ECLI:NL:TGZCTG:2021:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.101

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:94
Datum uitspraak: 30-04-2021
Datum publicatie: 30-04-2021
Zaaknummer(s): c2020.101
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is sinds 2000 ambulant onder behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg. Klaagster is gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type. De arts was als arts assistent in opleiding tot specialist psychiatrie betrokken bij de behandeling van klaagster van 26 juni 2019 tot en met haar ontslag op 19 juli 2019. De klacht luidt dat de arts een volger is van de leugens over klaagster die zijn collega’s hem voorhouden.Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de zorg zoals deze in zijn totaliteit aan klaagster is aangeboden wel degelijk op enkele punten tekort is geschoten, maar dat van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde arts geen sprake is. Het beroep wordt daarom verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2020.101 van:

A., wonende te B.,

appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: dhr. C.,

tegen

D., arts, werkzaam te E.,

verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. P. de Zeeuw.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 17 juli 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 3 maart 2020, onder nummer 2019-160d, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Daarna heeft zij nog aanvullende brieven gestuurd. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2020.100 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 maart 2021, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door dhr. C., en de arts, bijgestaan door mr. drs. P. de Zeeuw. De zaak is over en weer toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

2.1       Klaagster en de heer C. zijn partners en woonden ten tijde van het indienen van de klacht samen.

2.2       Klaagster is sinds 1996 bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg en is sinds 2000 ambulant onder behandeling. Klaagster is gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type.

2.3       Beklaagde was als arts assistent in opleiding tot specialist psychiatrie betrokken bij de behandeling van klaagster van 26 juni 2019 tot en met haar ontslag op 19 juli 2019. Klaagster was die periode opgenomen in F., kliniek V in E.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – dat beklaagde een volger is van de leugens over klaagster die zijn collega’s hem voorhouden.

4. Het standpunt van beklaagde

B eklaagde zet vraagtekens bij de ontvankelijkheid van de klacht, omdat hij twijfelt of het klaagschrift namens klaagster is ingediend. Beklaagde bestrijdt de klacht inhoudelijk. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1       Omtrent de ontvankelijkheid van het klaagschrift wordt als volgt overwogen. Het klaagschrift is ingediend door klaagsters partner namens klaagster. De partner en klaagster hebben het klaagschrift ondertekend. Daarom wordt in beginsel ervan uitgegaan dat het klaagschrift ook de wil van klaagster vertegenwoordigt. Toch zijn daar in dit geval aarzelingen over, gelet op de inhoud van het klaagschrift en van het dossier.

De definitieve beslissing over de ontvankelijkheid zal het College in het midden laten, waarbij het College veronderstellenderwijs aanneemt dat het klaagschrift ontvankelijk is.

Het klaagschrift wordt ongegrond geacht. Dit zal hierna worden toegelicht.

5.2        Klaagster heeft de klacht niet concreet toegelicht. Het College ziet in het medisch dossier geen enkele aanwijzing dat beklaagde bij de behandeling van klaagster niet mocht (en moest) uitgaan van de juistheid van de informatie van andere behandelaren van klaagster.

5.3     Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

          Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1       In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de arts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2021 is dat debat voortgezet.

4.2       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep strekt ertoe – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – dat de klacht alsnog gegrond wordt verklaard.

4.3       De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair is de arts van mening dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de klacht. Subsidiair stelt hij dat het beroep moet worden verworpen.

Beoordeling

4.4       D e behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege voegt hieraan toe  dat de zorg zoals deze in zijn totaliteit aan klaagster is aangeboden wel degelijk op enkele punten tekort is geschoten, maar dat van persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde arts geen sprake is. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

4.5       Om redenen ontleend aan het algemeen belang zal het Centraal Tuchtcollege bepalen dat onderhavige beslissing op na te noemen wijze wordt bekend gemaakt.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter, Y. Buruma en

E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden juristen, A.C.L. Allertz en E.J. Stevelmans, leden beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 30 april 2021.

Voorzitter w.g.           Secretaris  w.g.