ECLI:NL:TGZCTG:2021:57 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.151
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2021:57 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-03-2021 |
Datum publicatie: | 19-03-2021 |
Zaaknummer(s): | c2020.151 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Beklaagde is werkzaam in een huisartsenpraktijk met een aantal andere huisartsen. Klaagster verwijt de huisarts dat zij haar collega-huisartsen niet heeft aangesproken op onjuistheden in het medisch dossier van klager en heeft meegewerkt aan het neerzetten van een vals medisch dossier van klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.151 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 21 januari 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van
28 januari 2020, onder nummer G2019/04, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 februari 2021, waar is verschenen klager, in persoon, en de huisarts, in persoon en bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
Verweerster is werkzaam in een huisartsenpraktijk met vier huisartsen.
Op 18 november 2013 heeft zij klager gezien omdat hij last had van de lies. Verweerster constateerde geen afwijkingen in de lies, mogelijk wel een verdikking van de bijbal. Verweerster zag geen reden voor behandeling en heeft klager geadviseerd terug te komen bij verandering of verergering.
Collega-huisartsen hebben klager op 18 december 2013, 31 december 2013, 8 januari 2014 en 17 januari 2014 gezien in verband met zijn klachten. Op 17 januari 2014 is klager verwezen naar een uroloog.
Op 15 september 2016 heeft verweerster op verzoek van klager samen met een collega-huisarts met klager gesproken omdat hij ontevreden was.
In reactie op een door klager toegestuurde vragenlijst heeft verweerster klager op
14 oktober 2017 een brief gestuurd over het consult van 18 november 2013.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerster heeft haar collega-huisartsen niet aangesproken op onjuistheden in het medisch dossier van klager en heeft meegewerkt aan het neerzetten van een vals medisch dossier van klager.
4. Het verweer
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerster begrijpt het verwijt dat zij haar collega’s niet aanspreekt op onjuistheden niet. In de groepspraktijk bestaat een open cultuur waarin problemen en fouten besproken worden. Wanneer het nodig is om een collega aan te spreken, dan wordt dat gedaan.
Omdat bij klager geen sprake was van onjuistheden in het dossier heeft verweerster nooit aanleiding gezien om een collega aan te spreken.
Verweerster heeft geen aanleiding te veronderstellen dat in het dossier van klager is gerommeld. Er ontbreekt feitelijke grondslag voor dit verwijt.
5. Beoordeling van de klacht
Verweerster heeft klager één keer voor een consult gezien op haar spreekuur in verband met klachten over zijn lies. Zij heeft klager onderzocht en advies gegeven terug te komen wanneer de klachten zouden blijven of verergeren. Van dit consult is verslag gedaan in het medisch dossier van klager. Het college ziet niet wat verweerster ten aanzien van dit consult en de verslaglegging daarvan zou kunnen worden verweten.
Vervolgens is verweerster niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klager, maar heeft ze nog wel getracht de ontevredenheid van klager over zijn behandeling weg te nemen door met een collega het gesprek met klager aan te gaan en klager een brief te sturen. Het college acht dit zorgvuldig.
Klager heeft op geen enkele wijze zijn stelling dat er onjuistheden in zijn medisch dossier staan die klaagster had moeten (laten) corrigeren onderbouwd. De klacht mist daarmee feitelijke grondslag en zal kennelijk ongegrond worden verklaard.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege te laten beoordelen. Klager heeft als bewijs van zijn stelling dat zijn medisch dossier is vervalst een geluidsopname van het gesprek dat hij op 15 september 2016 met de huisarts en een collega van haar heeft gevoerd overgelegd, alsmede de door hem gemaakte transcriptie van die geluidsopname. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege de bestreden beslissing te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing te handhaven.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de door klager overgelegde transcriptie. Hieruit en uit de overige stukken kan niet worden afgeleid dat het medisch dossier van klager is vervalst of de door klager bedoelde onjuistheden bevat. Dit betekent ook dat de huisarts niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij aan het vervalsen van het medisch dossier heeft meegewerkt dan wel haar collega‑huisartsen niet heeft aangesproken op die onjuistheden in dat dossier. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
4.5 Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter, T. Dompeling en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen, W. de Ruijter en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden‑beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.