ECLI:NL:TGZRAMS:2021:100 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2271-A2021/021A

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:100
Datum uitspraak: 09-11-2021
Datum publicatie: 17-11-2021
Zaaknummer(s): A2021/2271-A2021/021A
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de psychiater dat zij 1) klager heeft misleid met de onderzoeksvragen en onderzoeksvragen heeft beantwoord die niet tot haar deskundigheid horen, 2) geen navraag heeft gedaan bij de huisarts van klager, zijn behandelend arts en bedrijfsarts, 3) klager niet heeft gewezen op zijn blokkeringsrecht en de correcties van klager niet bij het rapport heeft gevoegd en 5) niet onbevooroordeeld en onafhankelijk heeft gehandeld. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 10 februari 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: mr. W.J. Boer, advocaat bij Moree Gelderblom Advocaten te Rotterdam,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         De procedure

1.1.      Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • de correspondentie met betrekking tot het mondelinge vooronderzoek;
  • het proces-verbaal van het op 17 mei 2021 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;
  • correspondentie zitting.

1.2.      Het college heeft de klacht op 28 september 2021 ter zitting behandeld. Klager en verweerster waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Boer en verweerster werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. Peet.

2.         Waar gaat de zaak over?

Klager was vanaf januari 2012 tot 18 mei 2016 werkzaam als E bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Als gevolg van ziekten is klager in de periode september 2012 tot en met januari 2015 twee langere periodes arbeidsongeschikt geweest. In de zomer van 2014 heeft er een arbeidspsychologisch onderzoek plaatsgevonden onder andere om te kijken hoe het met de mentale- en psychische belastbaarheid van klager was gesteld. Een conclusie van dit onderzoek was dat er bij klager sprake was van een matig ernstige depressieve stemmingsstoornis. Hiervoor is hij toen behandeld met medicatie. Vanaf februari 2015 was klager weer volledig arbeidsgeschikt. Tussen klager en zijn leidinggevende bestond al langere tijd verschil van mening over het functioneren van klager. Op 18 mei 2016 is klager ontslagen wegens ongeschiktheid voor de functie van E. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat klager vond dat hij onderzocht had moeten worden op medische beperkingen die van invloed waren op de uitvoering van zijn werkzaamheden. Volgens het toen geldende ambtenarenrecht kon een ambtenaar in die tijd niet worden ontslagen vanwege onbekwaamheid en ongeschiktheid als dit een gevolg was van ziels- of lichaamsgebreken. Dit wil zeggen een lichamelijk of psychische ziekte of beperking of een vermoeden daarvan. De bezwaarcommissie stelde klager in het gelijk. De commissie vond dat klager niet ontslagen had mogen worden zonder onderzoek of de ongeschiktheid een medische oorzaak had. Vervolgens heeft verweerster, die werkzaam is bij F, op verzoek van het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: opdrachtgever) klager onderzocht en een Psychiatrisch Expertiserapportage opgesteld (hierna: rapport of rapportage). Het psychiatrisch onderzoek heeft op 21 april 2017 plaatsgevonden en op 6 juni 2017 was het rapport klaar.

3. De klacht

1.         Klager vindt dat hij door verweerster is misleid over de onderzoeksvragen;

2.         Ook is klager van mening dat verweerster vragen heeft beantwoord op het gebied van arbeidspsychologie. Dit is niet haar deskundigheid. Hierdoor is ze buiten haar deskundigheidsgebied getreden;

3.         Daarnaast verwijt hij verweerster dat de rapportage op onvolledige en op onjuiste informatie is gebaseerd omdat zij geen navraag heeft gedaan bij zijn huisartsen reumatoloog en evenmin informatie heeft ingewonnen bij de onderzoekers van het Arbeidspsychologisch Advies (hierna: APA) die een arbeidspsychologisch onderzoek hebben verricht in 2014;

4.         Klager is verder van oordeel dat verweerster hem op het blokkeringsrecht had moeten wijzen. Dit heeft verweerster niet gedaan;

5.         Bovendien heeft verweerster klagers opmerkingen en voorstellen op het conceptrapport niet verwerkt in het definitieve rapport of toegevoegd als bijlage aan de eindrapportage. Zij heeft de rapportage zonder bijlage met de correcties naar de bedrijfsarts verstuurd;

6.         Tot slot klaagt klager dat verweerster tijdens het verrichten van het onderzoek en ook daarvoor zakelijke relaties had met de opdrachtgever waardoor schijn van partijdigheid is ontstaan. Hierdoor kan klager er niet vanuit gaan dat de beoordeling onbevooroordeeld en onafhankelijk is gebeurd.                    

3.  Het verweer

Verweerster is het niet eens met klager. Zij geeft aan dat klager uitgebreid is geïnformeerd over de reden van het onderzoek, zijn rechten en de neutrale en onafhankelijke positie van haar als onderzoeker ten aanzien van de opdrachtgever. Tussen verweerster en klager is nooit discussie geweest over de onderzoeksvragen. Verweerster vindt dat de rapportage aan de vereisten voldoet voor medisch-specialistische rapportage. Ze is tijdens het onderzoek binnen haar deskundigheidsgebied van psychiater gebleven. Ze heeft informatie opgevraagd bij de enige behandelaar van klager, G. Voor haar onderzoek vond ze het niet nodig om ook informatie op te vragen bij anders zorgverleners, zoals de huisarts of reumatoloog. De klachten die klager had wezen volgens verweerster wel op depressieve klachten als gevolg van pesterijen op het werk, maar niet op een depressieve stoornis. Het verschil tussen depressieve klachten en een depressieve stoornis zijn volgens verweerster de ernst en proportionaliteit van de klachten. Verweerster geeft toe dat zij klager niet op zijn blokkeringsrecht – het recht om het delen van de rapportage met derden, zoals de opdrachtgever tegen te houden - heeft gewezen. Dat hoefde zij ook niet omdat hij dat recht niet had. Volgens de wet geldt dit recht niet als het onderzoek wordt verricht in verband met een bestaande arbeidsverhouding. Verweerster heeft anders dan klager zegt de correcties wel verwerkt in de definitieve rapportage. Het meesturen naar de bedrijfsarts van een bijlage met klagers correcties vond verweerster mede daarom niet nodig.

Wat vindt het college van de klacht en het verweer?

Het college is van oordeel dat onderdeel 3 van de klacht gegrond is. Daarmee is de klacht deels gegrond. Het college licht dit als volgt toe:

Klachtonderdeel 1: misleiding ten aanzien van de onderzoeksvragen

4.1.  Het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft verweerster een aantal (onderzoeks)vragen voorgelegd. Om deze vragen te kunnen beantwoorden heeft verweerster een psychiatrisch onderzoek verricht. Het onderzoek moest een antwoord geven op de vraag of bij klager in de periode 2012-2016 sprake was van een diagnose en of (lichamelijke en/of psychische) beperkingen en of deze diagnoses of beperkingen mogelijk van invloed waren op het functioneren van klager. Ook wilde de opdrachtgever weten of op de datum van het ontslag sprake was van een diagnose en (lichamelijke en/of psychische) beperkingen bij klager. Tijdens het onderzoek heeft verweerster klager uitgelegd wat het doel en de procedure van het onderzoek waren, wat zijn rechten zijn en uitgelegd dat zij een onafhankelijke positie had en heeft ten opzichte van de opdrachtgever. Het college is het eens met verweerster dat het aan de opdrachtgever was om de onderzoeksvragen af te stemmen met klager en om hem voor te lichten over wat de gevolgen van de uitkomst van het onderzoek voor klager zouden kunnen zijn. Als dat al onvoldoende is gebeurd kan klager haar dat niet verwijten. Dit heeft klager ook erkend tijdens het mondelinge vooronderzoek. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.   

Klachtonderdeel 2: getreden buiten het deskundigheidsgebied

4.2. Verweerster heeft de onderzoeksvragen beantwoord in een psychiatrisch expertiserapportage. Dat is een medisch-specialistisch deskundigenrapport. Op het uitbrengen van zo’n rapport is de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in Bestuurs- en Civielrechtelijk Verband (hierna: Richtlijn) van toepassing. In de Richtlijn is neergelegd aan welke voorwaarden het rapport moet voldoen. In de toelichting op de Richtlijn is dit omschreven als: “wat binnen de beroepsgroep als “state of the art” geldt”. In de Richtlijn is onder het kopje “Eisen waaraan een medisch-specialistische rapportage moet voldoen” opgenomen dat in de Richtlijn expliciet rekening is gehouden met de door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg ontwikkelde criteria ter beoordeling van medische rapportages. Het college zal het rapport en dan ook toetsen aan die Richtlijn.

4.3. Een medisch-specialistisch rapport moet onder andere voldoen aan de eisen van deskundigheid (punt 2.1.1), de eis van toetsbaarheid (punt 2.1.3) en de eis van consistentie (punt 2.1.5). Uit de stukken die het college tot zijn beschikking heeft, waaronder de rapportage en hetgeen is besproken tijdens de zitting, blijkt dat verweerster bij het opstellen van het psychiatrisch rapport is gebleven binnen haar deskundigheidsgebied als psychiater. Het tweede klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 3: rapportage gebaseerd op onvolledige en onjuiste informatie

4.4.  De eis van toetsbaarheid en consistentie brengt volgens de richtlijn een zwaardere motiveringsplicht met zich mee als de onderzoeker (rapporteur) afwijkt van meningen, conclusies of (eerder gestelde) diagnoses (punten 2.2.6 en 2.2.7). Van de onderzoeker wordt verwacht dat hij/zij de stukken uit het beschikbare dossier meeweegt bij de beantwoording van de onderzoeksvragen. Indien de beantwoording afwijkt of niet past bij eerder gestelde diagnoses en/of onderzoeken dan moet de onderzoeker in het rapport beschrijven en beargumenteren waarom zijn/haar mening afwijkt.

Als die afwijking op basis van de stukken uit het dossier niet goed kan worden uitgelegd dan dient de onderzoeker contact op te nemen met de onderzoeker of behandelaar die een andere diagnose stelde. De uitkomst van dit overleg moet worden vermeld in het rapport. De onderzoeksvragen die verweerster moest beantwoorden betroffen niet alleen de huidige psychische- en lichamelijke gezondheid van klager en de mogelijke beperkingen ten aanzien van zijn functioneren, maar ook welke diagnoses en beperkingen uit het verleden (periode 2012-2016) bekend waren. Dit betekent dat verweerster op basis van de relevante informatie en objectiveerbare feiten uit de periode 2012-2016 zich een oordeel moest vormen over klagers lichamelijke en psychische gezondheid. Verweerster kon naar het oordeel van het college daar alleen een goed onderbouwd oordeel over geven door ook inhoudelijk op de hoogte te zijn van het onderzoek van het APA uit 2014. Hier was des temeer reden voor nu klagers behandelaar van 2012-2017 de diagnose matige depressie stelde, klager daarvoor behandelde en deze behandeling resultaat had. Verweerster onderbouwt in haar psychiatrisch expertiserapportage niet waarom zij de eerder gestelde diagnose uit het rapport (matige, ernstige depressie) en van de behandelaar verwerpt (niet overneemt). Dit terwijl zij in haar rapport bij de anamnese wel de symptomen van een depressie beschrijft. Zij duidt de symptomen echter als een reactie op een stressvolle werksituatie. Uit de stukken, en ook tijdens de zitting, wordt niet duidelijk waarop zij dit oordeel baseert. Ook had verweerster contact moeten opnemen met de behandelaar, nu zij terugkijkend tot een andere conclusie komt. Dit heeft ze niet gedaan. Hierdoor is zij niet goed onderbouwd afgeweken van de eerder gestelde diagnose en conclusies over het functioneren van klager. Met als gevolg dat het rapport niet voldoet aan de eisen van toetsbaarheid en consistentie van de Richtlijn. De gerapporteerde feiten, constateringen en overwegingen leiden niet logisch en inzichtelijk naar de conclusie van het rapport. De conclusies in het rapport zijn getrokken op onvolledige gegevens en onjuiste veronderstellingen. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 4: niet gewezen op blokkeringsrecht

4.5. Het klachtonderdeel over het blokkeringsrecht is ongegrond. Het blokkeringsrecht is hier niet van toepassing. Het besluit dat heeft geleid tot het rapport van verweerster slaat terug op een bestaande arbeidsverhouding. Het rapport heeft immers tot doel het vaststellen of de bestaande arbeidsverhouding beëindigd mag worden en dus of klager ontslagen mag worden. In dergelijke situaties bestaat er op basis van de huidige wet geen mogelijkheid voor klager om te besluiten het rapport niet te delen met derden, zoals de opdrachtgever. (art. 7:446, lid 4 BW en art. 7:464, lid 2, sub b BW).

Klachtonderdeel 5: niet respecteren correctierecht

4.6. Klager en verweerster verschillen van mening met elkaar over het feit of de correcties van klager op het conceptrapport zijn verwerkt in het definitieve rapport dat is verstuurd naar de opdrachtgever. Geen van beide partijen heeft het stuk met de opmerkingen van klager overgelegd. Het stuk waarnaar klager ter zitting heeft verwezen bevat deze opmerkingen niet. Hierbij is het het woord van klager tegen het woord van verweerster. Het college heeft feitelijk niet kunnen vaststellen dat de correcties van klager op de conceptrapportage niet zijn verwerkt in het definitieve rapport. De klacht is om die reden ongegrond.

Klachtonderdeel 6: schijn van partijdigheid

4.7. Ook het zesde klachtonderdeel is ongegrond omdat het feitelijke grondslag mist. Dit wil zeggen dat het college geen bewijzen of aanwijzingen heeft dat verweerster partijdig is en dus haar onderzoek niet onafhankelijk en onbevooroordeeld heeft kunnen uitvoeren.

4.8. Al met al leidt hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat verweerster voor wat betreft hetgeen onder 4.4 is weergegeven niet heeft gehandeld, zoals van een medisch specialistische rapporteur mag worden verwacht. Verweerster heeft aldus gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg aan klager had moeten geven. Hierbij past het opleggen een maatregel.

4.9. Het college overweegt met betrekking tot de op te leggen maatregel als volgt. Het rapport voldoet niet aan de Richtlijn. Verweerster is ook eerder op de wijze waarop zij haar werkzaamheden uitvoert aangesproken. Het college heeft twijfel over het antwoord op de vraag of verweerster haar werkwijze aanpast aan hetgeen in de Richtlijn is voorgeschreven. Tijdens de zitting kon verweerster onvoldoende reflecteren op haar eigen handelen. Het college is alles afwegende van oordeel dat in dit geval een berisping en publicatie van de maatregel passend is.

4.10. Het college acht het in het algemeen belang dat de beslissing zodra zij onherroepelijk is (er binnen de termijn geen hoger beroep is ingesteld of in hoger beroep is beslist) bekend wordt gemaakt zoals staat onder 5.

5. De beslissing

Het college:

  • verklaart klachtonderdeel 3 gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
  • legt op de maatregel van berisping;
  • bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschrift Medisch Contact ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

J. Brand, voorzitter,

J.M.C. van Dam, A.M. van Hemert en F.M.J. Bruggeman, leden-arts,

R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

   WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                           voorzitter