling (3.4 van de dupliek) maar nog wel voorafgaand aan de behandeling en dat dit ook het beleid van de kliniek is. Ter zitting is de algemene werkwijze verder onderbouwd. Er is derhalve onvoldoende grond om verweerder als praktijkhouder tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden voor het niet verstrekken van een offerte aan klaagster. Ook klachtonderdeel c. is ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d.

5.7 Het college zal klachtonderdeel d. gegrond verklaren. Er is door verweerder in strijd met de voorschriften gedeclareerd. Allereerst is er een eindafrekening opgemaakt en zijn de facturen verzonden nog voordat de behandeling was afgerond en alle kosten waren gemaakt. Ingevolge de door de NZa vastgestelde maximum tarieven en prestaties mondzorg 2018 mag een niet-standaard beetregistratie (G10) alleen worden gedeclareerd in combinatie met R24 bij gebruik van face- of earbow. Dat is hier niet het geval. De standaard beetregistratie zoals door de behandelend tandarts is uitgevoerd maakt onderdeel uit van het standaardtarief. Ook is er in strijd met voornoemde tarieven meer dan het maximaal aantal te declareren verdovingen (per zitting voor deze behandeling opgevoerd (A10).

5.8 Het college stelt vast dat verweerder door het verstrekken van een vermogensbestanddeel aan de tandtechnieker (een machine) invloed op de prijs van de technieken heeft. Hij heeft ook daadwerkelijk prijsafspraken met de tandtechnieker gemaakt. Er is derhalve sprake van zeggenschap als bedoeld in de Beleidsregel tandtechniek in eigen beheer. Het staat verweerder derhalve vrij de maximum tarieven voor tandtechniek in eigen beheer op te voeren. De door verweerder gekozen constructie past binnen de beleidsregel.

5.9 Op de specificatie “tandtechniek in eigen beheer” (r.o. 2.9) staan kosten opgevoerd die niet door of namens verweerder zijn gemaakt. Eenmalige kosten worden namelijk zes keer opgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de verzendkosten, arbo-en milieutoeslag, bruikleen Dentatus articulator, bruikleen etskit, het gipsmodel en het superhard gipsmodel. Het soft tissue model is uberhaupt niet toegepast en wordt evengoed zes maal in rekening gebracht. Dit alles is verwijtbaar.

Ten aanzien van klachtonderdeel e.

5.10 Verweerder heeft erkend te hebben verzuimd de prijslijst materiaal en techniek op de website van kliniek te plaatsen. Dit is in strijd met het voorschrift van de NZA. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.11 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht een verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het betreft naar het oordeel van het college een ernstig verwijt. Met name het op onderdelen vijf keer of zes keer te veel declareren van de tandtechnische kosten ten belope van een substantieel bedrag wordt verweerder zwaar aangerekend. Het college acht, alles afwegende, het opleggen van de maatregel van een berisping passend.

5.12 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing ook geanonimiseerd worden gepubliceerd op de hierna vermelde wijze.

Beoordeling verzoek proceskostenveroordeling

5.13 In artikel 69 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is een regeling met betrekking tot de gemaakte proceskosten opgenomen. Omdat deze klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en er een maatregel wordt opgelegd, kan het college beklaagde veroordelen in de proceskosten. Het college ziet aanleiding dat in dit geval te doen en het verzoek om een proceskostenveroordeling toe te wijzen. Bij het bepalen van het te vergoeden bedrag zal aansluiting worden gezocht bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit). Aan de hand van het Besluit zijn de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 534,00 per punt. Voor de zitting wordt 1 punt toegekend. Voor de aanvulling van de klacht en de repliek wordt per onderdeel 0,5 punt toegekend. Het voorgaande betekent dat voor het vaststellen van de proceskosten uitgegaan wordt van 2 punten. De te vergoeden proceskosten bedragen ingevolge het Besluit derhalve 2 x 534 = € 1068,-.

5.14 Deze zaak maakt echter onderdeel uit van twee sterk samenhangende zaken, waarin een deel van de gedingstukken gecombineerd zijn vormgegeven en ingediend en de beide mondelinge behandelingen ook gecombineerd hebben plaatsgevonden. Om die reden acht het college het niet redelijk om per zaak tot een proceskostenveroordeling voor het volledige bedrag dat hiervoor is genoemd te komen. Het college komt tot het oordeel dat in deze zaak twee derde van het totale bedrag dient te worden vergoed. Dit betekent dat verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van klaagster ten bedrage van 1068/3 x 2 = € 712,-.

Het college beslist als volgt.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klachtonderdeel d. en e. gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt op de maatregel van berisping;

- bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘NT’ (Nederlands Tandartsenblad) en ‘Dentz’ of hun rechtsopvolger;

- wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe;

- veroordeelt verweerder in de hierboven vastgestelde kosten van klaagster van in totaal € 712,- (zegge: zevenhonderdtwaalf euro) en veroordeelt hem dit bedrag te voldoen op de bankrekening van de gemachtigde van klaagster binnen een maand nadat deze haar schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop dit bedrag kan worden gestort, heeft laten weten.

Aldus beslist door J. Recourt, voorzitter, C.E. Polak, lid-jurist, H.C. van Renswoude, J.W.M. Croes en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.M. Sodderland-Elzas, secretaris, en uitgesproken op 8 januari 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter