ECLI:NL:TGZCTG:2021:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.116
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:59 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-03-2021 |
Datum publicatie: | 19-03-2021 |
Zaaknummer(s): | c2020.116 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster dat verweerster geen zorg verleent en haar niet doorverwijst naar een specialist voor een second opinion kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege staakt de behandeling van het door klaagster ingestelde beroep vanwege het feit dat klaagster inmiddels is overleden en het college geen redenen aan het algemeen belang ontleend aanwezig acht die vergen dat de behandeling van het beroep moet worden voortgezet. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.116 van:
A., bij leven wonende in B., overleden op 4 februari 2021,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam in B., verweerster in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klaagster – heeft op 5 augustus 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege in Eindhoven tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van
16 maart 2020, onder nummer 19154, heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft op tijd beroep tegen die beslissing ingesteld. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft van de huisarts nog nadere correspondentie ontvangen.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 februari 2021. De huisarts is verschenen. Blijkens een bericht van de Gemeentelijke Basisadministratie Personen van de gemeente B. is klaagster gedurende de procedure in beroep, te weten op 4 februari 2021, in D. overleden.
De huisarts heeft haar standpunt bij de mondelinge behandeling verder toegelicht aan de hand van schriftelijke aantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klaagster is sinds 17 mei 2018 patiënte van verweerster. Zij meldde zich bij verweerster omdat haar vorige huisarts naar haar mening geen aandacht aan haar buikklachten besteedde. In augustus 2018 is klaagster in verband met haar buikklachten geopereerd.
Klaagster heeft nog steeds buikpijnklachten. Zij heeft voor deze klachten al een aantal specialisten in diverse ziekenhuizen geconsulteerd. Al in augustus 2018 gaf de crisisdienst van een GGZ-instelling aan dat er geen therapeutische mogelijkheden voor klaagster zijn en dat zij therapieresistent is. Niemand heeft een oplossing voor de pijnklachten. Verwijzingen lukken niet omdat specialisten niet meer meewerken.
Tijdens consulten met klaagster heeft verweerster steeds weer geprobeerd dit aan klaagster duidelijk te maken.
Op advies van de GGZ-instelling is met klaagster afgesproken dat zij dagelijks naar de praktijk van verweerster mag bellen en een keer per week op het spreekuur mag komen. Van deze mogelijkheden maakt klaagster gebruik.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
De klacht houdt in dat verweerster aan klaagster geen zorg verleent in verband met haar pijn en dat zij klaagster niet verwijst naar een specialist voor een second opinion.
Klaagster vraagt al maanden om een verwijsbrief ter oplossing van haar buikpijn, maar verweerster weigert haar te helpen, terwijl klaagster niets meer kan vanwege de pijn.
Verweerster zegt wel dat ze niets meer voor klaagster kan doen, omdat alles al is gedaan, maar klaagster vraagt zich af, waar die pijn dan vandaan komt.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster is van mening dat zij al het mogelijke voor klaagster gedaan heeft en nog steeds doet. Zij heeft geen oplossing voor de klachten van klaagster. Verwijzen voor een second opinion lukt niet omdat meerdere specialisten in meerdere ziekenhuizen en instellingen al tot die conclusie zijn gekomen en men niet meer bereid is om mee te werken.
5. De overwegingen van het college
De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Voor het college is, onderbouwd door een zeer uitvoerig medisch dossier, komen vast te staan dat er zowel door verweerster als door een aantal specialisten in meerdere ziekenhuizen en instellingen zeer veel aandacht en zorg is besteed aan de steeds door klaagster benoemde buikpijnklachten, zonder dat dit tot een oplossing heeft geleid.
Tegen deze achtergrond moet het college oordelen dat op het gebied van het vragen om een verwijzing voor een second opinion al zoveel is gedaan dat moet worden aangenomen dat verdere verwijzingen niet zinvol zijn, nog daargelaten het probleem dat het niet mogelijk lijkt een specialist te vinden die, bekend met de achtergronden, bereid is om medewerking te verlenen.
Verweerster kan daarom niet worden verweten dat zij thans niet meer bereid is klaagster te verwijzen voor een second opinion.
Ook voor het overige kan niet worden geoordeeld dat verweerster is tekortgeschoten in haar zorg voor klaagster. De zorgzaamheid van verweerster komt in het bijzonder tot uiting in de met klaagster gemaakte en door klaagster ook benutte afspraak dat zij dagelijks de praktijk van verweerster kan bellen en eens per week op het spreekuur mag komen.
Het valt ten slotte zeer te betreuren dat er geen oplossing voor klaagster is gevonden, maar aan verweerster kan dit niet tuchtrechtelijk worden verweten.
Op grond van het voorgaande zal de klacht kennelijk ongegrond worden verklaard.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven. Het Centraal Tuchtcollege voegt daaraan toe dat klaagster op 4 februari is overleden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In het beroepschrift heeft klaagster haar klacht herhaald. De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en het Centraal Tuchtcollege verzocht het beroep te verwerpen.
4.2 Artikel 65d lid 4 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bepaalt dat, indien de klager overlijdt, het tuchtcollege om redenen van algemeen belang kan beslissen dat de behandeling van de klacht wordt voortgezet. Artikel 73 lid 11 Wet BIG verklaart dit artikel van toepassing op de procedure in beroep.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege acht geen redenen, aan het algemeen belang ontleend, aanwezig die vergen dat de behandeling van het beroep van klaagster moet worden voortgezet en staakt daarom de behandeling. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege blijft hiermee in stand.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
staakt de behandeling van het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; Y.A.J.M. van Kuijck en T.W.H.E. Schmitz, leden juristen en M.K. Dees en R.F.M. Jansen, leden beroepsgenoten en M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.