ECLI:NL:TGZCTG:2021:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2020.087

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:49
Datum uitspraak: 19-02-2021
Datum publicatie: 19-02-2021
Zaaknummer(s): c2020.087
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen een voorzittersbeslissing in de zaak tegen een psychiater. Klager verwijt verweerder dat hij klager op spirituele wijze ernstig bedreigt, hem en de rest van Nederland tot zijn geloof wil bekeren en klager ook op andere wijze op afstand probeert te beïnvloeden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het door klager ingestelde verzet ongegrond.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzet onder nummer C2020.087 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., beklaagde in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 1 april 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege in Eindhoven tegen C. – hierna de psychiater – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 februari 2020, onder nummer 1975, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft op tijd beroep tegen die beslissing ingesteld. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij beslissing van 4 november 2020 het beroep verworpen. Tegen deze beslissing heeft klager verzet aangetekend. De psychiater heeft, daartoe uitgenodigd door het Centraal Tuchtcollege, in reactie op het verzetschrift van klager een verweerschrift ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft van klager nog nadere correspondentie ontvangen.

Het verzet is behandeld op de openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 januari 2021. Partijen zijn met kennisgeving niet op de terechtzitting verschenen.

2.         Voorzittersbeslissing in beroep

“2.       Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.            

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is in maart 2019 thuis gevallen en daarna opgenomen geweest in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager is sinds 2001 door verweerder behandeld in verband met een psychose. Klager verwijt verweerder dat hij sinds de laatste maanden van 2018:

1. klager op spirituele wijze ernstig heeft bedreigd. Hij volgt klager met zijn ogen en daarvan wordt klager duizelig;

2. klager en de rest van Nederland tot zijn geloof wil bekeren;

3. klager probeert te beïnvloeden door hem op afstand met zijn vele (2000) ogen te volgen en ideeën in zijn hoofd te stoppen, en ernstige gezondheidsproblemen heeft veroorzaakt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder vindt het erg voor klager dat hij gezondheidsklachten heeft. In de afgelopen twaalf jaar heeft verweerder klager echter niet behandeld en ook niet op andere wijze contact met klager gehad.

Verweerder is pas op (CTG leest: in) 2004 gaan werken in de door klager genoemde instelling voor geestelijke gezondheidszorg, dus kan hij hem ook niet in 2001 aldaar hebben behandeld. Verweerder herkent zich absoluut niet in de klachten. Verweerder is een in Nederland opgeleide psychiater die patiënten behandelt volgens de westerse wetenschap, binnen de in de instelling geldende afspraken en volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Verweerder maakt geen gebruik van alternatieve therapieën.

5. De overwegingen van het college

Het College betreurt het dat klager zoveel gezondheidsklachten ervaart. Uit niets is echter gebleken dat verweerder hier invloed op heeft gehad.

Klager heeft zijn klachten niet met bewijzen onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Daarom wijst het college de klacht in al zijn onderdelen af als kennelijk ongegrond. ”

3.                  Beoordeling van het beroep

3.1       Klager wil met zijn beroep de zaak in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege (impliciet) de klacht alsnog gegrond te verklaren.

3.2       De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft het Centraal Tuchtcollege (impliciet) verzocht om het beroep van klager te verwerpen.

3.3       De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.

3.4       De behandeling van de zaak in beroep heeft de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Dat college is terecht tot het oordeel gekomen dat uit niets is gebleken dat de psychiater invloed heeft gehad op de gezondheidsklachten die klager ervaart, en dat klager zijn klacht niet met bewijzen heeft onderbouwd of aannemelijk heeft gemaakt.

3.5       In aanvulling daarop overweegt de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege dat de psychiater gemotiveerd heeft betwist dat hij op welke manier dan ook invloed heeft uitgeoefend op de gezondheid van klager. Klager heeft ook in beroep zijn stellingen dat de psychiater hem bedreigt, klager en de rest van Nederland tot zijn geloof wil bekeren, klager probeert te beïnvloeden en ernstige gezondheidsproblemen heeft veroorzaakt, onvoldoende onderbouwd. Het handgeschreven overzicht van klager met daarop een opsomming van wat de psychiater volgens hem heeft gedaan, is op zichzelf onvoldoende.

3.6       Nu het beroep van klager niet zal leiden tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zal de voorzitter ingevolge het bepaalde in artikel 73a Wet BIG het beroep van klager afwijzen.”

3.         Beoordeling van het verzet

3.1              In de procedure in verzet heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

De psychiater heeft zijn verweer herhaald en toegelicht.

3.2       Klager heeft als bijlage bij zijn verzetschrift een uitnodiging voor een afspraak bij de psychiater op 19 april 2010 gevoegd als bewijs dat klager op dat moment nog bij de psychiater onder behandeling was. Wat hier verder ook van zij, deze uitnodiging levert geen enkel bewijs op voor de stellingen van klager dat de psychiater hem bedreigt, dat hij klager en de rest van Nederland tot zijn geloof wil bekeren en dat hij klager probeert te beïnvloeden en ernstige gezondheidsproblemen bij klager heeft veroorzaakt.

3.3       De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft in deze zaak geoordeeld dat het beroep van klager niet heeft geleid tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege en het beroep vervolgens verworpen.

3.4       Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat ook de behandeling van de zaak in verzet geen ander licht op de zaak heeft geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart het verzet ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; S.M. Evers en J. Legemaate, leden-juristen en M.C. ten Doesschate en I.A. de Boer, leden-beroepsgenoten en

M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris.

       Uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2021.

                        Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.