ECLI:NL:TGZRAMS:2021:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/219

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:23
Datum uitspraak: 15-02-2021
Datum publicatie: 17-02-2021
Zaaknummer(s): 2020/219
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster is niet tevreden over de handelwijze van de bedrijfsarts en verwijt deze onder meer dat hij geen gedegen advies heeft gegeven, zich onvoldoende heeft vergewist of er inmiddels ook medische arbeidsongeschiktheid was ontstaan en weigerde om externe deskundigen te consulteren. Verder verwijt klaagster de bedrijfsarts dat hij de STECR Werkwijzer arbeidsconflicten niet heeft gehanteerd en heeft gehandeld in strijd met de richtlijn van de NVAB. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 4 september 2020 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B

k l a a g s t e r,

gemachtigde: mr. M. Jansen (verbonden aan C te B),

tegen

D,

bedrijfsarts,

(deels) werkzaam te E,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga (verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht).

1.         De procedure

1.1.      Het college heeft kennisgenomen van:

-                      het klaagschrift met bijlagen (met een aanvulling bij brief van 8 november 2020);

-                      het verweerschrift met bijlagen;

-                      de e-mails van 26 oktober 2020 en 6 november 2020 van gemachtigde van klaagster met verzoeken betreffende de planning van de behandeling door het college;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 16 december 2020 gehouden vooronderzoek;

-                      een brief van gemachtigde van klaagster van 9 december 2020 (voorafgaand aan het vooronderzoek) met aanvulling op het klaagschrift, en de spreekaantekeningen die hij voornemens is naar voren te brengen;

-                      een brief van de gemachtigde van verweerder van 21 december 2020 met een kopie van het medisch dossier, en een aanvullende mail met bijlage.

1.2.      De klacht is op 22 januari 2021 een openbare zitting behandeld, gelijktijdig maar niet gevoegd (naar analogie van art 57 lid 1 van de wet BIG) met de klacht van klaagster tegen de bedrijfsarts die verweerder heeft opgevolgd (zaak bekend onder zaaknummer 2020/218). Met instemming van partijen worden (vanwege de samenhang van beide klachten) stukken die bij een van de klachten zijn ingebracht, tevens geacht te zijn ingebracht in de andere klacht.

Partijen waren ter zitting aanwezig. De gemachtigde van klaagster heeft een toelichting gegeven aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Ter zitting heeft hij een extra klachtonderdeel ingebracht (genummerd 17 op zijn pleitnota). Om redenen van proces economie zal het college, met nadrukkelijke instemming van verweerder, dit toegevoegde klachtonderdeel eveneens in zijn oordeel betrekken.

2.         De feiten

2.1.      Klaagster is een 49 jarige vrouw, als secretaresse werkzaam bij een vastgoed onderneming in B. Na een aantal jaren naar tevredenheid te hebben gewerkt werd december 2018 een reorganisatie aangekondigd waarbij klaagster een andere functie zou worden aangeboden. Eind maart 2019 kreeg klaagster te horen dat zij naar een andere afdeling zou worden overgeplaatst, en eind oktober werd zij naar weer een andere afdeling overgeplaatst. Klaagster meldt zich op 29 november 2019 ziek, gaat daarna weer aan het werk, maar wordt op 6 januari 2020 opnieuw overgeplaatst naar een nieuwe afdeling. Zij meldt zich op 6 maart 2020 ziek waarna ze wordt begeleid door de voorganger van verweerder totdat deze zich op 8 juni 2020 terugtrekt als haar bedrijfsarts.

2.2.      Op 9 juli 2020 ziet verweerder klaagster voor de eerste en enige keer. Daaraan voorafgaand mailt klaagster hem informatie over haar frozen shoulder en haar psychische klachten. Op pagina 3 van de door verweerder opgestelde probleemanalyse wordt een opsomming gegeven van de vastgestelde beperkingen in het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, en de fysieke beperkingen.

Mede op basis van dit consult stelt verweerder een probleemanalyse op waarin hij als advies opneemt om een mediationtraject op te zetten. Hij vermeldt dat klaagster het niet eens is met dit advies.

2.3.      Tot de stukken behoort een Arbeidskundig rapport van het UWV van 12 augustus 2020 waarin wordt geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van klaagster niet voldoende zijn omdat zij onvoldoende meewerkt aan de start van de mediation.

2.4.      Tot de stukken behoort voorts een kopie van het medisch dossier, en een reactie van de datamanager van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, alsmede een toelichting op de melding door verweerder.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a.    de verzuimhistorie waarschijnlijk niet bij zijn onderzoek heeft betrokken;

b.    geen gedegen advies heeft gegeven, onderzoek heeft nagelaten;

c.     zich onvoldoende heeft vergewist of naast een arbeidsconflict inmiddels ook een medische arbeidsongeschiktheid was ontstaan;

d.    weigerde zijn advies aan te passen, samen te werken met externe deskundigen;

e.    de STECR werkwijze arbeidsconflicten ten onrechte niet heeft gehanteerd;

f.     voor de beoordeling van psychische klachten niet heeft getoetst aan richtlijnen;

g.    (ter zitting toegevoegd) te laat het medisch dossier overgelegd, geen informatie verstrekt over de beroepsgebonden aspecten van de medische klachten, en gebrekkige zelfreflectie.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan (waarbij vanwege de onderlinge samenhang sommige klachtonderdelen gezamenlijk worden behandeld).

5.         De beoordeling

5.1.      Ten aanzien van klachtonderdeel a: de verzuimhistorie waarschijnlijk niet bij zijn onderzoek heeft betrokken

Klaagster gaat uit van een veronderstelling: “[verweerder] lijkt op geen enkele wijze zich te hebben verdiept in de voorgeschiedenis van de kwestie ” (punt 55 van het klaagschrift). Klaagster voert voor deze veronderstelling geen onderbouwing aan en omdat verweerder zich hiertegen gemotiveerd verzet (onder verwijzing naar het systeem van de werkgever waar hij toegang toe heeft, waarin hij de verzuimhistorie kan raadplegen) verwerpt het college deze veronderstelling en daarmee dit klachtonderdeel.

5.2.      Ten aanzien van klachtonderdelen b, c en d: geen gedegen advies heeft gegeven, onderzoek heeft nagelaten, zich onvoldoende heeft vergewist of naast een arbeidsconflict inmiddels ook een medische arbeidsongeschiktheid was ontstaan, en weigerde zijn advies aan te passen, samen te werken met externe deskundigen

Verweerder stelt dat hij op basis van zijn gesprek met klaagster, die ook informatie had meegenomen over haar frozen shoulder en haar psychische klachten, zich een beeld heeft gevormd van de problematiek en de oplossingsrichting. Hij heeft onweersproken gesteld dat klaagster het eens was met deze inventarisatie. Het college volgt daarbij, mede door de beperkte onderbouwing door (de gemachtigde van) klaagster van deze klachtonderdelen, de weergave door verweerder – die daarin ter zitting ook niet of onvoldoende is weersproken. Alsdan kan niet worden geconcludeerd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan of geen gedegen advies heeft gegeven.

Het verwijt dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de huisarts, de orthopedisch chirurg en de psycholoog te benaderen treft geen doel. Op basis van de door klaagster meegebrachte rapportages kon verweerder ervoor kiezen om uit te gaan van deze rapportages en de daarin beschreven medische klachten (zeker nu klaagster al onder deskundige behandeling was) en geen nader contact op te nemen met de opstellers. Uit de aantekeningen van verweerder in het medisch dossier blijkt ook dat hij klaagster dit heeft voorgehouden, en haar (zonder resultaat) heeft gevraagd wat hij nog meer zou kunnen vragen aan deze extern deskundigen wat nog niet in de rapportages stond.

Klaagster miskent aldus dat verweerder wel degelijk rekening houdt met haar medische klachten, maar tot een andere conclusie komt en daarmee tot een ander advies. Het college begrijpt dat dit teleurstellend was voor klaagster, maar het is geen grond voor een klacht.

Informatie verstrekking door (de gemachtigde van) klaagster

Het college voegt hier het volgende aan toe. Als bijlage 19 bij het klaagschrift is door de gemachtigde van klaagster gevoegd, een kopie van de rapportage van de orthopedisch chirurg. Hierop is een belangrijk deel ‘zwart gemaakt’ en daarmee onleesbaar. Een toelichting voor dit onleesbaar maken is niet gegeven.

Op verzoek van de gemachtigde van klaagster heeft verweerder een ongeschoonde versie overgelegd. Daaruit blijkt dat de onleesbaar gemaakte passages zien op de oorzaak van de frozen shoulder. Deze is ontstaan na een val van de trap in december 2018. De klachten verdwijnen eerst, maar komen in december 2019 terug, de specialist adviseert om rustig te mobiliseren op geleide van de pijn.

Uit deze bevindingen van de orthopedisch chirurg leidt het college af dat de frozen shoulder is veroorzaakt door een val in huis (op een moment dat de problemen op het werk nog niet waren begonnen) en de problemen verergerd zijn door stress op het werk, zoals klaagster zelf ook beweerd. Deze bevinding biedt steun aan het advies van verweerder om (eerst) de problemen op het werk op te lossen’.

De stelling dat verweerder heeft geweigerd om zijn advies aan te passen faalt reeds daarom nu klaagster voor een dergelijk verzoek geen bewijs heeft aangedragen, terwijl verweerder betwist dat een dergelijk verzoek hem heeft bereikt. De enkele omstandigheid dat klaagster het niet eens was met het advies van verweerder (zoals ook is genoteerd in de probleemanalyse) kan niet worden gezien als een verzoek om aanpassing waarop verweerder zou moeten reageren.

Tijdens het mondeling vooronderzoek heeft de gemachtigde van klaagster het verwijt geherformuleerd (en daarmee in wezen een nieuw klachtonderdeel ingebracht), in die zin dat het niet ging om aanpassing van de probleemanalyse van verweerder, maar aanpassing van het advies van zijn voorganger. Dit verwijt treft evenmin doel, het is aan verweerder om naar eigen inzicht en bevindingen tot een eigen advies te komen, en dat kan nooit leiden tot een aanpassing van het advies dat is gegeven door zijn voorganger (waar klaagster het ook niet mee eens was).

5.3.      Ten aanzien van de klachtonderdelen e en f: de STECR werkwijzer arbeidsconflicten ten onrechte niet heeft gehanteerd, en voor de beoordeling van psychische klachten niet heeft getoetst aan richtlijnen.

De verwijten die klaagster maakt zijn door haar (en haar gemachtigde) onvoldoende gespecifieerd en onderbouwd. De enkele verwijzing naar bepaalde richtlijnen (en het als bijlage toevoegen aan de klacht) is daartoe onvoldoende. Zoals hiervóór reeds is overwogen, is het college van oordeel dat verweerder op goede gronden kon komen tot zijn conclusie en advies. Dat klaagster zich daar niet in kon vinden is geen reden om te concluderen dat verweerder dienaangaande een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Het verwijt dat verweerder heeft verzuimd een melding beroepsziekte te doen mist feitelijke grondslag, omdat uit de overgelegde stukken blijkt dat deze melding wel degelijk is gedaan.

5.4.      Ten aanzien van klachtonderdeel g: (ter zitting toegevoegd): te laat het medisch dossier overgelegd, geen informatie verstrekt over de beroepsgebonden aspecten van de medische klachten, en gebrekkige zelfreflectie.

Ook dit klachtonderdeel treft geen doel. Tijdens het vooronderzoek is gevraagd om het volledige dossier. Verweerder heeft onweersproken verklaard dat hij dit dossier al eerder aan klaagster heeft doen toekomen, met uitzondering van de rapportages van de psycholoog en de orthopedisch chirurg omdat hij deze stukken van klaagster had ontvangen tijdens het spreekuur en bij klaagster dus bekend waren. Door alsnog het dossier inclusief genoemde rapportages toe te sturen, heeft verweerder ruimschoots voldaan aan het verzoek. Het college ziet geen aanknopingspunten voor de stelling dat klaagster hier al eerder (vergeefs) om heeft verzocht.

Anders dan de gemachtigde van klaagster stelt, heeft verweerder wel degelijk een toelichting verstrekt op zijn melding beroepsziekte. Dat verweerder onvoldoende zelfreflectie toont, is door deze gemachtigde niet nader onderbouwd.

5.5.      Optreden gemachtigde van klaagster

Afsluitend merkt het college op dat de gemachtigde van klaagster verweerder forse en verstrekkende verwijten maakt. Vanzelfsprekend heeft eenieder het recht om bij het tuchtcollege klachten in te dienen tegen personen werkzaam in de gezondheidszorg. Van een professioneel gemachtigde mag echter verwacht worden dat hij zich onthoudt van ongefundeerde beschuldigingen zoals het meewerken aan een ‘cover up geïnitieerd door de werkgever’ of het uiten van ‘onwaarheden’. Het daarbij opnemen van een voorbehoud als ‘wekt de indruk’ of ‘ontstaat het beeld’ is onvoldoende om zich voldoende van dergelijke beschuldigingen te distantiëren.

Hetzelfde geldt voor de verwijten dat verweerder bewust een onjuist stuk (zijn probleemanalyse) aan het UWV heeft laten sturen, onwaarheden vertelt, en meedogenloos is. Het college acht deze opstelling van een professioneel gemachtigde (zo lang deze verwijten niet deugdelijk worden onderbouwd) ongepast en niet behulpzaam bij een goede bespreking van de ingediende klacht.

5.6.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is. Hetgeen overigens nog door klaagster of haar gemachtigde naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 15 februari 2021 door:

A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,

R.L. Kloots, E.G. van der Jagt en E.G. Ackema, leden-beroepsgenoten,

C.H. van Dijk, lid-jurist,

bijgestaan door H.D. Coumou secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                           voorzitter